Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:312

Zaaknummer

24-257/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Het is de raad niet gebleken dat verweerster bij de behandeling van de zaak van klaagster niet zorgvuldig en onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld. Verweerster is in verband met de verhuizing van haar kantoor korte termijn minder goed bereikbaar geweest, maar niet in die mate dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake is . Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 16 december 2024

in de zaak 24-257/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over

 

verweerster

 

Verloop van de procedure

1.1 Op 19 mei 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 11 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2237419/FB/SD van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 oktober 2024. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

 

FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een huurgeschil. De opdracht daartoe is door verweerster aan klaagster bevestigd op 25 november 2021.

2.2 Door de tussenkomst van verweerster zijn door de verhuurder begin 2022 diverse gebreken in de woning van klaagster hersteld, maar nog niet alle. Verweerster heeft de verhuurder hierop aangesproken.

2.3 Bij brief van 5 september 2022 heeft de gemachtigde van de verhuurder voorgesteld de woning van klaagster te inspecteren, specifiek ten aanzien van de nog resterende gebreken en vervolgens die gebreken voor rekening van de verhuurder te herstellen.

2.4 Tussen klaagster en verweerster is vervolgens in het licht van de wettelijke bepalingen over het herstellen van gebreken een discussie ontstaan over het wel of niet ingaan op dit voorstel. Dit met name vanwege het feit dat de verhuurder dan aanwezig is in de woning, wat klaagster niet wil. Verweerster heeft bij brief van 20 september 2022 aan de gemachtigde van de verhuurder voorgesteld de inspectie te laten uitvoeren door een derde.

2.5 Nadat het inschakelen van de gemeente in de kwestie niets had opgeleverd, is besloten een gerechtelijke procedure te starten. Bij e-mail van 18 januari 2023 heeft verweerster aan klaagster het concept van de uit te brengen dagvaarding gezonden.

2.6 Klaagster had een aantal opmerkingen ten aanzien van dit concept. Op 31 januari 2023 heeft verweerster aan klaagster laten weten dat de dagvaarding naar aanleiding van die opmerkingen is aangepast en ter betekening aan de deurwaarder is gezonden.

2.7 De dagvaarding is op 16 februari 2023 betekend. In de dagvaarding wordt een verklaring voor recht gevraagd dat aan het gehuurde gebreken kleven en wordt gevorderd dat de verhuurder de gebreken verhelpt en dat klaagster tot aan het herstel een korting op de huurprijs ontvangt.

2.8 Diezelfde dag heeft verweerster klaagster geïnformeerd over de betekening en over het vervolg van de procedure. Op 18 februari 2023 heeft verweerster een afschrift van de betekende dagvaarding aan klaagster gezonden.

2.9 Per e-mail van 26 februari 2023 heeft klaagster aan verweerster bericht dat zij verweerster geen toestemming geeft om werkzaamheden te verrichten in het dossier. Daarop heeft verweerster per e-mail van 27 februari 2023 aan klaagster bevestigd dat zij met onmiddellijke ingang haar werkzaamheden voor klaagster heeft gestaakt en het dossier zal sluiten.

2.10 Op 6 maart 2023 heeft klaagster aan verweerster laten weten op zoek te gaan naar een nieuwe advocaat en verweerster daarbij gevraagd ook om de betaalde eigen bijdrage terug te betalen en een openstaande declaratie te crediteren.

2.11 Bij e-mail van 7 maart 2023 heeft verweerster klaagster geïnformeerd  over hetgeen op de rol van 1 maart 2023 is gebeurd en heeft zij gemeld dat zij de betaalde eigen bijdrage zal compenseren met het door klaagster betaalde griffierecht en het restant zal terugbetalen, en de openstaande declaratie zal crediteren. In een reactie per e-mail van diezelfde dag heeft klaagster gezegd dit prima te vinden en heeft zij verweerster bedankt voor de positieve dingen.

2.12 Bij brief van 24 maart 2023 aan de rechtbank heeft verweerster zich onttrokken als gemachtigde van klaagster. Op verzoek van verweerster heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging tussentijds beëindigd.

2.13 Per e-mail van 10 mei 2023 heeft klaagster verweerster verzocht afstand te doen van de urendeclaratie nu zij ook afstand heeft gedaan van de zaak, anders ziet klaagster zich genoodzaakt een klacht in te dienen bij de deken. In reactie daarop heeft verweerster op 12 mei 2023 aan klaagster laten weten daar geen gevolg aan te geven.

2.14 Op 19 mei 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2.15 Per e-mail van 29 juni 2023 heeft zich een opvolgend advocaat gemeld bij verweerster.

 

KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

de aan haar gegeven opdracht niet zorgvuldig en voldoende voortvarend uit te voeren en daarmee de belangen van klaagster niet naar behoren te behartigen; niet goed bereikbaar te zijn per e-mail en per telefoon; niet te reageren op de klacht van klaagster en haar verzoek daarover in gesprek te gaan; klaagster niet op de hoogte te stellen van belangrijke informatie zoals de verhuizing van het kantoor van verweerster en de sluiting van het dossier van klaagster.

3.2 De klacht is op de mondelinge behandeling door klaagster nader toegelicht.

 

VERWEER

Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd en dit ter zitting nader toegelicht.

 

BEOORDELING

Maatstaf

5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.  Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, (financiële) integriteit en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.

