Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-12-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:168

Zaaknummer

24-442/DB/LI

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over een advocaat door haar voormalig accountant. Verweerster heeft conceptjaarstukken bewerkt en zodanig gepresenteerd alsof zij door een accountant definitief zijn bevonden. Verweerster heeft daarmee de kernwaarde (financiële) integriteit met voeten getreden. Hoewel verweerster zich reeds heeft uitgeschreven als advocaat, legt de raad een onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken op.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 9 december 2024 in de zaak 24-442/DB/LI naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

[naam] voorheen: advocaat te [plaats]verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 25 oktober 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 12 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-097 van de deken ontvangen.

1.3    De oproep voor de zitting is per Aangetekend Mailen aan partijen verzonden. Nadat verweerster deze e-mail heeft geweigerd, is de oproep zowel nogmaals per Aangetekend Mailen als reguliere e-mail aan haar verzonden.

1.4    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 oktober 2024. Daarbij was klager aanwezig. Verweerster is, zonder bericht, niet verschenen.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1-1 tot en met 8.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is de voormalige accountant van verweerster. Op 2 september 2022 heeft klager de jaarstukken over 2021 in concept aan verweerster toegezonden. Daarop is een watermerk ‘concept’ aangebracht. Klager heeft geen samenstellingsverklaring afgegeven voor de jaarstukken over 2021. De opdrachtrelatie tussen klager en verweerster is vervolgens beëindigd.

2.3    Verweerster heeft nadien een nieuwe accountant gevonden. Op 24 januari 2023 heeft zij de nieuwe accountant het volgende bericht: “Bijgaand laat ik u toekomen de definitieve jaarstukken over het jaar 2020 en 2021. […]”

2.4    Op 22 juni 2023 heeft de nieuwe accountant de jaarstukken over 2022 samengesteld. Daarin is onder meer vermeld: “De in dit rapport opgenomen vergelijkende cijfers zijn ontleend aan de jaarrekening 2021 samengesteld op 2 september 2022 door [klager].”

2.5    Op 26 juni 2023 heeft verweerster de jaarstukken over 2022 ingediend bij de Orde van Advocaten.

2.6    Op 21 juli 2023 heeft klager aan verweersters nieuwe accountant geschreven: “In reactie op uw bericht […] breng ik, als voormalig accountant, het volgende onder uw aandacht. Volgens mij is sprake van onderstaande feiten: […] 3. De opdracht tot het samenstellen van de jaarrekeningen 2020 en 2021 is door mij niet afgerond; 4. De concept cijfers zijn door mij op 2 september 2022 naar [verweerster] verzonden; 5. De opdracht is niet afgerond omdat door mij bij de conceptcijfers 2020 en 2021 vragen zijn gesteld die naar mijn mening niet adequaat en afdoende beantwoord zijn; 6. In de jaarrekening 2022 is vermeld dat de jaarrekening 2021 (op 2 september 2022) door mij is samengesteld; 7. Dat dit niet mogelijk is gezien punt 5 hiervoor. Dit leidt tot de volgende vragen: 1. Hoe is voor u zeker dat de cijfers 2021 door mij zijn samengesteld? 2. Op welke wijze zijn deze definitieve stukken 2021 aan u gepresenteerd? […]”

2.7    Op 2 augustus 2023 heeft de nieuwe accountant gereageerd: “Naar aanleiding van uw vragen hoe het voor mij zeker is dat de cijfers 2021 door u zijn samengesteld en op welke wijze deze definitieve stukken aan mij zijn gepresenteerd kan ik u als volgt informeren: [Verweerster] heeft ons op 24 januari 2023 medegedeeld dat de jaarstukken over 2021 definitief waren. Omdat wij de beginbalans op afloop wilden vaststellen hebben wij het definitieve rapport opgevraagd en van cliënt ontvangen. Ik verwijs u hierbij kortheidshalve naar de in de bijlage opgenomen mail waarin zij de definitieve cijfers over 2021 aanbiedt. Ik had daarbij geen reden te twijfelen aan de juistheid van de informatie van cliënt. Uit de jaarstukken 2021 die ik heb ontvangen staat op pagina 4 in de aanhef niet dat het concept cijfers betreft en de pagina’s in het aangeboden rapport zijn ook niet voorzien van een watermerk “concept”.

