Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:303
Zaaknummer
24-454/AL/MN
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft zich in een familierechtelijk geschil waarbij de belangen van de dochter van partijen meespelen niet gedragen zoals dat van een behoorlijk handelende familierechtadvocaat mag worden verwacht. De aard en ernst van haar gedragingen rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Daarbij weegt mee dat verweerster met onvoldoende professionele distantie in een familierechtzaak heeft opgetreden, terwijl juist van een advocaat in zaken die het familierecht betreffen, en in het bijzonder die waar kinderen bij betrokken zijn, een de escalerende houding mag worden verwacht. Klacht grotendeels gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden
van 9 december 2024
in de zaak 24-454/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerster
gemachtigde:
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 september 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 14 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2268240/MK/SD van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 7 oktober 2024. Daarbij waren klaagster, verweerster en de gemachtigde van verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klaagster is met haar ex-partner verwikkeld in een aantal gerechtelijke procedures over een zorgregeling en een ondertoezichtstelling (hierna: ots) ten aanzien van hun dochter (hierna: de dochter). Verweerster staat de ex-partner van klaagster hierin bij.
2.2 De rechtbank Amsterdam heeft een verzochte ots afgewezen en een zorgverdeling vastgesteld. Klaagster heeft hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam (hierna: het gerechtshof) heeft bepaald dat het hoger beroep inhoudelijk wordt behandeld op 23 juli 2021.
2.3 Op 17 september 2020 heeft verweerster namens haar cliënt bij het gerechtshof een aanvullend verweerschrift met zelfstandige verzoeken ingediend tegen een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Daarin heeft verweerster onder meer het volgende vermeld:
‘22. Hét bewijs voor het feit dat moeder juist niet neutraal is, (…) levert moeder zelf aan in de vorm van de bijlage genaamd ‘aanvullende informatie van moeder ipv persoonlijk gesprek’ (…). Het zeven pagina’s tellende document staat werkelijk bol van de directe, maar veelal ook indirecte aantijgingen tegen vader. Het document is tevens zeer manipulatief opgesteld. Het wemelt van de suggestieve insinuaties.’
en
Het gebruik van suggestie als communicatietechniek
23. (…) Suggestie heeft tot doel om mensen te sturen in hun gedachten. Mensen krijgen ook vaak een beetje ‘unheimisch’ gevoel bij mensen die suggestie gebruiken als communicatietechniek.
(…)
24. Moeder gebruikt deze techniek bijna continue, zoals blijkt uit voornoemd document, maar ook uit andere communicatie van moeder.
(…)
25. (…) Ook uit productie 17 van moeder (…) blijkt dat moeder telkens weer suggestief en daardoor manipulatief communiceert.
(…)
27. Ik geef u tevens mee dat ik, in al mijn jaren als familierechtadvocaat, nog nooit een ouder zo vaak de woorden ‘Neutraal Ouderschap’ als in dit dossier in de mond heb zien nemen. Ook niet cumulatief alle partijen bij elkaar opgesteld. Ik ga er zomaar vanuit dat dit de rechtbank ook al is opgevallen (…).
(…)
38. [De dochter] vindt het hartstikke leuk bij vader en wil soms niet terug naar moeder. Ze vraagt ook regelmatig waarom ze niet vaker bij vader mag zijn.
(…)
44. (…) Moeder gooit het de laatste tijd over een andere boeg, namelijk dat zij (de dochter) allerlei negatieve opmerkingen bij derden laat maken over vader. Moeder merkt dat derden (zo ook de Raad) vooral aanslaan wanneer (de dochter) vertelt dat vader negatief over moeder zou praten tegenover (de dochter). Moeder is verre van helpend als het gaat om een betere relatie tussen vader en dochter.
(…)
47. (…) Hieruit blijkt de onwelwillendheid van moeder om vader zijn tijd met [de dochter] te gunnen.
(…)
49. De enige juiste conclusie van de Raad had hier moeten zijn dat moeder vader bewust en expliciet, direct en indirect, bij derden, professionals, zijn kinderen, zijn voormalige relaties en iedereen die het maar horen wil diskwalificeert.
