Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-11-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2024:212

Zaaknummer

24-134/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 november 2024 in de zaak 24-134/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 mei 2024 op de klacht van:

klager

over:   verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 25 juli 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 22 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K184 2023 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 8 mei 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen. 1.4    Op 20 mei 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.  1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 14 oktober 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.  1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klager stelt dat de voorzitter een onjuiste maatstaf heeft toegepast waarbij klager heeft gewezen op de volgens hem correcte maatstaf uit jurisprudentie van de Raad van State en de Hoge Raad en tevens heeft gewezen op verschillende tuchtuitspraken.      De voorzitter heeft, met zijn oordeel dat klager het punt waar hij over klaagt bij de zitting van de rechtbank aan de orde kon stellen, miskent dat er om gaat dat verweerder gedragsregel 20 geschonden heeft door pas ter zitting van de rechtbank een stelling in te nemen. Dat is tuchtrechtelijk ontoelaatbaar. Verweerder heeft ook niet doelmatig gehandeld. Verweerders handelen heeft er namelijk toe geleid dat klager hoger beroep heeft moeten instellen.  2.2    Met betrekking tot de feiten heeft klager gesteld dat in de voorzittersbeslissing een onjuiste datum van het verweerschrift is genoemd. Met betrekking tot de klacht stelt klager dat klachten 2 en 3 niet adequaat zijn behandeld. Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet verder niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING 4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    Met klager wordt vastgesteld dat in 1.2 van de voorzittersbeslissing niet de juiste datum van het verweerschrift is opgenomen. Nu het klachtdossier slechts één verweerschrift bevat en de voorzitter daaruit in 1.2 bovendien geciteerd heeft, was het voor partijen duidelijk welk processtuk werd aangeduid, namelijk het verweerschrift van 21 maart 2023. De in de voorzittersbeslissing opgenomen datum is weliswaar onjuist, maar de door de voorzitter genomen beslissing is niet daarop gebaseerd. Deze is gebaseerd op de (correct weergegeven) inhoud van het verweerschrift. De raad merkt de onjuiste datum aan als een kennelijke fout en verbetert die: in plaats van de door de voorzitter genoemde datum van 10 januari 2023 moet de correcte datum 21 maart 2023 worden gelezen. De verzetgrond ten aanzien van de feiten slaagt derhalve niet. 4.3    De raad is van oordeel dat ook de overige verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft de juiste tuchtrechtelijke maatstaf aangelegd en heeft daarbij rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verweerder mocht ter zitting zijn juridische standpunt innemen zoals hij heeft gedaan. Dit is niet in strijd met gedragsregel 20. De tuchtrechter heeft het juiste beoordelingskader toegepast. Dat klachten 2 en 3 niet adequaat zijn behandeld, volgt de raad evenmin. Klager heeft twee (en niet drie) klachten ingediend en de beide klachten zijn door de voorzitter in de beslissing opgenomen en beoordeeld. De voorzitter heeft de klacht dus volledig beoordeeld en naar het oordeel van de raad ook op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.  4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en G. Sarier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 25 november 2024