2.8    Op 16 augustus 2023 heeft de nieuwe accountant aan klager geschreven: “Ik ga geen jaarstukken mailen. Als bijlage de eerste pagina’s van het rapport dat u op 2 september 2022 naar de klant heeft gestuurd. De klant heeft aangegeven dat dit de definitieve jaarstukken zijn over 2021. Nergens staat dat het concept stukken zijn.” De nieuwe accountant heeft daarbij de eerste pagina’s van de door hem van verweerster ontvangen jaarstukken over 2021 bijgevoegd. Daarin is geen watermerk ‘concept’ aangebracht. 

2.9    Op 31 december 2023 heeft verweerster zich vrijwillig van het tableau laten schrappen.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. Verweerster wordt verweten de door klager opgestelde conceptjaarstukken 2021 van verweersters kantoor zonder medeweten en zonder toestemming van klager in het maatschappelijk verkeer te hebben gepresenteerd als definitieve cijfers die van klager afkomstig zijn. De naam van klager is daardoor verbonden aan een verantwoording die mogelijk onjuist, onzorgvuldig en misleidend is. Klager kan niet anders dan vaststellen dat verweerster zijn financieel rapport 2021 heeft aangepast en hierdoor valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Zij heeft de deken voorgelogen en misleid en daarmee de kernwaarde integriteit overtreden.

 

4    VERWEER 

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Daartoe heeft zij, voor zover van belang, het volgende aangevoerd in haar e-mail van 12 januari 2024:  “[…] Ook het toesturen van eventuele “definitieve” cijfers heeft [klager] nagelaten, dan wel geweigerd. Hetgeen feitelijk ook door [klager] erkend wordt in o.a. zijn klachtenformulier gericht aan u. De reden waarom [klager] weigert om de jaarstukken definitief te maken is voor mij altijd een raadsel geweest. [Klager] stelt dat er sprake zou zijn van een continuïteitsvraagstuk. Ik betwist dit en stel dat de betreffende jaarstukken die inmiddels door o.a. mr. [P.], zie hierna, en mijn huidige accountant zijn gecontroleerd hiervoor geen enkele aanleiding geven, zoals u ook persoonlijk hebt kunnen vaststellen. […] Jaarstukken 2020 en 2021 opgesteld door [klager]/Controle van deze stukken door de NOvA  De jaarstukken die ik ergens rond augustus/september 2022 heb mogen ontvangen van [klager] heb ik destijds doorgestuurd naar u ten behoeve van het verschaffen van inzage in de financiële situatie van mijn onderneming conform de vereiste wet- en regelgeving, zoals deze heeft te gelden voor de advocatuur. Tevens heb ik deze stukken medio 2023 doorgestuurd naar mijn nieuwe accountant, nadat deze stukken door de financiële toezichthouder van de NOvA (mr. [P.]) aan de hand van de onderliggende stukken begin 2023 uitgebreid zijn gecontroleerd. Uit deze door [klager] opgestelde stukken zijn verder, zoals door mr. [P.] vastgesteld, geen onvolkomenheden gekomen en de conclusie van de financieel toezichthouder staat beschreven in het rapport dat u destijds ook heeft mogen ontvangen. Overigens heb ik mr. [P.] wel degelijk op de hoogte gebracht van het feit dat ik in een geschil met [klager] ben verwikkeld, de cijfers nooit door [klager] definitief zijn gemaakt en het derhalve om voorlopige cijfers gaat. Dit blijkt ook uit het rapport uit 2023 van mr. [P.] waarin het navolgende ten aanzien van deze jaarstukken wordt vermeld. U hebt van dit rapport een kopie mogen ontvangen. •    Voorlopige cijfers boekjaren 2021 en 2022 De beschikbaar gestelde voorlopige cijfers over de jaren 2021 en 2022 vormen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. […] In tegenstelling tot hetgeen [klager] pleegt te beweren in zijn klachtenformulier zijn de jaarcijfers zoals door hem vastgesteld nimmer door mij gewijzigd, zoals ook blijkt uit de aan mr. [P.] en mijn huidige accountant overgelegde stukken. […] Mijn huidige accountant heeft in deze jaarrekening gesteld dat de jaarstukken van 2021 zijn samengesteld door [klager]. Dit is feitelijk correct. Deze stukken zijn door [klager] opgesteld, zoals ook door hem wordt bevestigd en vervolgens door zowel mr. [P.] als mijn huidige accountant nader gecontroleerd aan de hand van de onderliggende stukken. […] [Klager] stelt in zijn e-mail d.d. 19 juli jl. dat uit het gebruik van het woord “samengesteld” zou zijn af te leiden dat “zijn werkzaamheden inzake de jaarrekening 2021 zouden zijn afgerond” en dit niet het geval zou zijn geweest. Ik volg deze stelling op grond van hetgeen hiervoor vermeld en zoals blijkt uit de tussen mij en [klager] gevoerde correspondentie in het geheel niet en licht dit als volgt toe. Er is nu juist gekozen voor het woord “samengesteld”, teneinde aan te geven dat [klager] daadwerkelijk de jaarstukken 2021 heeft opgesteld. Nergens volgt uit het gebruik van het woord “samengesteld” dat [klager] zijn werkzaamheden aangaande de jaarstukken 2021 zou hebben afgerond. Dit weigerde [klager] immers, zoals ook door hem wordt bevestigd. Om, desondanks de weigerachtige houding van [klager] en de ernstig verstoorde relatie tussen mij en [klager], toch tot jaarstukken voor het boekjaar 2022 te kunnen komen heeft mijn huidige accountant net als mr. [P] de onderliggende stukken die geleid hebben tot de jaarstukken 2021 gecontroleerd en hieruit zijn verder geen onvolkomenheden/bijzonderheden voortgekomen, waarna mijn huidige accountant de jaarstukken 2022 heeft op-/vastgesteld.”

