Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:304
Zaaknummer
24-641/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. De raad heeft in het klachtdossier geen feiten aangetroffen waaruit blijkt dat verweerder (juridisch) ondermaats zou hebben gepresteerd of de zaak onzorgvuldig zou hebben behandeld. Er is ook niet foutief gedeclareerd. Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 9 december 2024
in de zaak 24-641/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 december 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 augustus 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/163 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 28 oktober 2024. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Op 25 mei 2023 is klaagster bij verweerder op kantoor geweest om te bespreken of verweerder haar zou kunnen bijstaan en daartoe een zaak zou kunnen overnemen van haar toenmalige advocaat. Naar aanleiding van die bespreking is een opdrachtbevestiging opgemaakt en door verweerder aan klaagster toegezonden.
2.2 In die opdrachtbevestiging staat onder meer dat klaagster (het kantoor van) verweerder opdracht heeft gegeven haar juridische bijstand te verlenen ter zake haar rechtspositie met betrekking tot een onroerende zaak die klaagster samen met haar zus heeft en haar rechtspositie in de besloten vennootschap waarvan klaagster samen met haar zus aandeelhoudster is. Ook heeft klaagster blijkens de opdrachtbevestiging verweerder verzocht haar belangen te behartigen ter zake een vordering die klaagster dan wel de besloten vennootschap van klaagster heeft op de besloten vennootschap van de moeder van klaagster. Verder heeft klaagster blijkens de opdrachtbevestiging verweerder verzocht haar belangen te behartigen ter zake een vordering op haar zus uit hoofde van huurinkomstenderving.
2.3 Op 29 mei 2023 is de moeder van klaagster overleden.
2.4 In een e-mail van 30 mei 2023 heeft klaagster aan verweerder gemeld dat zij haar overleden moeder niet mocht zien. Zij wilde nog wel afscheid nemen en wilde een kort geding aanspannen om dit voor elkaar te krijgen.
2.5 Verweerder heeft vervolgens diezelfde dag een kortgeding dagvaarding opgesteld en deze aan klaagster voorgelegd ter goedkeuring. Uiteindelijk is het binnen de familie tot een oplossing in der minne gekomen en heeft klaagster afscheid kunnen nemen van haar moeder.
2.6 Op 7 juni 2023 heeft verweerder informatie opgevraagd bij een door de zus van klaagster ingeschakelde fiscalist. In de periode daarna hebben klaagster en verweerder contact gehad over de zaak, zowel telefonisch als per e-mail. In juli 2023 hebben klaagster en verweerder gesproken over een of meerdere procedures die klaagster wilde opstarten.
2.7 Op 30 augustus 2023 heeft klaagster aan verweerder per e-mail haar onvrede geuit over het verloop van de zaak. Verweerder heeft daar diezelfde dag per e-mail op gereageerd.
2.8 Op 1 september 2023 hebben klaagster en verweerder elkaar telefonisch gesproken en op 6 september 2023 heeft klaagster naar aanleiding van dat gesprek aan verweerder per e-mail bericht ‘dat hun wegen zich scheiden’.
2.9 Per e-mail bericht van 8 september 2023 heeft verweerder klaagster laten weten dat hij haar besluit om de samenwerking te verbreken respecteert en tot het sluiten van het dossier zal overgaan. Verweerder heeft klaagster er op gewezen dat er nog een declaratie open staat en hij heeft een eindnota toegevoegd.
2.10 Nadien is er nog correspondentie geweest tussen klaagster en verweerder waarin klaagster nogmaals haar ongenoegen jegens verweerder heeft geuit. Verweerder heeft naar aanleiding van de correspondentie zijn eindnota gecrediteerd.
2.11 Op 4 december 2023 heeft klaagster een klacht over verweerder ingediend bij de deken.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
(juridisch) ondermaats te presteren;Toelichting: Verweerder had geen dossierkennis waardoor hij geen overzicht had en dus de zaak doelbewust heeft gestagneerd. Klaagster moest verweerder tijdens elk gesprek bijpraten en uitleggen hoe de zaken in elkaar staken. Ook was er constant een probleem over de manier van aanpak. Bij elk idee dat klaagster opperde, was het niet mogelijk of moeilijk om uit te voeren of gaf verweerder aan dat hij onvoldoende informatie zou hebben om het uit te kunnen voeren. Vervolgens deed hij niets om deze informatie te krijgen. Tevens heeft verweerder op geen enkele binnengekomen e-mail van andere partijen inhoudelijk gereageerd; dat heeft klaagster zelf gedaan. Vrijwel alle dossieropbouw is door klaagster gedaan, verweerder heeft niets opgezocht of aangepakt en hij heeft de nodige stukken niet (goed) bestudeerd. Klaagster heeft verweerder de nodige conceptmails toegestuurd met voorstellen voor het plan van aanpak. Verweerder heeft op geen enkele advies gegeven.