5.2 De raad heeft als tuchtrechter mede tot taak om de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan.

Klachtonderdeel a): opdracht niet zorgvuldig en onvoldoende voortvarend uitvoeren

5.3 Verweerster heeft volgens klaagster niet voortvarend gehandeld door het bellen met de gemeente uit te stellen en de dagvaarding te laat uit te brengen. Ook heeft verweerster volgens klaagster onzorgvuldig gehandeld door belangrijke zaken niet in de dagvaarding op te nemen, zoals een schadevergoeding en handhaving van het parkreglement. Klaagster had verweerster ook niet verzocht het dossier te sluiten en het bleek daarna bijna onmogelijk een andere advocaat te vinden. Verweerster was volgens klaagster ook niet consequent in haar koers en problemen van klaagster werden door verweerster gebagatelliseerd en ten aanzien van de schade werd klaagster verwezen naar haar eigen verzekeraar.

5.4 De raad overweegt dat uit de hiervoor vermelde kernwaarde ‘onafhankelijkheid’ ook voortvloeit dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het best zijn gediend. Bij de behandeling van een zaak komt aan de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De advocaat dient zijn cliënt wel duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Ook brengt de verhouding tussen de advocaat als opdrachtnemer en zijn cliënt als opdrachtgever met zich dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid van zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan dient hij zich uit de zaak terug te trekken.

5.5 Dat klaagster eind november stukken aan verweerster heeft toegezonden aan de hand waarvan verweerster in januari daarop aan klaagster een concept dagvaarding heeft gezonden, is geen zodanige periode dat op grond daarvan geconcludeerd zou moeten worden dat verweerster niet voortvarend heeft gehandeld. Het opmaken van een dagvaarding kost tijd en het ging volgens verweerster om een ingewikkelde zaak met een voorgeschiedenis die zij heeft overgenomen van de vorige advocaat van klaagster.  De concept dagvaarding is aangepast na de opmerkingen van klaagster en in de e-mail van 31 januari 2023 heeft verweerster aan klaagster uitgelegd waarom bepaalde andere punten niet zijn opgenomen. Ook ten aanzien van het contact met de gemeente is geen sprake van onvoldoende voortvarend handelen.

5.6 Kennelijk konden klaagster en verweerster het niet eens worden over de wijze waarop de zaak moest worden aangepakt. Wat klaagster wilde kon volgens verweerster niet in het huurrecht. Ook over het vorderen van een schadevergoeding verschilden zij van inzicht. Ten aanzien van die door klaagster gewenste schadevergoeding heeft verweerster in de dagvaarding een verklaring voor recht gevorderd. Daarmee zijn geen rechten van klaagster verloren gegaan of tekort gedaan, maar is er voor gekozen om eerst een beslissing te krijgen over de grondslag voor een schadevergoeding. Gaandeweg hebben de verschillen van inzicht geleid tot een vertroebeling van de relatie tussen verweerster en klaagster, die er uiteindelijk in heeft  geresulteerd dat de samenwerking is beëindigd. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.4 is overwogen is dat bij een gebrek aan vertrouwen en blijvend verschil van inzicht ook de meest geboden optie. De onderhavige klacht is uiteindelijk het sluitstuk van deze verstoorde relatie. Dat verweerster echter bij de behandeling van de zaak van klaagster niet zorgvuldig en onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld is de raad niet gebleken, niet uit het klachtdossier en evenmin uit het verhandelde ter zitting. Dit klachtonderdeel zal de raad ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b): niet goed bereikbaar zijn

5.7 Uit het klachtdossier is de raad ook niet gebleken dat verweerster niet goed bereikbaar was. Verweerster heeft dat ook gemotiveerd weersproken. Dat er even geen contact is geweest, betekent niet dat verweerster niet bereikbaar was. Enkel ten tijde van de verhuizing is het kantoor van verweerster korte tijd wat moeilijk bereikbaar geweest, maar niet zodanig dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook dit klachtonderdeel zal de raad ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel c): niet reageren op klacht

5.8 Uit de toelichting op dit klachtonderdeel begrijpt de raad dat klaagster met haar bericht aan verweerster van 26 februari 2023 om geen werkzaamheden meer te verrichten beoogde een gesprek met verweerster aan te gaan over hoe het verder moest. Verweerster verklaarde ter zitting dit zo niet te hebben begrepen en de raad kan zich daar wel iets bij voorstellen. Klaagster gaf duidelijk aan dat zij verweerster momenteel geen toestemming gaf om verdere werkzaamheden te verrichten. Verweerster heeft uit dit bericht kennelijk begrepen dat klaagster geen vertrouwen meer had in de samenwerking. In het bericht van 6 maart 2023 gaf klaagster vervolgens aan op zoek te gaan naar een nieuwe advocaat en verweerster maakte daaruit op dat klaagster inderdaad had beoogd de samenwerking te beëindigen. De raad kan in de berichten van 26 februari en 6 maart 2023 geen concrete klacht van klaagster lezen. Bij gebrek aan een klacht kan verweerster niet verweten worden dat zij niet op de klacht heeft gereageerd. Van een verzoek van klaagster om in gesprek te gaan is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de raad onvoldoende concreet en zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel d): niet op de hoogte stellen van belangrijke informatie

5.9 Uit de toelichting op dit klachtonderdeel begrijpt de raad dat klaagster verweerster verwijt dat zij niet vooraf van de aanstaande verhuizing van het kantoor van verweerster op de hoogte was en daarover pas achteraf op 17 januari 2023 schriftelijk is geïnformeerd. Verweerster heeft toegelicht dat de verhuizing van haar kantoor eind november 2022 in een stroomversnelling kwam. Op 1 januari 2023 is zij op het nieuwe adres kantoor gaan houden en waren er wat IT-opstartproblemen, maar deze waren half januari opgelost. De raad ziet in deze gang van zaken niets wat verweerster tuchtrechtelijk zou kunnen worden verweten en daarom zal de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mr. S.J. de Vries en mr. W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024.

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden: 16 december 2024