Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:272

Zaaknummer

240202

Inhoudsindicatie

Beklag op grond van artikel 13 ongegrond. Klager heeft al meerdere malen verzocht om toewijzing van een advocaat voor dezelfde kwesties. Telkens verzuimt klager om zijn verzoek feitelijk en begrijpelijk te onderbouwen. Misbruikbepaling.

Uitspraak

Beslissing van 28 oktober 2024 in de zaak 240202      naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:

 

klager

tegen:

de deken

 

1    DE PROCEDURE 

Bij de deken 1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. 

1.2    De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 16 juli 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing het volgende ten grondslag gelegd. 

1.3    Klager doet een verzoek voor toewijzing van een advocaat voor een procedure tegen de Staat en voor toewijzing van een advocaat voor rechtsbijstand die eerder werd verleend door mr. R(...). Ten aanzien van de procedure tegen de Staat geldt volgens de deken dat deze procedure onvoldoende kans van slagen heeft. Bovendien heeft klager onvoldoende zelf geprobeerd om een advocaat te vinden. Ten aanzien van de eerder door mr. R(...) verleende bijstand geldt dat eerdere toewijzingsverzoeken zijn afgewezen en dat klager geen nieuwe feiten heeft gesteld die ertoe leiden dat nu anders geoordeeld zou moeten worden. 

Bij het hof 1.4    Klager heeft op 18 juli 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). 

1.5    Verder bevat het dossier: -    het verweer van de deken -    de e-mail van 27 augustus 2024, met bijlagen, van klager -    de e-mail van 24 september 2024, met bijlagen, van de deken. 

1.6    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier. 

 

2    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1    Bij beslissing van 26 september 2008 heeft de toenmalige deken van de orde van advocaten Den Haag (mr. Bruins) beslist op een verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat. Uit de beslissing blijkt dat mr. R(...) bijstand heeft verleend aan klager en dat er tussen klager en mr. R(...) onenigheid is ontstaan. Mr. R(...) heeft klager geadviseerd, maar klager kon zich in het voor hem negatieve advies niet vinden. De deken heeft echter geoordeeld dat het advies van mr. R(...) deugdelijk was en dat mr. R(...) op terechte gronden zijn bijstand aan klager niet heeft voortgezet. De deken zag geen gronden voor toewijzing van een andere advocaat. Het tegen de beslissing gerichte beklag is op 13 februari 2009 afgewezen door het hof. 

2.2    Bij beslissing van 19 november 2009 heeft de toenmalige deken (mr. Van Win) geoordeeld over een volgend verzoek van klager om een advocaat toe te wijzen voor de eerder door mr. R(...) verleende bijstand. De deken heeft het verzoek afgewezen op de grond dat, zakelijk weergegeven, mr. R(...) zijn bijstand heeft gestaakt omdat klager zijn afspraken niet nakwam. Het tegen de beslissing gerichte beklag is op 12 juli 2010 afgewezen door het hof. 

2.3    Bij beslissing van 12 november 2010 heeft diezelfde deken een verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat voor de eerder door mr. R(...) verleende bijstand en een advocaat voor bijstand bij de aansprakelijkstelling van mr. R(...) afgewezen. Redengevend was dat klager geen nieuwe feiten had gesteld die ertoe zouden moeten leiden dat wel een opvolger voor mr. R(...) benoemd zou moeten worden en dat de deken in het arrondissement Dordrecht al een advocaat had toegewezen voor de aansprakelijkheidskwestie tegen mr. R(...). Het hof heeft het tegen deze beslissing gerichte beklag op 21 maart 2011 ongegrond verklaard. 

2.4    Bij beslissing van 20 maart 2020 heeft de toenmalig deken (mr. Van Rijn) afwijzend beslist op een verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat als opvolger van mr. R(...) en tot toewijzing van een advocaat voor het aansprakelijk stellen van de Staat in verband met twee verdwenen voertuigen. Volgens de deken heeft klager geen feiten gesteld die meebrengen dat een opvolger voor mr. R(...) moet worden aangewezen. Voor de kwestie met de Staat geldt volgens de beslissing van de deken dat klager desgevraagd geen informatie heeft verstrekt die voor beoordeling van zijn verzoek noodzakelijk is. 

2.5    Uit de beslissing van 29 juni 2020 blijkt dat de deken het verzoek tot toewijzing van een advocaat voor de kwestie met de Staat opnieuw en met inachtneming van door klager verstrekte informatie heeft beoordeeld. De deken heeft het verzoek opnieuw afgewezen op de grond dat uit de door klager verstrekte informatie niet blijkt dat de door klager gewenste procedure tegen de Staat een redelijke kans van slagen heeft. Daarnaast is niet gebleken dat klager zich voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden. 

