Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-02-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:32

Zaaknummer

24-899/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingskwestie kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 februari 2025 in de zaak 24-899/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

 

klager 

over

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 4 december 2024 met kenmerk Z 2344196/FB/SD. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager, zelf advocaat, is verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure. 

1.2    Nadat klager en de vrouw aanvankelijk hebben geprobeerd om gezamenlijk tot overeenstemming te komen, heeft de vrouw in oktober 2023 de bijstand van verweerder ingeschakeld. 

1.3    Op 25 oktober 2023 heeft verweerder klager aangeschreven en onder meer verzocht om mee te werken aan mediation. 

1.4    Verweerder heeft klager op 1 december 2023 opnieuw aangeschreven en, zakelijk weergegeven, opgeroepen om met de vrouw te komen tot afspraken over de gevolgen van de echtscheiding. 

1.5    Van 4 tot en met 15 december 2023 hebben klager en de vrouw via WhatsApp gecommuniceerd over onder meer het aanwijzen van een mediator. 

1.6    Klager heeft per e-mail van 15 december 2023 aan verweerder laten weten bereid te zijn naar een mediator te gaan. In het bericht heeft klager verweerder ook gevraagd ervoor te zorgen dat de vrouw haar pensioengegevens overlegt. 

1.7    Nadat zich voor klager een advocaat had gesteld, heeft verweerder deze advocaat op 23 januari 2024 gesproken en dezelfde dag stukken toegezonden en om een inhoudelijke reactie op zijn eerdere berichten aan klager verzocht. 

1.8    Op of omstreeks 15 februari 2024 heeft verweerder namens de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend en de advocaat van klager daarvan op de hoogte gesteld. 

1.9    Bij F4-formulier van 7 mei 2024 heeft de advocaat van klager de rechtbank om een uitstel voor verweer verzocht wegens klemmende redenen, namelijk corona-restklachten van klager. Verweerder heeft op 8 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen het gevraagde uitstel. 

1.10    Op 13 mei 2024 heeft de advocaat van klager de rechtbank nogmaals om uitstel verzocht. In een e-mail van 14 mei 2024 heeft verweerder de rechtbank laten weten dat de vrouw bezwaar heeft tegen het uitstelverzoek. Verweerder heeft de rechtbank ook laten weten dat de vrouw het nevenverzoek ten aanzien van de verrekening van de huwelijkse voorwaarden wenst in te trekken. 

1.11    De rechtbank heeft het namens klager gevraagde uitstel niet verleend.

1.12    Bij e-mail van 17 mei 2024 aan klager en zijn advocaat heeft verweerder het volgende geschreven: “Naar aanleiding van het bericht van mr. S(…) d.d. 13 mei 2024 dat hij voornemens is zich te onttrekken als advocaat van [klager], richt ik mij in deze e-mail zekerheidshalve tot u beiden en vraag ik uw aandacht voor het volgende.  Allereerst heeft cliënte mij aangegeven dat u (…) op o.a. Facebook in een publieke omgeving uitlatingen over cliënte heeft gedaan. Zo schreef u op 14 mei jl.:  "In the meanwhile you are ruiining everybodys life including yourself. Stop it! [voornaam klager]"  Deze uitlatingen beschouwt cliënte als laster, aangezien zij haar reputatie schaden en gebaseerd zijn op onwaarheden. Ik verzoek u dringend om u in het vervolg te onthouden van dergelijke uitlatingen en schriftelijk uw excuses aan te bieden voor de schade die u cliënte heeft berokkend. Ik geef u de gelegenheid om dit binnen 4 dagen na dagtekening van deze e-mail te doen. Mocht u niet aan dit verzoek voldoen, dan ziet cliënte zich genoodzaakt om nadere juridische) stappen te ondernemen. Ik ga er echter vanuit dat u het zover niet zal laten komen en dat u zich zal onthouden van dergelijke acties in de toekomst.  Voorts vraag ik uw aandacht voor het volgende. Op 17 mei 2024 schreef u mij een bericht op het platform waar tenniswedstrijden van de zogeheten Ladder competitie van tennisvereniging (…) worden georganiseerd. In dit bericht schreef u:  Geachte [verweerder], wat u heeft gedaan. Ik begreep het pas afgelopen week. Acht ik niet goed. Dit heeft consequenties. [naam en e-mailadres klager]. Ondergetekende acht het contact zoeken door u via dit platform niet correct en meen ik dat u zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Ik verzoek u dringend om u in het vervolg te onthouden van dergelijke uitlatingen en schriftelijk uw excuses aan te bieden. Ik geef u de gelegenheid om dit binnen 4 dagen na dagtekening van deze e-mail te doen. Mocht u niet aan dit verzoek voldoen, dan zie ik mij genoodzaakt om een melding te maken bij de Orde van Advocaten. Ik ga er echter vanuit dat u het zover niet zal laten komen en dat u zich zal onthouden van dergelijke acties in de toekomst. (…)”

