Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-12-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:170
Zaaknummer
24-218/DB/OB
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 9 december 2024 in de zaak 24-218/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 12 juni 2024 op de klacht van:
klaagster gemachtigde: [naam]
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 september 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|116K van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 12 juni 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 17 juni 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 28 oktober 2024. Namens klaagster is niemand verschenen. Verweerder is in persoon verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster van mening blijft dat er sprake was van een kansloze en zinloze procedure met als enig doel het verrijken van verweerder en het toebrengen van maximale schade aan klaagster. Het is bewezen dat de belangen van de wederpartij door verweerder onnodig en onevenredig geschaad zijn zonder redelijk doel, wat blijkt uit het feit dat op 12 april 2024 de aandelen van HHH zijn overgegaan naar klaagster en dat de procedure nagenoeg direct is stopgezet door GHB. Als er daadwerkelijk een belang was, dan was de procedure voortgezet.
3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 9 december 2024