Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:282
Zaaknummer
240223
Inhoudsindicatie
Artikel 13-beklag, beklag tegen beslissing deken om geen advocaat aan te wijzen. De procedure die klager wenst te voeren, moet aanhangig gemaakt worden bij de kantonrechter. Daar is geen procesvertegenwoordiging verplicht. De procedure bij de kantonrechter is zodanig ingericht dat ook niet-juristen een zaak succesvol kunnen aanbrengen. Beklag ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 2 december 2024 in de zaak 240223 naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager tegen: de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken 1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 18 juli 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat voor de procedure die klager wenst te voeren geen bijstand door een advocaat is vereist.
Bij het hof 1.3 Klager heeft op 14 augustus 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier: - het verweer van de deken - de repliek - de dupliek.
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Klager werd medisch behandeld door een internist-infectioloog. Klager heeft zich tot mr. Van O gewend om klager bij te staan in een aansprakelijkheidsprocedure tegen zijn arts en het ziekenhuis waar die arts werkzaam is. De arts had klager niet geïnformeerd over de vervangende medicatie voor klagers behandeling. De andere verwijten hielden in dat klager niet zijn volledige medisch dossier heeft ontvangen, dat klager werd behandeld door een verpleegkundige in plaats van de arts en dat de arts de zorgen van klager over een bultje op zijn hand niet serieus had genomen.
2.2 Klager is zelf een procedure gestart bij de Geschillencommissie Zorg en vorderde daar een schadevergoeding van € 12.867,50. De Geschillencommissie Zorg heeft de klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in een bindend advies van 26 februari 2021. Tussen klager en mr. Van O. bestaat een verschil van inzicht of mr. Van O. klager zou bijstaan in de procedure bij de Geschillencommissie Zorg of niet.
2.3 Op 7 juni 2021 heeft klager de rechtsbijstand van mr. Van O. beëindigd en vervolgens een klacht ingediend over mr. Van O. bij de deken. Na een onderzoek door de deken is de klacht voorgelegd aan de raad van discipline. De raad heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk voor zover mr. Van O. de inhoud van de opdracht niet schriftelijk had bevestigd, niet heeft geholpen met de schadestaat en niet is meegegaan naar de zitting bij de Geschillencommissie Zorg. Ook heeft mr. Van O. tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld omdat hij klager niet had gewezen op de termijn van twee maanden om in beroep te gaan tegen de beslissing van de Geschillencommissie Zorg. Aan mr. Van O. is de maatregel van berisping opgelegd. Mr. Van O. heeft beroep ingesteld bij het hof van discipline, maar heeft dat beroep ingetrokken voordat die mondeling is behandeld.
2.4 Klager heeft mr. Van O. aansprakelijk gesteld op 1 juli 2021. Klager wil een procedure tegen mr. Van O. starten bij de rechtbank. Klager stelt dat verweerder niet tijdig in beroep is gegaan tegen het bindend advies van de Geschillencommissie Zorg en klager de mogelijkheid heeft ontnomen om tot een schikking te komen met de arts en/of het ziekenhuis.
2.5 Op 11 juli 2024 heeft klager de deken verzocht een advocaat aan te wijzen om klager bij te staan in de aansprakelijkheidsprocedure tegen mr. Van O. De deken heeft dit verzoek afgewezen, omdat de aangewezen weg voor klagers aansprakelijkheidsprocedure een procedure bij de kantonrechter is waarvoor geen procesvertegenwoordiging is vereist. De gestelde schade van klager bestaat immers uit een bedrag van € 12.867,-, zijnde de schadevordering tegen de arts, en eventueel de eigen bijdrage van de toevoeging voor de rechtsbijstand van mr. Van O. van € 152,-.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Klager kan zelf geen advocaat vinden die hem wil bijstaan en heeft daartoe voldoende pogingen ondernomen. Er zijn meerdere advocaten die hebben aangegeven niet over de benodigde specialistische kennis te beschikken om klager te kunnen bijstaan. Als meerdere advocaten onvoldoende deskundig voor het voeren van die procedure zijn, beschikt klager zelf zeker niet over voldoende kennis om de procedure zelfstandig zonder bijstand van een advocaat te voeren. Bovendien is klager voor betaling van een advocaat aangewezen op een toevoeging. Een gewone jurist werkt niet op basis van toevoeging en is daarom niet betaalbaar voor klager.
Verweer
3.2 De deken heeft gemotiveerd verweer gevoerd, wat het hof heeft betrokken in zijn oordeel.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent.
Overwegingen hof
4.2 De mogelijkheid om de deken te vragen een advocaat aan te wijzen op grond van artikel 13 Advocatenwet betreft een noodvoorziening voor de situatie dat een rechtzoekende geen mogelijkheid heeft zelf zijn zaak voor de rechter te brengen. In dit geval biedt de kantonprocedure wel de ruimte voor rechtzoekenden om zelf te procederen, wat betekent dat geen advocaat benodigd is om een procedure aanhangig te maken. Hoewel het hof begrip heeft voor klagers terughoudendheid om zonder juridische bijstand een aansprakelijkheidsprocedure te starten, geldt dat de procedure bij de kantonrechter zodanig is ingericht dat ook niet-juristen een zaak succesvol kunnen aanbrengen bij de rechter. Voor deze situatie is de voorziening van artikel 13 Advocatenwet dan ook niet bedoeld. De deken heeft op goede gronden het verzoek om aanwijzing van een advocaat ongegrond verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 18 juli 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. K. van Dijk en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 2 december 2024.