1.13    De president van de rechtbank heeft bij brief van 11 juni 2024 Het volgende aan klager geschreven: “(…) Ik begrijp uit uw brief dat u bij de Deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland een klacht heeft ingediend tegen een advocaat. Naar uw mening heeft deze advocaat u zwaar proberen te benadelen in een echtscheidingsprocedure en zou deze advocaat voor niets terugdeinzen. Ik neem aan dat de Deken op uw klacht zal reageren.  Aan mij vraagt u om maatregelen te nemen waardoor u niet in procedures bij de rechtbank (…) wordt geconfronteerd met deze advocaat, die tevens rechter-plaatsvervanger is in de rechtbank (…). Ik neem aan dat u doelt op de advocaat in zijn rol van rechter-plaatsvervanger, want ik bepaal niet welke advocaat in welke zaak optreedt.  Aan uw verzoek ga ik niet voldoen. Voor zover uw klacht over deze advocaat al gegrond is, kan deze rechter-plaatsvervanger een verschoningsverzoek en u een wrakingverzoek indienen indien een dergelijke procedure in de toekomst zich zou voordoen. Van uw klacht en mijn antwoord, zal ik de rechter-plaatsvervanger en de Deken een kopie zenden.”

1.14    Op 21 mei 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a)    de echtscheiding onnodig te escaleren; b)    klager in privé te raken; c)    in strijd te handelen met de integriteit van het beroep;  d)    onnodig extra werkzaamheden te verrichten; e)    inhoudelijk juridisch niet correct te handelen

2.2    De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken. 

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING 

Maatstaf

4.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.

Klachtonderdeel a) escaleren scheiding

4.2    Volgens klager heeft verweerder door alles op scherp te stellen een normale echtscheiding voorkomen. Verweerder heeft daarmee de omgang met de vrouw en de kinderen in de toekomst geruïneerd. Bovendien worden klager en de vrouw door het gedrag van verweerder enorm op kosten gejaagd. Verweerder weet dat de vrouw inzage moet geven in haar financiën, maar dit gebeurt niet. 

4.3    De voorzitter stelt vast dat verweerder, namens de vrouw, heeft geprobeerd om met klager en de advocaat van klager overleg te voeren om te komen tot afspraken over de gevolgen van de echtscheiding. Toen dat overleg na enkele pogingen van verweerder nog altijd niet op gang kwam, althans niet zodanig was dat afspraken op korte termijn in de lijn der verwachtingen lagen heeft verweerder met de vrouw gekozen voor het indienen van een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank. Deze keuze is naar het oordeel van de voorzitter niet onbegrijpelijk, laat staan onbetamelijk. Klager kan zijn standpunt over het pensioen van de vrouw en de financiën binnen de kaders van die procedure naar voren brengen, althans had dat kunnen doen. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel b) privé

4.4    Klager en verweerder zijn lid van dezelfde tennisvereniging. Voor zover klager zich op het standpunt stelt dat verweerder om die reden niet zou moeten optreden voor de vrouw, verwerpt de voorzitter dit standpunt. Het optreden tegen een ander lid van dezelfde vrijtijdsvereniging is op zichzelf niet ongeoorloofd. Bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken heeft klager niet gesteld en zijn de voorzitter ook niet gebleken. Het is de voorzitter verder niet gebleken dat verweerder het lidmaatschap van dezelfde vereniging heeft ge- of misbruikt in het kader van de behandeling van de echtscheidingszaak. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel c) integriteit van de beroepsgroep

4.5    Volgens klager heeft verweerder bij de wijze waarop hij heeft opgetreden in de echtscheidingszaak onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klager, de vrouw en hun kinderen. Klager heeft zijn klacht onderbouwd aan de hand van diverse voorbeelden. Nog daargelaten dat klager deze voorbeelden niet of beperkt heeft onderbouwd, leidt de voorzitter uit de hiervoor weergegeven feiten af dat verweerder heeft gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Zoals hiervoor al aan de orde is geweest heeft verweerder eerst geprobeerd om de kwestie via de minnelijke weg op te lossen. Toen dat niet (voortvarend genoeg) lukte heeft hij de zaak aan de rechter voorgelegd. Dat verweerder daarbij standpunten heeft ingenomen die klager onwelgevallig zijn is voor klager vervelend, maar ook inherent aan de aard van de zaak. Dat klager zich niet prettig voelt bij de door verweerder namens de vrouw ingenomen standpunten rechtvaardigt niet de conclusie dat verweerder de integriteit van de beroepsgroep heeft geschaad. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.  

Klachtonderdeel d) onnodig werkzaamheden

4.6    Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerder vrij om, op verzoek van de vrouw, bijstand te verlenen bij het opstellen of aanpassen van het concept-convenant. Van onbetamelijkheid in relatie tot klager is geen sprake. Klachtonderdeel d is kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel e) incorrect handelen

4.7    Klager had in de verzoekschriftprocedure bij de rechtbank verweer kunnen voeren tegen de door verweerder, namens de vrouw, ingenomen standpunten en de feitelijke en juridische onderbouwing daarvan. De tuchtrechter oordeelt slechts over de vraag of een advocaat onbetamelijk of onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat is hier niet aan de orde; het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder standpunten heeft ingenomen waarvan hij de onjuistheid kende of moest kennen of de belangen van klager zonder redelijk doel heeft geschaad. Klachtonderdeel e is kennelijk ongegrond. 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.

Griffier         Voorzitter  

Verzonden op : 3 februari 2025