Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-03-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2025:47
Zaaknummer
24-755/A/A
Zaaknummer
24-903/A/A
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing; ongegronde klachten over de advocaat van de wederpartij van klager in een familierechtzaak. De uitlatingen van verweerster in haar correspondentie aan de advocaat van klager over een geweldsincident tussen klager en zijn ex-vrouw dienden een redelijk doel. Verweerster heeft in het belang van haar cliënte gehandeld en daarbij de belangen van klager niet onevenredig geschaad. Ook stond het verweerster als partijdig belangenbehartiger vrij om de advocaat van klager aan te schrijven en klager (via zijn advocaat) te verzoeken aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Het feit dat later bleek dat klager (pas) vier maanden en niet al elf maanden niet meer aan zijn betalingsverplichting voldeed, acht de raad anders dan klager niet relevant. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster onjuiste stellingen heeft ingenomen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 10 maart 2025 in de zaken 24-755/A/A en 24-903/A/A
naar aanleiding van de klachten van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 12 juli 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. Op 22 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2357821/JS/YH van de deken ontvangen. Deze klacht is bij de raad geregistreerd onder het zaaknummer 24-755/A/A. 1.2 Op 12 november 2024 heeft klager opnieuw bij de deken een klacht over verweerster ingediend. Op 5 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2388328/JS/YH van de deken ontvangen. Deze klacht is bij de raad geregistreerd onder zaaknummer het 24-903/A/A. 1.3 De klachten zijn gezamenlijk behandeld op de zitting van de raad van 24 januari 2025. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde klachtdossiers en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen 1 tot en met 4 (in de klachtzaak 24-755/A/A) en 1 tot en met 5 (in de klachtzaak 24-903/A/A). Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen die klager op 7 november 2024 in de klachtzaak 24-755/A/A heeft toegezonden.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klachten gaat de raad, gelet op de klachtdossiers en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Het gaat om klachten over de (voormalige) advocaat van de wederpartij. De zaak die aan deze klachten ten grondslag ligt is van familierechtelijke aard. 2.3 Klager en zijn ex-partner hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn twee nog minderjarige kinderen (een zoon en een dochter) geboren. Partijen zijn in geschil over de opstelling van een omgangsregeling en over de financiële bijdrage van de man in de kosten van de verzorging van de kinderen. Verweerster is een aantal maanden de advocaat van de ex-partner van klager geweest. Zij heeft medio februari 2023 de behandeling van de zaak van een kantoorgenoot overgenomen en de behandeling op 5 juli 2023 op verzoek van de ex-partner overgedragen aan een andere advocaat. Klager wordt bijgestaan door zijn advocaat (mr. A). In de zaak 24-755/A/A 2.4 Op 22 en 23 juni 2023 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen verweerster en mr A. Verweerster meldt in deze correspondentie dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan een geweldsincident. Verweerster schrijft in haar e-mail van 22 juni 2023 aan mr. A, voor zover relevant: “Er heeft zich toen bij de te late overdracht van de kinderen aan uw cliënt ook nog een geweldsincident plaatsgevonden waarbij uw cliënt onder andere de zoon van partijen van de achterbank van de auto van cliënte heeft weggenomen, terwijl zij dat uitdrukkelijk niet toestond en er ook geen afspraak over was gemaakt. (…) Cliënte is ondanks de zeer slecht verlopen extra omgang vorige week en de niet goed verlopen vorige mediation bereid toch a.s. zaterdag uw cliënt de afgesproken omgang met de kinderen te gunnen (uitdrukkelijk; bij de oma van uw client thuis, in het bijzijn van zijn moeder of oma) en ook het videobellen via Zoom (…).” 