Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:207
Zaaknummer
24-842/DH/RO
Inhoudsindicatie
Toewijzing verzoek artikel 60b Advocatenwet. De uitschrijving van verweerder ná indiening van het artikel 60b-verzoek en vlak voor dan wel na de zitting van 25 november 2024, vormt geen beletsel voor het in behandeling nemen van het verzoek van de deken. Geen noodzaak voor het opleggen van een onmiddellijke schorsing omdat verweerder niet meer staat ingeschreven als advocaat. Wel treft de raad voorzieningen. De patroon van verweerder wordt aangewezen als waarnemer. De deken krijgt de bevoegdheid om zich, zo nodig met behulp van de sterke arm en met inachtneming van de Algemene wet op het binnentreden, toegang te verschaffen tot de woning van verweerder om de cliëntendossiers op verweerders laptop te kunnen verkrijgen.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 december 2024 in de zaak 24-842/DH/RO naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet van:
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Rotterdam deken
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 19 november 2024 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet ingediend tegen verweerder. 1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerder bij brief van 20 november 2024 opgeroepen om ter zitting van de raad van 25 november 2024 te verschijnen voor de behandeling van het verzoek. De oproepingsbrief is per aangetekende en niet aangetekende e-mail aan verweerders beide bekende e-mailadressen gestuurd en daarnaast ook per post aan verweerders adressen in [kantoorplaats] en [woonplaats]. 1.3 Het verzoek is met gesloten deuren behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2024. Daarbij waren de deken, zijn adjunct-secretaris, mr. C.M. IJsselstein, en verweerders patroon, mr. [Y], aanwezig. Verweerder is niet verschenen. Mr. [Y] heeft niet opgetreden als gemachtigde van verweerder. 1.4 De raad is er ambtshalve mee bekend geworden dat verweerder zich op 25 november 2024 op eigen verzoek heeft laten schrappen van het tableau. 1.5 De raad heeft kennisgenomen van het verzoek en de daarbij behorende bijlagen.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op het dossier en de ter zitting gegeven toelichting, uit van de volgende feiten. 2.2 Verweerder is sinds 1 juli 2022 ingevolge artikel 1 lid 3 Advocatenwet voorwaardelijk ingeschreven als advocaat. Hij is werkzaam (geweest) als stagiaire-ondernemer onder het patronaat van mr. [Y]. Verweerder en mr. [Y] werken in dezelfde kantoorruimte. Verweerder betaalde hiervoor maandelijks kantoorkosten aan mr. [Y]. Verweerder verschijnt niet meer op kantoor 2.3 Begin 2024 is een betalingsachterstand ontstaan van de kantoorkosten die verweerder maandelijks aan mr. [Y] diende te voldoen. 2.4 Eind juli 2024 is de betalingsachterstand van de kantoorkosten opgelopen tot zeven à acht maanden en is verweerder een afgesproken betalingsregeling niet nagekomen. Mr. [Y] heeft hem vanaf dat moment formeel aangemaand tot betaling van de kantoorkosten. 2.5 Vanaf begin augustus 2024 is verweerder niet meer op kantoor verschenen. Mr. [Y] heeft herhaaldelijk contact gezocht met verweerder via diverse communicatiemiddelen, maar zonder resultaat. Zij is langs geweest op verweerders privéadres, maar zij trof hem daar niet aan en de woning maakte op dat moment volgens haar een verlaten indruk. 2.6 Mr. [Y] heeft daarna contact gehad met diverse cliënten van verweerder. Van één van deze cliënten heeft mr. [Y] vernomen dat verweerder mogelijk in een instelling verbleef. Mr. [Y] heeft bij de Rechtspraak navraag gedaan of sprake was van een gedwongen opname opdat zij mogelijk via een aangewezen advocaat kon achterhalen waar verweerder verbleef. Van een gedwongen opname is echter niet gebleken. 2.7 Mr. [Y] liet in september 2024 aan het bureau van de deken weten dat zij geen contact meer kreeg met verweerder. Naar aanleiding hiervan heeft de deken herhaaldelijk telefonisch en per e-mail contact gezocht met verweerder, maar zonder resultaat. De deken heeft ook contact gezocht met twee broers van verweerder, maar ook die konden desgevraagd geen uitsluitsel geven over verweerders verblijfplaats of welbevinden. 2.8 Op 22 november 2024 heeft mr. [Y] nogmaals een bezoek gebracht aan verweerders privéadres, alwaar zij verweerders auto (in tegenstelling tot de vorige keer) voor de deur geparkeerd aantrof. Verweerder leek niet thuis, hij deed in elk geval de deur niet open na aanbellen door mr. [Y]. Ook verweerders buren hebben desgevraagd aan mr. [Y] niet kunnen vertellen waar verweerder was. Uitblijven van reactie op verzoeken van de deken 2.9 Verweerder moet als stagiaire-ondernemer, op grond van artikel 3.12 lid 2 Verordening op de advocatuur (hierna: Voda), elk half jaar de raad van de orde de balans en winst- en verliesrekening die door de patroon moeten zijn ondertekend, toesturen. Op verzoeken daartoe is door verweerder niet gereageerd. 