Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:316
Zaaknummer
24-546/AL/MN
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in familiekwestie. Verweerder heeft zich in een familierechtelijk geschil waarbij de belangen van de zoon van partijen meespelen niet gedragen zoals dat van een behoorlijk handelende familierechtadvocaat mag worden verwacht. Het overleggen van de dickpics was ongepast en onnodig in het civielrechtelijk kort geding over de omgangsregeling tijdens de kerstdagen. Daarnaast was de suggestie over klager niet alleen kwetsend voor klager maar ook onnodig om het standpunt van zijn cliënte naar voren te brengen. Dit laakbare handelen van verweerder raakt de voor advocaten belangrijke kernwaarde integriteit. Berisping.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 16 december 2024
in de zaak 24-546/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
Verloop van de procedure
1.1 Op 5 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht over verweerder ingediend.
1.2 Op 16 juli 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2303917/MK/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024. Daarbij waren klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1. De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is met zijn ex-echtgenote verwikkeld in een aantal familierechtzaken, onder meer over de (uitbreiding van onbegeleide) omgang van klager met hun beider minderjarige zoon (hierna: de zoon). Verweerder staat de ex-partner van klager sinds 1 juli 2023 bij.
2.2 In december 2023 is klager een kort geding tegen zijn ex-partner gestart over de omgang met de zoon tijdens de kerstdagen. Dit kort geding is op 21 december 2023 inhoudelijk behandeld en daarvan is een verkort proces-verbaal opgemaakt.
Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder namens de ex-partner op 18 december 2023 een conclusie van antwoord ingediend. Als productie 6 bij deze conclusie zijn twee dickpics overgelegd die klager naar een nicht van de ex-partner heeft gestuurd. In deze conclusie van antwoord heeft verweerder onder meer het volgende vermeld:
‘1.3 Seksueel overschrijdend gedrag
Uit het raadsonderzoek blijkt dat de man seksueel is misbruikt in zijn jeugd. De droevige realiteit is dat slachtsoffers van seksueel misbruik een verhoogd risico meedragen om op latere leeftijd zelf ook zedendelicten te plegen.’
2.3 Op 22 december 2023 heeft de voorzieningenrechter een verkort vonnis (een kop-staart vonnis) gewezen dat bij vonnis van 11 januari 2024 aanvullend is uitgewerkt. In het vonnis heeft de voorzieningenrechter over het overleggen van de dickpics het volgende overwogen:
‘4.2. Verder moet het de voorzieningenrechter van het hart dat hij de manier van procederen
door de moeder hoogst ongepast vindt. Zij vond het nodig dickpics van de vader in het geding te
brengen, die hij kennelijk aan een nicht heeft gestuurd. De voorzieningenrechter is niet bijzonder geïnteresseerd in ‘s mans geslachtsdeel. Die piemel is ook totaal niet relevant voor de beoordeling van de vorderingen. Ook de impliciete suggestie van de moeder dat de vader een zedenrisico is (door de redenering: hij is vroeger seksueel misbruikt, slachtoffers worden vaker dan gemiddeld dader, dus...), is werkelijk beschamend. Als dit de manier is waarop deze ouders met elkaar om menen te moeten gaan, dan maakt de voorzieningenrechter zich grote zorgen over hun toekomst en die van hun zoon.’
KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
verweerder heeft een grensoverschrijdend proces namens zijn cliënte gevoerd door op 18 december 2023 bij de conclusie van antwoord dickpics van klager bij te voegen. Klager verwijst hierbij naar rechtsoverweging 4.2 van het vonnis in kort geding van 22 december 2023. Klager heeft aangifte gedaan van het ongewenst verspreiden van intieme beelden door verweerder; verweerder heeft in de conclusie van antwoord van 18 december 2023 gesuggereerd dat klager ook wel een zedendelinquent zal zijn en dit heeft verweerder op de zitting van 21 december 2023 benadrukt. Klager verwijst hierbij naar rechtsoverweging 4.2 van het vonnis in kort geding van 22 december 2023.3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.
VERWEER
4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder aan dat hij op de zitting van 21 december 2023 een toelichting heeft gegeven op de overgelegde dickpics. Volgens verweerder maakte zijn cliënte zich ernstige zorgen over de door klager gevraagde onbegeleide omgang en met de conclusie van antwoord wilde hij de rechter slechts in kennis stellen van feiten die aan de zorgen van zijn cliënte ten grondslag lagen zodat de rechter een geïnformeerde beslissing kon nemen. Daarbij verwijst verweerder naar een strafvonnis waarin klager is veroordeeld voor belaging en laster ten aanzien van een derde en naar een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK).
Volgens verweerder is het overleggen van de dickpics in de kort geding procedure niet onnodig grievend en ook niet onjuist. De foto’s kunnen naar hun aard niet grievend zijn omdat het feiten zijn. De dickpics staan niet op zichzelf maar behoren te worden begrepen in de context van de gehele zaak. Het is volgens verweerder in het belang van de zoon van partijen en daarmee in het belang van zijn cliënte dat de rechter zich een eerlijk beeld kon vormen van de man aan wie de zoon eventueel zou worden toevertrouwd.
Verder voert verweerder aan dat van polarisatie geen sprake kan zijn, omdat de verhoudingen al volkomen gepolariseerd waren voordat hij de zaak in behandeling nam.