(…)
50. Moeder indoctrineert [de dochter] door wanneer zij naar vader gaat, invloed op haar te willen blijven uitoefenen. Zij gebruikt hierbij wederom de techniek van suggestie: (…)
(…)
51. Moeder geeft [de dochter] hiermee bewust de boodschap dat zij haar nodig heeft en dat [de dochter] niet zonder haar kan. Door haar (indringende) ‘veiligheidsrituelen’ mee te geven, krijgt [de dochter] (on)bewust de boodschap mee dat het niet veilig is bij haar vader. Moeder brengt haar hiermee schade toe.
(…)
52. Moeder is ook in haar (video)belafspraken met [de dochter] tijdens de omgang met vader zeer suggestief. Zij stelt op die momenten suggestieve en overbezorgde vragen, waardoor [de dochter] overstuur raakt:
(…)
53. Er zijn nog vele voorbeelden te nomen, maar dit is een greep uit hoe moeder met [de dochter] communiceert als ze bij vader is. Moeder verliest het belang van [de dochter] volledig uit het oog en [de dochter] is erg overstuur als ze ophangt.
(…)
54. De conclusie hier moet natuurlijk zijn dat moeder per direct met haar indoctrinatie van [de dochter] moet stoppen. De Raad en ook de andere hulpverleners zijn op de hoogte van het gegeven dat moeder dit doet, maar zeggen hier inhoudelijk niets over. Als professionals moeder niet stoppen in dit schadelijke gedrag, gaat moeder door en zal [de dochter] onomkeerbaar beschadigd raken.
(…)
58. (…) [De dochter] is nog maar zes jaar oud en kan het complexe denken dat bij deze opstelling hoort niet zelf bedenken. Ondergetekende heeft een aantal (jeugd)professionals benaderd en deze geven aan de opstelling te herkennen als een methodiek uit de integratieve kindertherapie die gebruikt wordt om getraumatiseerde kinderen trauma’s een plek te leren geven.
Voor vader (en ondergetekende) is het volstrekt duidelijk dat moeder dit gedrag heeft aangeleerd bij [de dochter]. Zij is zelf (kinder)psychotherapeut. (…)
(…)
61. Ondergetekende heeft nog nooit gehoord dat een zes (!) jarig meisje zelfstandig iets over haar zorgregeling meldt bij een raadsonderzoeker.
(…)
92. Moeder saboteert consequent de mogelijkheid van vakantie van [de dochter] met haar vader.
114. Vader meent dat het dossier alle kenmerken vertoont van (beginnend) pathogeen ouderschap en dat moeder [de dochter] actief weg probeert te houden van vader. Deze ouderonthechting, ook wel oudervervreemding genoemd, wordt door de Raad niet herkend.
(…)
116. Vastgesteld kan worden dat vader een normaal functionerende ouder is die [de dochter] geen pijn doet.
Niet authentiek conflict
117. Een van de indicatoren dat er sprake is van oudervervreemding is dat het kind een ‘waangeloof’ heeft dat het steeds herhaalt (in dit geval: papa zegt nare dingen over mama). Door een onecht drama te creëren ontstaat de volgende familiedynamiek: mishandelende ouder – mishandeld kind – beschermende ouder. Het afwijzen van een ouder gebeurd door de verstotende ouder vaak niet zozeer door woorden als wel door het tonen van afkeer en afschuw over de andere ouder aan het kind.
118. Eerst wordt er voor gezorgd dat een kind de ‘regulerende ander’ wordt, dat wil zeggen dat het kind de verantwoordelijke rol aanneemt. Het kind wordt hiertoe verleid. Bijvoorbeeld: ‘ik mis je zo, mis je mij ook?’ (Moeder doet dit bij voortduring). Geen enkel kind wil dat een ouder hem/haar mist en wil dit gemis opvullen. Gevolg is dat een kind gaat parentificeren. [De dochter] gaat zich verantwoordelijk voelen voor bijvoorbeeld de zorgregeling.
