Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:310

Zaaknummer

24-172/AL/MN

Inhoudsindicatie

Eindbeslissing na aanvullend dekenonderzoek. Hoewel er vraagtekens blijven bestaan bij de inkomens en vermogenspositie van verweerder in relatie tot de klacht kan op grond van het aanvullend onderzoek van de deken niet worden vastgesteld dat verweerder ten onrechte een beroep heeft gedaan op financiële rechtsbijstand en dus ook niet dat verweerder financieel niet integer heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

Arnhem‑Leeuwarden  

van 16 december 2024

in de zaak 24-172/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerder

 

Verloop van de procedure

1.1 Bij tussenbeslissing van 8 juli 2024 heeft de raad deze klachtzaak terugverwezen naar de deken voor aanvullend onderzoek zoals omschreven in deze beslissing en daarbij iedere verdere beslissing aangehouden.

1.2 Bij brief van 1 oktober 2024 heeft de deken de bevindingen van het aanvullende onderzoek naar de raad, klaagster en verweerder gestuurd.

1.3 Op 11 oktober 2024 heeft de raad klaagster en verweerder gevraagd om uiterlijk 31 oktober 2024 op het aanvullend onderzoek van de deken te reageren. Vanwege het vertrouwelijke karakter van de financiële stukken van verweerder en de inhoud van de brief van LOTA heeft de raad het aanvullend onderzoek van de deken zonder de bijlagen aan partijen gestuurd. De raad heeft partijen hierover vooraf geïnformeerd.

1.4 Op 22 oktober 2024 heeft de raad de reactie van klaagster ontvangen en op 24 oktober 224 de reactie van verweerder. Vervolgens zijn klaagster en verweerder in de gelegenheid gesteld om op elkaars reactie te reageren. Deze reacties heeft de raad op 12 en 13 november 2024 ontvangen.

1.5 De raad beslist nu als volgt.

 

AANVULLENDE FEITEN

2.1 De raad verwijst voor een weergave van de relevante feiten naar zijn tussenbeslissing van 8 juli 2024.

2.2 De deken heeft in haar brief van 1 oktober 2024 vermeld dat zij in het kader van haar aanvullend onderzoek bij verweerder alle stukken over de aanvraag en toewijzing van de gefinancierde rechtsbijstand en gegevens over de inkomens- en vermogenspositie van hem en zijn echtgenote in 2021 heeft opgevraagd. De deken heeft verder vermeld dat zij de van verweerder ontvangen stukken aan de Landelijke Organisatie Toezicht Advocatuur (hierna: LOTA) heeft doorgestuurd met het verzoek om onderzoek te doen naar de financiële situatie van verweerder.

Vervolgens heeft de LOTA in een vertrouwelijk rapport van 23 september 2024 de financiële stukken van verweerder, waaronder de aangiftes inkomstenbelasting en de jaarrekeningen van de ondernemingen van verweerder en zijn echtgenote geanalyseerd. Naar aanleiding van deze analyse heeft de LOTA een aantal aandachtspunten opgesomd.

De deken heeft op grond van haar aanvullend onderzoek, gelet op de analyse van de LOTA, (slechts) geconcludeerd dat vraagtekens te zetten zijn bij de financiële situatie en inkomens-en vermogenspositie van verweerder in relatie tot de inhoud van de klacht.

 

VERDERE BEOORDELING

Opmerking vooraf

3.1 De raad merkt op dat verweerder in zijn reacties op het aanvullend onderzoek van de deken en op de reactie daarop van klaagster de ontvankelijkheid van de klacht opnieuw ter discussie heeft gesteld. In de tussenbeslissing van 8 juli 2024 had de raad over de ontvankelijkheid van de klacht al geoordeeld. De ontvankelijkheid van de klacht staat daarmee vast.

De raad verklaart de klacht ongegrond

3.2 Naar aanleiding van de tussenbeslissing van 8 juli 2024 heeft de deken aanvullend onderzoek gedaan zoals door de raad verzocht. De deken heeft haar bevindingen op 1 oktober 2024 aan de raad gestuurd, zoals hiervoor beschreven onder 2.2.

3.3 Hoewel er, gelet op de analyse van de LOTA, vraagtekens blijven bestaan bij de inkomens- en vermogenspositie van verweerder in relatie tot de klacht van klaagster kan de raad - ook op grond van de nieuwe informatie die de deken aan de raad heeft verstrekt - niet vaststellen of de toevoeging naar de maatstaven van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna ook: RvR) ten onrechte is verstrekt. De vraag of de toevoeging op basis van de peiljaarverlegging terecht dan wel onterecht aan verweerder is verstrekt, kan uiteindelijk alleen de RvR beantwoorden. De raad mag niet op de stoel van de Raad voor Rechtsbijstand gaan zitten; de vraag die de raad moet beantwoorden is louter of de klacht al dan niet gegrond is.

3.4 Nu de raad op grond van het aanvullend onderzoek van de deken niet kan vaststellen dat verweerder ten onrechte een beroep heeft gedaan op financiële rechtsbijstand kan de raad ook niet vaststellen dat verweerder in dat verband financieel niet integer heeft gehandeld. De juistheid van de klacht van klaagster kan dan ook niet worden vastgesteld, reden waarom de klacht ongegrond moet worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. N.C. Milani en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024.

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 16 december 2024