Tot slot voert verweerder aan dat het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van seksueel misbruik een risico meedragen om zedendelicten te plegen. Verweerder benadrukt dat hij niet heeft beoordeeld of klager een zedendelinquent is en dat de feiten voor zich spreken. Verweerder wijst erop dat klager het toezenden van de dickpics niet heeft ontkend of in een ander daglicht heeft geplaatst en dat klager ook op een andere wijze de zorgen van zijn cliënte niet heeft weggenomen.
4.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht gaat over het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. De advocaat van de wederpartij heeft een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
In familierechtelijke kwesties zal een advocaat bovendien moeten waken voor polarisatie en escalatie van de verhoudingen tussen partijen, omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, in het bijzonder de belangen van kinderen. In dat verband mag van een familierechtadvocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren.
Klacht is in beide onderdelen gegrond
5.2 De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerder in het kort geding tussen klager en zijn cliënte van 21 december 2023 zowel met het overleggen van de dickpics als met zijn uitlatingen over klager (zoals hiervoor in 2.2 geciteerd) in de conclusie van antwoord de grenzen van het betamelijke in deze familierechtelijke kwestie heeft overschreden.
5.3 Zoals de voorzieningenrechter in zijn kort geding vonnis tot uitdrukking heeft gebracht, is ook de raad van oordeel dat het ongepast en onnodig was om de dickpics feitelijk in het geding te brengen. Als verweerder al gewag had willen maken van het feit dat verweerder dickpics heeft verstuurd aan een derde dan had hij zich moeten en kunnen beperken to die mededeling en desnoods kunnen aankondigen dat hij over de afbeeldingen beschikt en deze meeneemt naar de zitting zodat hij deze desgewenst kan tonen. Door het handelen van verweerder nemen overige procesdeelnemers ongevraagd en ongewild kennis van onzedelijke afbeeldingen die niet thuis horen in een civielrechtelijk geding.
5.4 Hoewel het verweerder vrijstond om de zorgen van zijn cliënte over het misbruikverleden van klager naar voren te brengen, had hij die zorgen op een minder verstrekkende manier aan de voorzieningenrechter kunnen en moeten voorleggen dan hij in zijn conclusie van antwoord heeft gedaan. Met de suggestie dat klager door het misbruik in zijn jeugd een zedenrisico vormt doet verweerder klager (en slachtoffers van misbruik in het algemeen) onrecht en heeft verweerder klager bewust in een kwaad daglicht gezet. Niet alleen was de suggestie onnodig om het standpunt van zijn cliënte naar voren te brengen, deze was naar objectieve maatstaven ook kwetsend voor klager.
5.5 De raad komt tot de slotsom dat verweerder gebruik gemaakt heeft van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn en die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toegebracht hebben. Met zijn optreden heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
5.6 De raad stelt tot slot ambtshalve (klager heeft hierover niet geklaagd) vast dat verweerder in strijd met de voor familieadvocaten geldende normen een verdergaande polarisatie in de toch al niet optimale verhoudingen tussen partijen bewerkstelligd heeft. De omstandigheid dat de verhoudingen van partijen al slecht en heel gespannen te noemen waren, had juist des te meer reden voor verweerder moeten zijn om met een verdergaande terughoudendheid te acteren. Verweerder had een professionele filter moeten toepassen op de emoties van zijn cliënte en de informatie die hij van haar kreeg, waaronder de dickpics, een strafvonnis en een rapport van de RvdK. Het ging immers om een familierechtelijk geschil waarbij het belang van het kind van partijen centraal moet staan en niet om een strafrechtelijke procedure.
5.7 Uit het bovenstaande volgt dat de klacht in beide onderdelen gegrond is.
MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zich in een familierechtelijk geschil waarbij de belangen van de zoon van partijen meespelen niet gedragen zoals dat van een behoorlijk handelende familierechtadvocaat mag worden verwacht. Het overleggen van de dickpics was ongepast en onnodig in het civielrechtelijk kort geding over de omgangsregeling tijdens de kerstdagen. Daarnaast was de suggestie over klager niet alleen kwetsend voor klager maar ook onnodig om het standpunt van zijn cliënte naar voren te brengen. Dit laakbare handelen van verweerder raakt de voor advocaten belangrijke kernwaarde integriteit en dit rekent de raad verweerder aan. De aard en ernst van het handelen van verweerder rechtvaardigen dan ook de oplegging van een maatregel.
6.2 Bij de oplegging van de maatregel weegt de raad mee dat verweerder met onvoldoende professionele distantie in een familierechtzaak heeft opgetreden, terwijl juist van een advocaat in zaken die het familierecht betreffen, en in het bijzonder die waar kinderen bij betrokken zijn, een de-escalerende houding mag worden verwacht. Tot slot weegt de raad mee dat verweerder in zijn schriftelijke verweer en tijdens de zitting bij de raad geen blijk heeft gegeven van enige zelfreflectie op zijn klachtwaardig handelen. Op grond van deze omstandigheden ziet de raad aanleiding om aan verweerder een berisping op te leggen.
GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
€ 25,- aan forfaitaire reiskosten van klager € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en € 500,- kosten van de Staat.7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. J.G. Molenaar en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 16 december 2024