 

5    BEOORDELING

Toetsingskader 5.1    Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen (HvD 30 augustus 2019, ECLI:NL: TAHVD:2019:125).   Beoordeling 5.2    De raad stelt vast dat klager geen samenstellingsverklaring heeft afgegeven voor de jaarstukken over 2021. Klager heeft op 2 september 2022 jaarstukken heeft gestuurd die slechts in concept waren, voorzien van het watermerk ‘concept’. Dat betekent dat deze stukken niet definitief waren. Verweerster was er ook mee bekend dat er geen samenstellingsverklaring is afgegeven door klager. Dat heeft zij ook erkend. In de stukken die de nieuwe accountant heeft ontvangen van klaagster is het watermerk ‘concept’ echter verwijderd. De raad kan daaruit dan ook niet anders concluderen dan dat verweerster dit watermerk heeft verwijderd. Daarmee heeft zij het doen voorkomen alsof de jaarstukken over 2021 definitief waren, terwijl zij er mee bekend was dat dit niet het geval was. Deze jaarstukken, die valselijk zijn gepresenteerd als ware definitief bevonden door een accountant, zijn vervolgens ook verwerkt in de samengestelde jaarstukken over 2022 door de nieuwe accountant en zijn daarna door verweerster ook bij de Orde ingediend. Dat is in strijd met de kernwaarde (financiële) integriteit. De omstandigheid dat verweerster, blijkend uit haar verweer, onvoldoende besef heeft van het (maatschappelijke) gewicht van de term ‘samengesteld’ door een accountant, pleit haar daar niet van vrij. Datzelfde geldt voor zover er uit de onderliggende cijfers geen onvolkomenheden of bijzonderheden zouden zijn voortgekomen. Het betaamt een advocaat simpelweg niet om conceptjaarstukken te presenteren als ware zij definitief. De klacht is gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerster heeft conceptjaarstukken bewerkt en zodanig gepresenteerd alsof zij door een accountant definitief zijn bevonden. Hoewel dat oordeel niet aan de tuchtrechter is, grenst dat aan valsheid in geschrifte. Verweerster heeft daarmee de kernwaarde (financiële) integriteit met voeten getreden. Niet alleen heeft zij daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad, maar ook het vertrouwen dat de samenleving moet kunnen hebben in door accountants opgestelde jaarrekeningen. Hoewel verweerster zich inmiddels heeft uitgeschreven als advocaat, rechtvaardigt dit een zware maatregel. De raad betrekt daar ook bij dat aan verweerster eerder een maatregel is opgelegd wegens schending van de kernwaarde (financiële) integriteit (RvD ’s-Hertogenbosch 24 juni 2024, ECLI:NL:TADRSHE:2024:83). De raad acht daarvoor een onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken passend en geboden. 

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 50,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van 26 weken op; -    bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat: -     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,  -     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat -     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven; -    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; -    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3;  -    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.4;

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op: 9 december 2024