de zaak van klaagster niet zorgvuldig te behandelen;Toelichting: Verweerder zou een rechtszaak voor klaagster starten, maar dit heeft hij niet gedaan. Verweerder heeft klaagster kenbaar gemaakt dat hij er niet was om klaagster te ontlasten en zaken voor klaagster af te handelen, maar om klaagster van juridisch advies en bijstand te voorzien. Verweerder heeft dus de door klaagster aan verweerder verstrekte opdracht zelf veranderd. Verweerder gaf constant aan dat hij meer tijd en informatie nodig had om vervolgstappen te kunnen nemen, maar deed vervolgens niks om aan die informatie te komen. Enerzijds gaf verweerder aan dat hij een groot deel van de nodige informatie had ontvangen, en anderzijds gaf hij aan dat de gevraagde informatie slechts mondjesmaat aan hem werd verstrekt. In elk telefonisch gesprek moest klaagster opnieuw vertellen hoe haar zaak in elkaar zat en verweerder heeft de vragen van klaagster niet adequaat beantwoord. Toen verweerder tijdens een gesprek aangaf dat hij het vertrouwen in klaagster opzegde (voor klaagster zonder goede reden), was klaagster met stomheid geslagen over de houding en intenties van verweerder. Verweerder beweerde dat klaagster het vertrouwen in hem had opgezegd, terwijl dit juist andersom is. Klaagster heeft hem enkel aangesproken op zijn werkwijze. In plaats van dat verweerder inging op de klacht van klaagster, concludeerde hij meteen dat klaagster het vertrouwen in hem kwijt was. Verweerder wil de indruk weken dat hij welwillend was, maar heeft aantoonbaar maanden niets voor elkaar gekregen en niks ondernomen.
foutief te declareren;Toelichting: Verweerder heeft gedeclareerd voor een niet door klaagsters gegeven opdracht. Verweerder heeft klaagster facturen gestuurd waarbij hij niet kan aangeven welke werkzaamheden hij daarvoor heeft verricht.
3.2 Op de mondelinge behandeling heeft klaagster haar klacht nader toegelicht.
4. VERWEER
Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd en dit nader toegelicht aan de hand van een ter zitting overgelegde spreeknotitie. De raad zal hierna op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Maatstaf
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, (financiële) integriteit en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.
5.2 De raad heeft als tuchtrechter mede tot taak om de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan.
5.3 De voormelde kernwaarde ‘onafhankelijkheid’ dient een advocaat ook jegens zijn eigen cliënt te betrachten. Dit houdt in dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het best zijn gediend. Bij de behandeling van een zaak komt aan de advocaat een grote maat van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De advocaat dient zijn cliënt wel duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Ook brengt de verhouding tussen de advocaat als opdrachtnemer en zijn cliënt als opdrachtgever met zich dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid van zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan dient hij zich uit de zaak terug te trekken.
Klachtonderdelen a) en b): (juridisch) ondermaats presteren en de zaak niet zorgvuldig behandelen
5.4 De klachtonderdelen a) en b) zien beide op de kwaliteit van dienstverlening en deze klachtonderdelen zal de raad daarom gezamenlijk bespreken.
5.5 De raad heeft in het klachtdossier geen feiten aangetroffen waaruit blijkt dat verweerder (juridisch) ondermaats zou hebben gepresteerd of de zaak onzorgvuldig zou hebben behandeld. Het betrof een complexe zaak waarin nog veel onduidelijk was en waar het tijd vergde om deze goed te doorgronden, waarbij ook het overlijden van de moeder van klaagster er tussendoor kwam en de zaak verder compliceerde. Verweerder meende meer informatie nodig te hebben om de zaak goed te kunnen overzien, waaronder een overzicht waarin alle verhoudingen en mogelijke vorderingen in kaart zouden worden gebracht, alvorens procedures op te starten of beslag te leggen. Dat lijkt de raad zorgvuldig en juridisch juist. Ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster heeft verweerder klaagster geadviseerd om tevens bijstand te vragen van een advocaat die gespecialiseerd is in het erfrecht, zodat er geen formaliteiten en/of termijnen zouden worden gemist. Ook daaruit blijkt naar het oordeel van de raad juist dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld. In hoeverre verweerder de hem gegeven opdracht zelf zou hebben veranderd, zoals klaagster stelt, is de raad niet duidelijk geworden. Verweerder is ingehuurd om als advocaat de belangen van klaagster te behartigen inzake de kwesties zoals die in de opdrachtbevestiging zijn verwoord, en dat is wat verweerder heeft gedaan.
5.6 In de kern komen deze klachtonderdelen erop neer dat verweerder en klaagster het gaandeweg niet eens konden worden over de wijze waarop de zaak moest worden aangepakt. Klaagster kon zich niet vinden in de voorstellen over de wijze van aanpak door verweerder, terwijl klaagster voorstellen deed waar verweerder zich niet in kon vinden. Dit heeft geleid tot een vertrouwensbreuk tussen verweerder en klaagster, die erin heeft geresulteerd dat de samenwerking is beëindigd. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.3 is vermeld is dit een logisch uitvloeisel van de verbroken vertrouwensband. Wie van beiden uiteindelijk de vertrouwensbreuk als eerste heeft uitgesproken, doet daarbij niet ter zake. Samenvattend is het de raad niet gebleken dat verweerder (juridisch) ondermaats zou hebben gepresteerd of de zaak onzorgvuldig zou hebben behandeld. Verweerder valt tuchtrechtelijk dan ook niets te verwijten. De klachtonderdelen a) en b) zal de raad ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel c): foutief declareren
5.7 Ook dit klachtonderdeel zal het de raad ongegrond verklaren. Verweerder heeft zijn werkzaamheden gedeclareerd conform hetgeen tussen klaagster en verweerder in de opdrachtbevestiging is overeengekomen. Er is ook niet bovenmatig gedeclareerd. Verweerder is klaagster zelfs nog tegemoet gekomen door zijn eindnota te crediteren. Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel treft verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mr. S.J. de Vries en mr. W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 9 december 2024