2.10 In het kader van een jaarlijkse controle op de advocatenkantoren heeft de deken op 1 juli 2024 een uitnodiging voor het doen van kantooropgave en verzoek om inlichtingen 2024 naar verweerder gestuurd. Ondanks meerdere rappels heeft verweerder geen opgave gedaan. Op 15 oktober 2024 is een voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom aan verweerder gestuurd per e-mail en aan zijn kantooradres. Op 25 oktober 2024 is dezelfde brief nogmaals per aangetekende post naar het privéadres van verweerder en per e-mail gestuurd. De aangetekende brief is door de deken retour ontvangen. 2.11 Sinds eind september 2024 heeft de deken drie klachten tegen verweerder ontvangen. Deze klachten gaan onder meer over het niet bereikbaar zijn van verweerder. In geen van de klachten is tot op heden een reactie van verweerder ontvangen, ondanks het verzoek daartoe. 2.12 Op 31 oktober 2024 heeft de deken verweerder per brief geïnformeerd over zijn voornemen een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet in te dienen. Daarop is van verweerder geen reactie ontvangen. 2.13 Op 11 november 2024 ontving de deken van de Raad voor Rechtsbijstand het signaal dat ten laste van verweerder executoriaal derdenbeslag is gelegd in verband met onbetaalde griffierechten van de rechtbank Limburg. Op het verzoek van de deken aan verweerder om daarop te reageren is geen reactie ontvangen.
3 VERZOEK 3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk. De deken maakt zich bijzonder veel zorgen over enerzijds het persoonlijk welbevinden van verweerder en anderzijds zijn praktijk en de daaraan inherente zorg voor/om (de zaken van) zijn cliënten. Verweerders onbereikbaarheid vereist volgens de deken een onmiddellijke voorziening. 3.2 De deken heeft verzocht als voorziening een waarnemer voor verweerders praktijk aan te wijzen, te weten mr. [Y]. De deken heeft daarbij verzocht te bepalen dat verweerder verplicht is mr. [Y] toegang te verschaffen tot de bedrijfsruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd, toegang tot zijn laptop (pincode etc.) of anderszins tot zijn dossiers (digitaal en fysiek), teneinde in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen te nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, en waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kunnen worden gebracht bij andere advocaten. 3.3 Voor het geval dat verweerder binnen twee dagen na datum van de beslissing op dit verzoek geen medewerking verleent of kan verlenen, wordt verzocht om mr. [Y] te machtigen, zo nodig in overleg met de deken, alle voorzieningen te treffen die zij nodig acht, waaronder dat zij zich, waar nodig met behulp van de sterke arm, toegang kan verschaffen tot de door verweerder gebruikte bedrijfsruimte en woonruimte, gelet op de naar alle waarschijnlijkheid aldaar aanwezig zijnde laptop van verweerder waarop zich zijn gehele kantooradministratie en al zijn dossiers bevinden. Onder deze voorzieningen dient ook te worden verstaan het met behulp van een ICT’er toegang krijgen tot de (digitale) kantoorsystemen van verweerder.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet en is niet ter zitting van de raad verschenen.
5 BEOORDELING 5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen dan wel een of meer voorzieningen met betrekking tot de praktijkuitoefening van de betrokken advocaat treffen die de raad geboden acht. Ontvankelijkheid verzoek na uitschrijving verweerder 5.2 Verweerder heeft zich op de dag van de zitting uitgeschreven als advocaat. Tegen die achtergrond staat de raad allereerst voor de vraag of de deken in zijn verzoek ex art. 60b Advocatenwet ontvankelijk is. In navolging van de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2010 (ECLI:NL:TADRARL:2010:YA0852) acht de raad de uitschrijving van verweerder ná indiening van het artikel 60b-verzoek en vlak voor dan wel na de zitting van 25 november 2024, geen beletsel voor het in behandeling nemen van het verzoek van de deken. Artikel 60b van de Advocatenwet heeft immers ten doel de belangen van cliënten – zo veel, zo snel en zo effectief als mogelijk is – veilig te stellen. Verweerder beschikt nog steeds over de dossiers van zijn cliënten voor wie hij tot aan zijn uitschrijving van het tableau als advocaat optrad. Daarin worden door verweerder al geruime tijd geen werkzaamheden meer verricht terwijl hij voor zijn cliënten ook niet meer bereikbaar is. De zaken en belangen van de cliënten van verweerder dreigen daardoor ernstig te worden verwaarloosd, met alle mogelijke processuele en financiële risico’s van dien. 5.3 Uit de feiten en hetgeen de deken aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd blijkt genoegzaam dat verweerder tijdelijk of blijvend niet in staat is zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. Afgezien van zijn uitschrijving op 25 november 2024 heeft verweerder al ruim vier maanden op geen enkele wijze van zich laten horen. Zijn patroon, zijn cliënten, de deken en zelfs zijn familieleden tasten in het duister wat betreft de verblijfplaats van verweerder. Verweerder heeft de aan het verzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden ook niet weersproken. De raad acht het dan ook noodzakelijk om een ordemaatregel als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet te treffen. Schorsing niet meer noodzakelijk 5.4 Omdat verweerder op het moment van deze beslissing niet meer staat ingeschreven als advocaat, is de noodzaak voor het opleggen van een onmiddellijke schorsing komen te vallen. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen. Voorzieningen 5.5 Wel zal de raad de gevraagde voorlopige voorzieningen toewijzen. Nu de dossiers van verweerders cliënten nog steeds onder hem rusten, is het nodig om maatregelen te treffen die ertoe leiden dat de belangen van deze cliënten weer op een juiste wijze (kunnen) worden behartigd. 5.6 Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder zijn werkzaamheden pleegt te verrichten vanaf zijn laptop, waarop zijn dossiers lokaal staan opgeslagen. Deze laptop bevindt zich niet in de kantoorruimte die verweerder met mr. [Y] deelt, zoals mr. [Y] ter zitting heeft aangegeven. Het is dus aannemelijk dat deze laptop zich bevindt in de woning van verweerder. Een andere mogelijke woon- of verblijfplaats van verweerder is immers niet bekend. Gelet daarop heeft de deken verzocht om een voorziening te treffen die ertoe strekt dat mr. [Y] als waarnemer voor verweerder na binnentreding van diens woning de beschikking krijgt over de zakelijke bestanden die zich op de laptop van verweerder bevinden. 5.7 De raad merkt op dat verweerders woning niet is te kwalificeren als een ‘praktijk aan huis’. Van een rechtstreeks van buitenaf toegankelijke ruimte die uitsluitend wordt gebruikt voor de uitoefening van de advocatenpraktijk is immers geen sprake. Dat brengt met zich dat binnentreding in de woning van verweerder buiten diens toestemming slechts mogelijk is indien wordt beschikt over een schriftelijke machtiging als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Algemene wet op het binnentreden. 5.8 Omdat niet mr. [Y], maar de deken is belast met het toezicht op de naleving van de Advocatenwet door de in zijn arrondissement ingeschreven advocaten, acht de raad de deken in dit geval de aangewezen persoon om, in het bezit van vorenbedoelde machtiging, over te gaan tot binnentreding van de woning van verweerder. Mr. [Y] kan daarbij als waarnemer voor verweerder aanwezig zijn, maar zij heeft daarbij geen formele, toezichthoudende of controlerende taak. Eenmaal (rechtmatig) in het bezit van de laptop staat het mr. [Y] vervolgens vrij om met behulp van de zich op de laptop bevindende zakelijke bestanden, zo nodig in overleg met de deken, te doen wat haar goed dunkt voor een behoorlijke belangenbehartiging van de cliënten van verweerder. 5.9 De raad ziet al met al aanleiding om op de voet van art. 60b lid 1 Advocatenwet de hierna te melden voorzieningen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder te treffen. BESLISSING De raad van discipline: - wijst af het verzoek van de deken op grond van artikel 60b Advocatenwet om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk te schorsen; - wijst toe het verzoek van de deken op grond van artikel 60b Advocatenwet om met onmiddellijke ingang voorzieningen te treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder, in dier voege dat:
1) mr. [Y], advocaat te Rotterdam, wordt aangewezen als waarnemer voor verweerders praktijk, waarbij verweerder verplicht is mr. [Y] toegang te verschaffen tot: o de (bedrijfs)ruimtes waarin de praktijk van verweerder wordt c.q. werd gevoerd; o zijn laptop en andere zakelijke gegevensdragers, inclusief alle benodigde wachtwoorden en toegangscodes; o alle dossiers, zowel digitaal als fysiek; teneinde in het belang van de cliënten van verweerder, zo nodig in overleg met de deken, al die maatregelen te nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder onder kunnen worden gebracht bij andere advocaten en mr. [Y] gemachtigd is alle voorzieningen te treffen die zij nodig acht, waaronder het inschakelen van een ICT-deskundige om toegang te krijgen tot de laptop en andere zakelijke gegevensdragers bij gebrek aan wachtwoorden en/of toegangscodes daarvan, waarbij de kosten voor de waarneming door mr. [Y] ten laste van verweerder worden gebracht en verweerder mr. [Y] daartoe zekerheid dient te stellen;
2) in het geval verweerder binnen twee dagen na de datum van deze beslissing geen medewerking verleent of kan verlenen aan de hiervoor getroffen voorziening, de deken de bevoegdheid heeft om zich, zo nodig met behulp van de sterke arm en met inachtneming van de Algemene wet op het binnentreden, toegang te verschaffen tot de woning van verweerder aan de [woonadres] te [plaats], waarbij de deken gerechtigd is, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht, tot het inzien en kopiëren van de dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers betrekking hebbende op de praktijk van verweerder, waarvan de deken dit in verband met een juiste vervulling van de hiervoor getroffen voorziening nodig acht.
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, M.G. van den Boogerd en M. van Eck leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 4 december 2024