Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:225
Zaaknummer
24-166/DH/RO
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 december 2024 in de zaak 24-166/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 mei 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 9 januari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 5 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/23 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 8 mei 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 7 juni 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 november 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken van klager van 28 oktober 2024.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2 Klager is, anders dan verweerder beweert, niet betrokken geweest bij V.T-B.V, de wederpartij van de cliënte van verweerder. Verweerder heeft daar ook geen bewijs van overgelegd. Verweerder heeft feiten verdraaid in een procedure, terwijl klager zich daar niet tegen heeft kunnen verdedigen omdat hij geen partij is in die procedure. Klager is namelijk geen bestuurder, aandeelhouder of werknemer van V.T-B.V. Verweerder had dat kunnen controleren in het Handelsregister. 2.3 Ter onderbouwing van zijn verzet heeft klager een vonnis van de kantonrechter van 9 augustus 2024 overgelegd, waarin is beslist op de procedure. Klager is in het vonnis niet aangemerkt als partij en wordt daar ook niet in genoemd. 2.4 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. 4.2 De omstandigheid dat klager in de procedure bij de kantonrechter geen procespartij was en dat zijn naam verder ook niet is genoemd in het vonnis, maakt het oordeel van de voorzitter niet onjuist. Dat de naam van klager niet is genoemd door de kantonrechter, betekent niet dat daarmee verweerder incorrect heeft gehandeld door zich in een eerder stadium op het standpunt te stellen dat klager feitelijk of middellijk bestuurder zou zijn van V-T B.V. Verweerder was namelijk ter behartiging van de belangen van zijn cliënte gehouden om na te gaan wie feitelijk betrokken was bij de opdrachtverlening aan zijn cliënte in verband met een namens die cliënte aanhangig te maken procedure. Dat hij in dit verband bij klager is uitgekomen, acht de raad, in navolging van de voorzitter, niet onbegrijpelijk en die conclusie heeft de voorzitter ook deugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft klager uiteindelijk niet in de procedure betrokken – welke keuze ook ten grondslag ligt aan het feit dat klager geen partij was in de procedure – en dat betekent dat van klager ook verder geen verdediging werd verwacht. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. mrs. A.N. Kampherbeek en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 december 2024