(…)
Transgenerationeel verbond
120. [De dochter] en moeder zitten samen in een verbond tegen vader. Het gedrag van [de dochter] wordt in hoge mate gevoed door de moeder. (…) Dit past allemaal in het verbond dat ze met moeder heeft gesloten.
121. Het kenmerk dat bij dit gedrag hoort wordt vaak beschreven als dat het kind binnen het gezin op onnatuurlijke wijze op de hiërarchie-ladder is gestegen. Moeder benoemt dit ook: [de dochter] mag bepalen wat er in een overdrachtsmail komt te staan richting vader, [de dochter] bekritiseert vader op onnatuurlijke wijze met bewoordingen die niet de hare zijn, moeder laat [de dochter] de positie innemen waarbij zij vader openlijk tegenover derden kan bekritiseren en waarbij [de dochter] een onnatuurlijke positie inneemt ten opzichte van haar vader. Zij stimuleert [de dochter] daar ook in.’
2.4 Op 6 april 2021 heeft verweerster namens haar cliënt bij het gerechtshof een verweerschrift hoger beroep tevens incidenteel appel ingediend. In het verweerschrift heeft verweerster het volgende opgenomen:
‘14. (…) Vader heeft in een omvang document getracht inzicht te geven in waarom het raadsrapport niet zorgvuldig is uitgevoerd. (…) Vandaar dat hij heeft gemeend zelf een analyse te laten maken (…). Ondergetekende is bij die analyse steeds uitgegaan van de in de processtukken (door haar zelf) gedocumenteerde uitspraken van moeder, [de dochter] en (professionele) derden. Ik heb tevens waar mogelijk de beschikkingen en vonnissen die de rechtbank inmiddels had gewezen betrokken. (…)
15. Uit de analyse blijkt dat het raadsonderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd. (…)
(…)
INCIDENTEEL APPEL
Zorgregeling
(…)
38. Ook het feit dat moeder [de dochter] actief ‘onthecht’ van vader is reden om de zorgregeling te wijzigen en een 50/50 regeling vast te leggen.’
2.5 Op 21 juni 2021 heeft verweerster aan het gerechtshof een brief gestuurd over recente ontwikkelingen ter zake van de zorgverdeling en vakantiedagen. Daarin heeft verweerster het volgende vermeld:
‘Mijn cliënt (…) heeft mij verzocht uw gerechtshof te informeren over de voortgang in het hoger beroep dat voorligt. (…) Het dossier laat zien hoe een meisje van zeven jaar in de verdrukking komt als niemand het voor haar opneemt en niemand iets benoemt. Als ervaren professional raakt het mij diep een brief als deze te moeten schrijven.
(…)
Moeder zal deze brief ongetwijfeld aangrijpen om aan te tonen dat [de dochter] het niet fijn heeft bij vader, maar niks is minder waar. [De dochter] en vader hebben een prima relatie. Het is echter, zoals u weet, van groot belang dat ouders elkaar ruimte gunnen in het leven van een kind. [De dochter] krijgt deze ruimte niet van moeder. Sterker nog, [de dochter] zit volkomen knel tussen de wensen van haar moeder en de liefde die ze van nature voor haar vader voelt.
(…)
Niemand zei ronduit dat moeder moest stoppen. En zo duurt het tot de dag van vandaag voort. Wanneer iemand eerlijk was geweest over wat ze zagen was het voor [de dochter] misschien anders gelopen. Wanneer iemand de durf had gehad om in te grijpen.
De vaders en moeders van onthechtte kinderen zijn vaak roependen in een woestijn van angst, ontkenning en ongeloof. We staan erbij en kijken ernaar.’
2.6 Op 21 juli 2021 heeft verweerster bij het gerechtshof een aanvullende grief ingediend voor de mondelinge behandeling op 23 juli 2021 over de omgangsregeling. Van de zitting van 23 juli 2021 is proces-verbaal opgemaakt. In de pleitnota voor deze zitting heeft verweerster het volgende vermeld:
‘[De dochter] mocht van moeder geen plezier hebben bij vader en het gedrag van [de dochter] bij vader werd steeds zorgelijker. De tokens die moeder meegaf om [de dochter] maar aan haar te laten denken zijn van een ernst waarvan ik schrik. Moeder slokt [de dochter] als het ware op als ze bij vader is.’