2.5 Mr. A reageert namens klager bij e-mail van 23 juni 2023 als volgt, voor zover relevant: “Van een geweldincident is geen sprake geweest. Cliënt betreurt het halen en trekken in deze zaak.” 2.6 Hierop antwoordt verweerster bij e-mail van eveneens 23 juni 2023 als volgt, voor zover relevant: “U stelt dat uw cliënt het incident van vorige week betreurt en dat het geen geweldsincident was. Cliënte is echter gewond geraakt in haar gezicht én haar moeder is door uw cliënt weggeduwd bij het zoontje van partijen vandaan. Dit betreft dus wel geweld. Cliënte is hierover ook naar de politie geweest, zij heeft echter nog geen aangifte laten opmaken omdat zij nog altijd hoopt op overeenstemming tussen partijen over de zorg voor de kinderen in goed overleg. U schrijft dat uw cliënt het incident betreurt, helaas biedt hij geen excuses aan. Voor cliënte was met die gebeurtenis, maar ook wat daar aan vooraf ging, namelijk de slechte zorg voor de zieke baby, het te laat de kinderen terugbrengen, en daarna zijn reactie én het mislukken van de mediation de maat wel vol. Het incident gebeurde bovendien in het bijzijn van de kinderen. Om die redenen wenst cliënte alleen de wekelijkse omgang bij de oma van uw cliënt te laten plaatsvinden en een wekelijks videobelmoment. Op die manier is de omgang op een voor de kinderen veilige manier.” In de zaak 24-903/A/A 2.7 Eerder heeft op 4 en 13 april 2023 ook een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen verweerster en mr. A over klagers bijdrage in de kosten van de verzorging van de kinderen en over de vakantieplanning. 2.8 Bij e-mail van 4 april 2023 schrijft verweerster, voor zover relevant: “Nu partijen ervoor gekozen hebben eerst de mediation in te gaan, is er nog wel een financieel probleem voor cliënte. Uw cliënt draagt niet financieel bij aan de kosten voor de verzorging van de kinderen. Het zou fijn zijn als dit ook onderwerp van gesprek bij de mediator zou zijn. Omdat cliënte nu al behoefte aan financiële ondersteuning heeft, en uw client naar zij weet een goed inkomen heeft, zou zij willen voorstellen dat uw client met ingang van de datum dat u een verzoekschrift indiende (dus 15 februari 2023) start met het betalen van een maandelijkse bijdrage van € 1000,- per maand voor de beide kinderen. (…) Verder is al verzocht of uw cliënt zijn handtekening wil zetten onder het formulier voor toestemming om te reizen maar dat heeft zij nog niet ontvangen met een kopie van het paspoort. Zodra vernomen wordt dat hij dat wil ondertekenen voor een vakantie van twee weken met vertrek op 28 april tot 15 mei met als bestemming Dubai, zal een daartoe ingevuld formulier direct aan hem gestuurd worden en kan hij het ondertekenen en terugsturen. Graag verneem ik uiterlijk op 11 april voor 12 uur van u of uw cliënt instemt met het betalen van kinderalimentatie m.i.v. 15 februari 2023 van € 1000,- per maand (terwijl een eerste maandelijkse termijn ook op die datum in elk geval betaald wordt) en ontvang ik zijn instemming om het toestemmingsformulier te zullen ondertekenen van u. Wanneer een en ander alsdan niet ontvangen wordt, zal er, ondanks de wens van partijen om te trachten er samen uit te komen bij de mediator, door mij een procedure gestart worden. In dat geval verneem ik graag uw verhinderdata voor 11 april 12 uur.” 2.9 Bij e-mail van 13 april 2023 schrijft verweerster mr. A, voor zover relevant: “Helaas heb ik op onderstaand bericht helemaal geen reactie van u ontvangen. Omdat de voorgenomen vakantie nadert, zit er niets anders op dan dat ik met spoed een procedure voor vervangende toestemming start. Van u heb ik ook geen verhinderdata ontvangen. Ik ontvang die graag voor morgenochtend 10.00 uur. Heb ik die dan niet dan zal ik het verzoek zonder uw verhinderdata indienen. Overigens zal cliënte a.s. weekend bij het overdrachtsmoment van de kinderen het door uw cliënt te ondertekenen formulier voor de toestemming om te reizen ook meenemen. Hij kan het alsdan direct ondertekenen en aan cliënte een foto van zijn id sturen of een kopie daarvan meenemen en aan haar geven. Mocht dat gebeuren dan zal ik het verzoek voor de vervangende toestemming uiteraard weer intrekken.” 2.10 Bij e-mail van 14 april 2023, schrijft klager aan zijn eigen advocaat (mr. A), voor zover relevant: “Ik wil graag aangeven dat ik nog steeds geen toestemmingsformulier heb ontvangen voor de vakantie van mijn kinderen, en dat ik ook geen informatie heb gekregen over waar de moeder van mijn kinderen van plan is om met hen op vakantie te gaan. Dit maakt het voor mij onmogelijk om het toestemmingsformulier te ondertekenen.”
