Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:290
Zaaknummer
24-073/DB/GLD
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van beide klachtonderdelen de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle overige relevante feiten en omstandigheden van het geval zoals die uit het beschikbare klachtdossier blijken. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 2 december 2024
in de zaak 24-073/AL/GLD
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 maart 2024 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 5 september 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 29 januari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/124 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 11 maart 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 4 april 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift met bijlagen op dezelfde datum digitaal ontvangen.
1.5 De raad heeft het verzet inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 november 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klaagster had zich vergist in de tijd en is daardoor niet ter zitting aanwezig geweest.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de verklaring die verweerder ter zitting heeft afgelegd.
2. VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat kader heeft klaagster een uitgebreide toelichting gegeven op het alimentatiegeschil met haar ex-echtgenoot en op de verwijten die zij verweerder maakt over de voor haar verrichte werkzaamheden.
2.2 Tegen de feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3. FEITEN EN DE KLACHT
3.1 Voor de feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4. BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad ziet op grond van de stukken en de ter zitting afgelegde verklaring van verweerder geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De door klaagster aangevoerde verzetgronden slagen dan ook niet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht over verweerder de juiste toetsingsmaatstaf toegepast en geoordeeld dat hij de juistheid van de verwijten die klaagster verweerder maakt niet kan vaststellen, omdat klaagster haar verwijten niet concreet heeft gemaakt en niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.
In haar verzetschrift heeft klaagster de verwijten die zij verweerder maakt herhaald en zij heeft daarbij elf bijlagen gevoegd waaruit volgens klaagster blijkt dat zij in het alimentatiegeschil door verweerder is benadeeld. De raad kan de juistheid van de door klaagster in verzet opnieuw gemaakte verwijten niet vaststellen. Een inhoudelijk oordeel over het alimentatiegeschil is voorbehouden aan de civiele rechter en het is aan de strafrechter om te oordelen over de door klaagster in de strafzaak tegen haar ex-man verzochte schadevergoeding. De tuchtrechter heeft daarin geen rol. Van klachtwaardig handelen van verweerder is de raad verder niet gebleken en verweerder heeft dat ter zitting ook gemotiveerd betwist. De raad leidt uit de stukken af dat klaagster teleurgesteld is in onder meer het gebrek aan financiële stukken van de wederpartij en de gang van zaken rondom de door haar verzochte schadevergoeding, maar dat betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is voor nader onderzoek naar de klacht geen plaats. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. J.G. Molenaar en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 2 december 2024