2.7 Op 12 oktober 2021 heeft het gerechtshof het verzoek tot de door de ex-partner verzochte oplegging van een ots afgewezen.
2.8 Op 23 oktober 2021 heeft de ex-partner van klaagster een post op LinkedIn gezet die verweerster heeft geliket. De eerste alinea van deze post luidt: ‘Mijn bonusdochtertje is slachtoffer van ouder verstoting. Zonder dat ze dat zelf weet of wellicht ooit zal weten.’ Verder is in deze post de naam van de dochter meerdere keren genoemd.
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:
verweerster heeft haar onafhankelijkheid in de uitoefening van haar beroep in gevaar gebracht. Het is moeilijk om in de processtukken van verweerster onderscheid te maken tussen haar eigen overtuigingen en die van haar cliënt en tussen feit en mening. Verweerster behoudt onvoldoende professionele distantie, denkt slechts nog vooringenomen vanuit (over-) betrokkenheid en handelt ten koste van de dochter van partijen; verweerster streeft geen doelmatige behandeling van de zaak na door twee dagen voor de zitting in hoger beroep in 2021 een aanvullende grief in te dienen over de afwijzing van het verzoek van haar cliënt voor het opleggen van een ondertoezichtstelling. Verweerster verbindt deze grief aan de mate waarin klaagster het eens zou zijn met voorstellen van de ex-partner voor de zorgregeling voor de dochter van partijen. Deze gang van zaken verhoudt zich niet met gedragsregel 6 en is in strijd met een goede procesorde; verweerster heeft zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten in het aanvullend verweerschrift van 17 september 2020 door daarin een analyse van klaagster als moeder te maken en te stellen dat klaagster de dochter zou indoctrineren en actief zou onthechten van haar vader. Niets uit deze analyse is ooit bevestigd of vastgesteld door derden. De wijze waarop verweerster zich in dit verweerschrift zonder nuancering stellig over haar uitlaat ervaart klaagster als onnodig grievend. Ook het liken door verweerster van de post op LinkedIn van de ex-partner van klaagster van 23 oktober 2021, waarin onder meer de naam van de dochter van partijen en de functie van klaagster zijn vermeld, ervaart klaagster als onnodig grievend en lasterlijk; verweerster heeft feitelijke informatie verstrekt waarvan zij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist is. Verweerster stelt in haar processtukken, waaronder het aanvullend verweerschrift van 17 september 2020, onwaarheden over klaagster en de dochter als feiten zonder daarvoor bewijs aan te leveren en zonder klaagster gesproken te hebben. Dit is grensoverschrijdend en polariserend.3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.
4. VERWEER
4.1 Verweerster voert verweer tegen de klacht. In dat verband doet verweerster allereerst een beroep op niet-ontvankelijkheid. Volgens verweerster voldoet de klacht niet aan het vereiste om een klacht beknopt en zo duidelijk mogelijk te omschrijven en is het tuchtrecht niet bedoeld om afgesloten dan wel lopende zaken opnieuw inhoudelijk te beoordelen. Ook wijst verweerster erop dat het tuchtrecht niet toegankelijk is voor klachten over een advocaat van de wederpartij door wiens handelen een klager niet rechtstreeks in een persoonlijk belang getroffen is.
4.2 Als inhoudelijk verweer tegen de klacht betwist verweerster dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster aan dat zij zich zeer bewust is van de balans tussen de behartiging van de belangen van haar cliënt, het verkondigen van onwaarheden en onbewezen stellingen en feiten ten nadele van klaagster en het in acht nemen van mogelijke nadelige consequenties van haar handelen en woorden voor de dochter. Daarbij benadrukt verweerster dat haar hele praktijk gericht is op de-escaleren.
4.3 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Ontvankelijkheid
5.1 Voordat de raad kan toekomen aan een inhoudelijke behandeling van de klacht moet de raad, gelet op het namens verweerster gedane beroep op niet-ontvankelijkheid en ook ambtshalve, eerst vaststellen of klaagster in haar klacht kan worden ontvangen.