3 KLACHT 3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. In de zaak 24-755/A/A 3.2 De klachtonderdelen in deze zaak hebben betrekking op verweersters correspondentie van 22 juni 2023 en 23 juni 2023 en luiden als volgt: a) Verweersters standpunt over klager is grensoverschrijdend. Verweerster heeft haar bewering dat klager geweld heeft gebruikt tegen zijn ex-partner als feit gepresenteerd. Klager betwist letsel te hebben toegebracht aan het gezicht van zijn ex-partner. b) Verweerster heeft door haar beweringen als vaststaande feiten weer te geven de zorgvuldigheidsnormen geschonden. Ook heeft zij daarmee niet voldaan aan de professionele verplichtingen van een advocaat om accuraat en eerlijk te zijn in de communicatie. De beschuldigingen zijn in strijd met de integriteit en niet waarheidsgetrouwheid. c) Verweerster heeft met haar e-mails van 22 juni 2023 en 23 juni 2023 de basis gelegd voor verdere escalatie van het conflict. In de zaak 24-903/A/A 3.3 De klacht in deze zaak heeft betrekking op verweersters correspondentie van 4 april 2023 en 13 april 2023. Klager verwijt verweerster dat zij hem onterecht heeft beschuldigd van het niet nakomen van zijn financiële verplichtingen richting zijn kinderen en van een gebrek aan medewerking bij vakantieverzoeken. Deze ongefundeerde aantijgingen - geuit zonder feitelijke grondslag - ondermijnden zijn positie als ouder en veroorzaakten onnodige escalatie in de zaak, en druisen in tegen de gedragsregels voor advocaten.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen beide klachten verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING Ontvankelijkheid 24-903/A/A 5.1 Verweerster heeft in de zaak 24-903/A/A de ontvankelijkheid van de klacht aan de orde gesteld. Verweerster wijst op het beginsel van concentratie van klachten, op grond waarvan klager geacht wordt zijn klachten over hetzelfde feitencomplex in één keer kenbaar te maken. 5.2 Hoewel dit beginsel ook door de raad wordt onderschreven, is de situatie in onderhavig geval anders. De raad heeft na bestudering van het dossier en het verhandelde op zitting het volgende vastgesteld. De griffie van de raad heeft de e-mail van klager van 7 november 2024, waarmee hij in de procedure met zaaknummer 24-755/A/A aanvullende stukken wilde indienen, aangemerkt als een nieuwe klacht en klager op 12 november 2024 bericht dat hij zijn nieuwe klacht bij de deken moest indienen, hetgeen klager heeft gedaan. Na onderzoek van de deken heeft de deken deze tweede klacht ter behandeling aan de raad gestuurd, waar de klacht is geregistreerd onder het zaaknummer 24-903/A/A. De raad is evenwel van oordeel dat de e-mail van 7 november 2024 geen nieuwe klacht betreft, omdat het inhoudelijk over hetzelfde familierechtelijk geschil tussen klager en zijn ex-partner gaat in de korte periode dat verweerster de ex-partner als advocaat bijstond. De e-mail met bijlagen had als nagezonden stuk moeten worden toegevoegd aan het procesdossier met zaaknummer 24-755/A/A, hetgeen alsnog is gebeurd. De raad komt gelet op deze omstandigheden tot de slotsom dat aan klager niet tegengeworpen kan worden dat hij zijn verwijten over verweerster in één klacht kenbaar had moeten maken zodat ook de klacht met zaaknummer 24-903/A/A inhoudelijk beoordeeld zal worden. Maatstaf 5.3 Inhoudelijk gaan de klachten over de bijstand van verweerster als advocaat aan de ex-partner van klager. Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Advocaten hoeven in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. 