Naar boven ↑

Rechtspraak

Behandeld in Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 4/2024

De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder - als bestuurder van een vennootschap - met betrekking tot een beleggingsproduct. Klagers stellen dat verweerder door de bemoeienis die verweerder met dat beleggingsproduct heeft gehad en de wijze waarop verweerder zich met betrekking tot dat beleggingsproduct aan klagers heeft gepresenteerd, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad is van de oordeel dat de aard en de kenmerken van dit beleggingsproduct - ook na de uitleg hierover door verweerder - tot zeker hoogte ondoorzichtig blijven, en dat er mede door de hoge voorgestelde rendementen kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid ervan. Dat gegeven is echter onvoldoende om vast te stellen dat verweerder zich - in zijn coördinerende en/of adviserende rol - schuldig zou hebben gemaakt aan oplichting, fraude of valsheid in geschrifte. De in deze klachtprocedure voorhanden zijnde informatie over het beleggingsproduct en over de handelingen die verweerder daarbij heeft verricht, is onvoldoende om die verstrekkende conclusie te trekken. Dat betekent dat ook niet vast is komen te staan dat door dit handelen van verweerder het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Deze klachtonderdelen worden daarom ongegrond verklaard.