5.2 De raad is van oordeel dat klaagster in haar klacht over verweerster kan worden ontvangen. Klaagster heeft de onderdelen van haar klacht in haar correspondentie met de deken uitvoerig op een rij gezet en de kern daarvan is voldoende duidelijk: verweerster heeft in de familierechtelijke kwestie tussen klaagster en haar ex-partner polariserend gehandeld. Daarmee is het eigen belang van klaagster bij de klacht ook gegeven. De raad zal de onderdelen van de klacht hierna inhoudelijk beoordelen.
Toetsingskader
5.3 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is daarbij niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
5.4 De klacht gaat over het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij van klaagster. De advocaat van de wederpartij heeft een ruime mate van vrijheid om de belangen van haar cliënt te behartigen op de wijze als haar in overleg met haar cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel.
Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënt haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënt wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
In familierechtelijke kwesties zal een advocaat bovendien moeten waken voor polarisatie en escalatie van de verhoudingen tussen partijen, omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, in het bijzonder de belangen van kinderen. In dat verband mag van een familierechtadvocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren.
Klachtonderdelen a), c) en d) zijn gegrond
5.5 De raad is op grond van het klachtdossier en de ter zitting afgelegde verklaringen van oordeel dat verweerster als advocaat in de familiekwestie tussen haar cliënt en klaagster zowel in haar uitlatingen over klaagster als moeder als in het gebruik van de informatie afkomstig van haar cliënt de grenzen van het betamelijke heeft overschreden.
5.6 De wijze waarop verweerster zich over klaagster in haar rol als moeder heeft uitgelaten in haar processtukken in relatie tot onthechting en ouderverstoting is escalerend en polariserend in een familierechtelijke kwestie waarin de verhoudingen tussen partijen al niet optimaal zijn. Het gaat de raad hierbij om de suggestieve en aanmatigende toon die verweerster aanslaat in bijvoorbeeld haar brief aan het gerechtshof van 21 juni 2021 (zie de citaten uit deze brief in 2.4) en haar pleitnota van 23 juli 2021 (zie 2.6). Deze toon getuigt van een emotionele betrokkenheid die niet past bij de professionele distantie die van verweerster mag worden verwacht in deze familiekwestie en ten opzichte van haar cliënt. Ook de door verweerster gebruikte bewoordingen en formuleringen die zij in haar processtukken gebruikt om klaagster als moeder te omschrijven (zie de citaten uit deze processtukken in 2.3 en 2.5) zijn niet alleen onnodig voor het overeenkomen van een omgangsregeling voor haar cliënt met de dochter van partijen, maar dragen ook niet bij aan een oplossing van het geschil dat partijen verdeeld houdt. Bovendien zijn deze door verweerster gekozen teksten naar objectieve maatstaven onnodig grievend.
5.7 Verweerster heeft in haar verweer tegen de klacht en in haar toelichting op zitting aangevoerd dat haar processtukken haar mening zijn en dat het haar taak als advocaat is om de informatie die zij van haar cliënt krijgt te duiden, maar daarbij verliest verweerster uit het oog dat zij daarbij namens haar cliënt optreedt in een familiekwestie waarin de belangen van de dochter meespelen en dat zij een professionele filter behoort toe te passen op de processtukken en de van haar cliënt afkomstige informatie die zij daarvoor gebruikt. Dat heeft verweerster in dit geval onvoldoende gedaan. Verweerster had er niet zonder meer van uit mogen gaan dat de informatie die haar cliënt haar gaf over bijvoorbeeld zijn contact met klaagster juist was en zij had die informatie in ieder geval met een grotere terughoudendheid moeten opschrijven dan zij nu heeft gedaan. Met de citaten uit de processtukken van verweerster, waaronder vooral het verweerschrift van 17 september 2020 - waarin verweerster klaagster in verband brengt met ‘actieve onthechting van de dochter’, een ‘transgenerationeel verbond’, ‘zeer suggestieve communicatie’, ‘zeer manipulatief opgesteld, ‘Het wemelt van de suggestieve insinuaties’ – heeft verweerster olie op het vuur gegooid en dat past een familierechtadvocaat niet. Daarbij wordt aangetekend dat verweerster niet heeft weersproken dat, zoals klaagster stelt, haar analyse, waarop zij haar aantijgingen jegens klaagster baseert, nimmer door derden is vastgesteld of bevestigd.