5.4 In familierechtelijke kwesties moet een advocaat er bovendien voor waken, en zeker als er belangen van kinderen in het spel zijn, dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. In de zaak 24-755/A/A Klachtonderdelen a), b) en c) 5.5 De klachtonderdelen lenen zich gelet op hun onderlinge samenhang voor een gezamenlijke behandeling. Klager is van mening dat de wijze waarop verweerster haar standpunt heeft ingenomen in de e-mailcorrespondentie van 22 en 23 juni 2023, weergeven in rov. 2.4 tot en met 2.6, grensoverschrijdend is. Verweerster beweert hierin dat klager geweld heeft gebruikt tegen zijn ex-partner en daarbij letsel heeft toegebracht aan haar gezicht en presenteert deze bewering als een feit, terwijl het niet waar is. Verweerster heeft met haar onterechte beweringen het geschil verder laten escaleren en klagers rechten als vader en zijn reputatie ernstig geschaad. 5.6 Deze klachtonderdelen slagen niet. Hiervoor acht de raad relevant dat de e-mailcorrespondentie waar klager op doelt e-mailverkeer betreft dat is gewisseld tussen verweerster en de advocaat van klager. Daarbij hebben de advocaten over en weer op beschaafde wijze en in zakelijke bewoordingen de standpunten van hun cliënten uitgewisseld. Verweerster heeft toegelicht dat zij met het benoemen van het geweldsincident slechts melding heeft gemaakt van hetgeen haar cliënte haar had meegedeeld. Verweerster mocht uitgaan van de juistheid van deze informatie en daarbij komt in dit geval dat haar cliënte ook foto’s had gemaild en had gemeld dat zij hiervoor naar de politie was geweest. Verweerster benoemde het letsel en de melding die haar cliënte bij de politie had gedaan bovendien pas in haar tweede e-mail van 23 juni 2023, nadat het incident namens klager door zijn advocaat werd ontkend, maar wel werd erkend dat klager het halen en trekken in deze zaak zei te betreuren. In die opmerking heeft verweerster bevestiging van het geweldgebruik gelezen. Deze omstandigheid gecombineerd met de informatie van haar cliënte voorzien van foto’s, leiden de raad tot de conclusie dat verweerster haar e-mails zorgvuldig heeft geformuleerd en hierin - anders dan klager stelt - geen ongegronde en valse beschuldigingen heeft geuit. Verweerster heeft verder toereikend toegelicht dat het benoemen van het incident een duidelijk doel had, omdat zij in het belang van de kinderen wilde dat de omgangsregeling op een veiligere manier doorgang zou vinden. Daarmee heeft klaagster gehandeld in het belang van haar cliënte en van de kinderen, zonder de belangen van klager onevenredig te schaden. Dat verweerster met haar e-mails de basis heeft gelegd voor verdere escalatie van het conflict is gelet op het voorgaande evenmin komen vast te staan. De raad acht de klachtonderdelen a), b) en c) ongegrond. In de zaak 24-903/A/A 5.7 Deze klacht heeft betrekking op verweersters correspondentie van 4 april 2023 en 13 april 2023 en behelst allereerst het verwijt dat verweerster klager in haar e-mail van 4 april 2023 onterecht heeft beschuldigd van het niet nakomen van zijn financiële verplichtingen richting zijn kinderen. Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht een overzicht overgelegd met de betalingen die hij aan zijn ex-partner had gedaan. Hij heeft over het jaar 2022 in totaal een bedrag van € 4.918,- ten behoeve van de verzorging van de kinderen aan zijn ex-partner overgemaakt. Bovendien zijn de bijdragen vrijwillig - zonder juridische alimentatieverplichting - voldaan. 5.8 Verweerster heeft in eerste instantie aangevoerd dat uit het overzicht van klager volgt dat klager op het moment dat zij haar e-mail stuurde voor het laatst op 3 juni 2022 een financiële bijdrage aan zijn ex-partner had overgemaakt. Op het moment van het sturen van haar e-mail, betaalde klager dus volgens zijn eigen overmakingsbewijzen al elf maanden niets meer. Verweerster heeft dit standpunt ter zitting genuanceerd. Uit nadere bestudering van het overzicht bleek haar dat de betalingen niet in chronologische volgorde op het overzicht stonden en dat klager voor het laatst op 24 december 2022 een betaling had gedaan aan zijn ex-partner. Op het moment van verzending van haar e-mail op 4 april 2023 had klager derhalve ongeveer vier maanden niet meer betaald. Voor dit misverstand heeft verweerster haar verontschuldigingen aangeboden. Verweerster heeft verder aangevoerd dat het inderdaad gaat om een morele verplichting van klager bij te dragen in de verzorging van de kinderen en dat er inderdaad geen sprake is van een alimentatieverplichting die door de rechter is vastgesteld. 5.9 De raad overweegt dat het verweerster als partijdig belangenbehartiger vrijstond de advocaat van klager namens haar cliënte te schrijven dat klager financieel niet bijdroeg aan de kosten van de verzorging van de kinderen en hem (via zijn advocaat) te verzoeken om aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarmee heeft verweerster anders dan klager stelt geen ongefundeerde aantijgingen geuit of anderszins onbetamelijk gehandeld. Klager kwam op dat moment immers zijn financiële verplichtingen richting de ex-partner niet na. Het feit dat later bleek dat klager (pas) vier maanden en niet al elf maanden niet meer aan zijn betalingsverplichting voldeed is verder niet relevant. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake. 5.10 Het tweede verwijt luidt dat verweerster klager in haar e-mailcorrespondentie van 4 en 13 april 2023 er ten onrechte van heeft beschuldigd dat hij onvoldoende medewerking verleende aan het vakantieverzoek van de ex-partner. Klager had namelijk nooit een compleet en correct verzoek ontvangen met noodzakelijke details zoals bestemming, verblijfplaats en noodcontactinformatie. Hierdoor kon klager het vereiste toestemmingsformulier niet ondertekenen. Verweerster heeft dit ten onrechte uitgelegd als gebrek aan medewerking. 5.11 Ook dit verwijt slaagt niet. Van onterechte beschuldigingen over het niet meewerken aan het vakantieverzoek is de raad niet gebleken. Verweerster heeft onderbouwd aangevoerd dat zij klager in haar e-mail van 4 april 2023 via zijn advocaat eerst enkel nog maar had gevraagd te melden of klager überhaupt bereid was het formulier te ondertekenen, aangezien klager dat nog niet had laten weten. Zodra zij zou vernemen dat klager bereid was dat formulier te ondertekenen, zou een daartoe ingevuld formulier direct aan klager gestuurd worden, zodat hij dat kon ondertekenen (rov. 2.8). Omdat de vakantieperiode naderde en er nog geen reactie was gekomen, zag verweerster zich op 13 april 2023 genoodzaakt namens haar cliënte een procedure voor vervangende toestemming aan te kondigen, maar tegelijkertijd heeft zij getracht die te voorkomen door in haar e-mail te melden dat haar cliënte het toestemmingsformulier naar het overdrachtsmoment van de kinderen zou meenemen zodat het alsdan door klager ondertekend kon worden (rov. 2.9). Uiteindelijk heeft er geen procedure plaatsgevonden over de toestemming om te reizen omdat haar cliënte van de reis af zag. 5.12 Anders dan klager, ziet de raad in deze gang van zaken geen grond voor het verwijt dat verweerster een onjuiste stellingname heeft ingenomen ten aanzien van het vakantieverzoek of onterechte beschuldigingen over klager heeft geuit. Klager had immers niet gereageerd op de vraag of hij bereid was het toestemmingsformulier te ondertekenen als zij dat ingevuld zou toezenden. Het stond verweerster vrij om klager hier namens haar cliënte op aan te spreken. Daarmee heeft verweerster de belangen van klager niet onevenredig geschaad of anderszins onbetamelijk gehandeld. 5.13 De raad komt gelet op het voorgaande tot de slotsom dat verweerster in haar bijstand aan de ex-partner steeds binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij geniet. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. De klacht is daarmee ongegrond.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht met kenmerk 24-755/A/A ongegrond; - verklaart de klacht met kenmerk 24-903/A/A ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. C.C. Horrevorts en D. Horeman, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 10 maart 2025