Verder volgt uit de processtukken van verweerster onvoldoende dat verweerster niet haar eigen standpunt, maar dat van haar client verwoordt. Door bijvoorbeeld meerdere keren haar eigen opvattingen te gebruiken – ‘Voor vader (en ondergetekende) is het volstrekt duidelijk dat moeder dit gedrag heeft aangeleerd bij [de dochter]’ en ‘Ondergetekende heeft nog nooit gehoord dat een zes (!) jarig meisje zelfstandig iets over haar zorgregeling meldt bij een raadsonderzoeker.’ en ‘Ook het feit dat moeder [de dochter] actief ‘onthecht’ van vader…’ – en deze als feiten te kwalificeren zonder daar bewijs van over te leggen, geeft verweerster er blijk van dat zij zich niet dan wel onvoldoende realiseert dat haar een verdergaande mate van terughoudendheid past, juist omdat de belangen van de dochter van partijen een rol spelen.
In hetzelfde licht ziet de raad ook de door verweerster gelikete post op LinkedIn van de voormalige partner van haar cliënt waarin wordt gerefereerd aan het familierechtelijke geschil tussen klaagster en de cliënt van verweerster en waarin ook de naam van de dochter wordt genoemd. Deze post, waarin klaagster impliciet wordt beschuldigd van ouderverstoting, is grievend voor klaagster en door het liken van deze post heeft verweerster zich onvoldoende gerealiseerd dat van haar als familierechtadvocaat een verdergaande terughoudendheid mag worden verwacht in haar handelen ten opzichte van de wederpartij dat naar objectieve maatstaven als kwetsend kan worden ervaren.
5.8 Uit het bovenstaande volgt dat de raad klachtonderdelen a), c) en d) gegrond zal verklaren.
Klachtonderdeel b) is ongegrond
5.9 De raad is van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door twee dagen voor de zitting in hoger beroep in 2021 een aanvullende grief in te dienen. Weliswaar is het twee dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling indienen van de aanvullende grief kort dag, maar daarmee is niet meteen sprake van een ondoelmatige behandeling van het hoger beroep door verweerster of van strijd met een goede procesorde. Het stond verweerster verder ook vrij om, in het belang van haar cliënt, de aanvullende grief te onderbouwen zoals zij dat in haar brief van 21 juli 2021 aan het gerechtshof heeft gedaan. De omstandigheid dat klaagster deze handelwijze als zeer stressvol en intimiderend heeft ervaren, zoals klaagster heeft gesteld, betekent niet dat deze handelwijze klachtwaardig is. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.
6. MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft zich in een familierechtelijk geschil waarbij de belangen van de dochter van partijen meespelen niet gedragen zoals dat van een behoorlijk handelende familierechtadvocaat mag worden verwacht. De aard en ernst van haar gedragingen rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Daarbij weegt de raad mee dat verweerster met onvoldoende professionele distantie in een familierechtzaak heeft opgetreden, terwijl juist van een advocaat in zaken die het familierecht betreffen, en in het bijzonder die waar kinderen bij betrokken zijn, een de-escalerende houding mag worden verwacht.
6.2 Verder weegt de raad mee dat verweerster in haar schriftelijke verweer en tijdens de zitting bij de raad weinig tot geen blijk heeft gegeven van enige zelfreflectie op haar handelen. Tot slot houdt de raad er rekening mee dat aan verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Op grond van deze omstandigheden ziet de raad aanleiding in dit geval te volstaan met een waarschuwing.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht grotendeels gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.2 Omdat raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
€ 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en € 500,- kosten van de Staat.7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.
7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a), c) en d) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. N.C. Milani en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 9 december 2024