2.6    Het hof heeft de beklagen tegen de beslissingen van 20 maart 2020 en 29 juni 2020 op 28 juli 2020 ongegrond verklaard. In deze beslissing heeft het hof het volgende overwogen:

“Het hof stelt vast dat klager herhaaldelijk op (volstrekt) ondeugdelijke gronden om aanwijzing van een advocaat heeft verzocht. In die verzoeken valt een patroon te ontdekken waarin klager zonder concrete toelichting en gerichte onderbouwing om een advocaat vraagt en zich, na een afwijzing door de deken daar vervolgens over beklaagt bij het hof, en dat vervolgens op niet te volgen gronden. Klager moet er rekening mee houden dat een volgend verzoek in de voorliggende en aanverwante kwesties door het hof niet in behandeling worden genomen wegens misbruik van klachtrecht.”

2.7    Bij beslissing van 8 december 2023 heeft de (huidige) deken afwijzend beslist op het verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat voor het aansprakelijk stellen van de Staat in diverse kwesties. De deken heeft het verzoek afgewezen op de grond dat, zakelijk weergegeven, het onvoldoende feitelijk en begrijpelijk is onderbouwd. 

 

3    BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag 3.1    Klager heeft in zijn beklagschrift het volgende gesteld:

“mij voorbehouden nog nader aan te vullen wordt primair beklag ingediend jegens 16-07-2024 niet aanleveren verzochte advocaat gegevens. Vergelijkend toepassing art. 46D lid 1 waarvan resultaat art. 46e niet van toepassing subsidiair beklag jegens (standaard) weigering advocaat art. 13. De beslissing is genomen na ingebrekestelling en indienen beroepschrift rechtbank Overijssel niet tijdig beslissen op verzoek. 

Na reeds eerder gedaan verzoek en afwijzing en ongegrond beklag omdat naar stelling van het Hof niet voldoende gegevens zouden zijn aangeleverd op vragen vanuit de deken is nieuwe aanvraag gedaan met aanvullende gegevens. Overigens zowel 1e als 2e aanvraag aanleveren van gegevens is naar kunnen geen probleem echter de deken den Haag vraagt voortdurend met opzadeling van werkzaamheden vandien waartoe dan opvolgend de juiste kwalitatieve toepassing en totaal overzicht ontbreekt of ontkenning van gevraagde en aangeleverde informatie met tot heden nadelige rechts-en gevolgen vandien. 

Opgave is gedaan van vele benaderde advocaten alsook bovenop de 1e aanvraag extra uitleg en aanvullende stukken. De weergaves van de deken en orde zijn incompleet en onjuist. 

Met aanhouding wordt voorzien in fungerende rechtsbijstand van reeds eerder beoordeelde en toegekende en aanwezige rechtsbijstand art. 13 waarbij de rechtsbijstandsverlener mr. N. R(...) alsook S. zich hebben ontrokken van beroep en daardoor niet meer bereikbaar voor rechtsbijstandsbenodigde met daarentegen immer openstaand belang. Op welke wijze invulling wordt gegeven aan fungerende rechtsbijstand bestaande toekenning rechtsbijstand art. 13 is aan de deken en orde den Haag. Ter duidelijkheid betreft het verzoek dus niet nieuwe aanvraag art. 13 echter nakoming vanuit bestaande.”

Verweer 3.2    De deken heeft aangevoerd dat klager nog altijd niet heeft aangetoond dat er voertuigen zijn verdwenen en dat de Staat aansprakelijk is. De deken wijst er verder op dat klager niet heeft aangetoond dat hij zich recent maar tevergeefs heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden voor bijstand in de kwestie met de Staat.

3.3    De deken heeft in verband met de opvolging van mr. R(...) aangevoerd dat klager geen nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag heeft gelegd aan zijn herhaalde verzoek en dat er reeds daarom geen grond is voor toewijzing van een advocaat als opvolger. 

 

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Oordeel hof

4.2    Het hof is van oordeel dat de deken het verzoek van klager op terechte gronden heeft afgewezen. Klager heeft voor de vijfde keer verzocht om een advocaat toe te wijzen ter vervanging van mr. R(...), echter zonder dit verzoek feitelijk en begrijpelijk te onderbouwen. Klager heeft voor de derde keer verzocht om toewijzing van een advocaat voor een kwestie met de Staat, echter ook dit verzoek heeft klager andermaal onvoldoende feitelijk en begrijpelijk onderbouwd. Niet valt vast te stellen dat de door klager gewenste procedures enige redelijke kans van slagen hebben. 

Misbruik van klachtrecht

4.3    Het hof herhaalt het eerdere oordeel dat klager misbruik maakt van klachtrecht. Klager verzoekt keer op keer om toewijzing van een advocaat, echter zonder het verzoek deugdelijk te onderbouwen. Tegen de afwijzende beslissingen van de opvolgende dekens stelt hij beklag in bij het hof. Klager verzuimt telkens om het beklag te voorzien van een duidelijke en ondubbelzinnige motivering. Het hof herhaalt het oordeel dat klager met zijn handelwijze misbruik maakt van klachtrecht. Klager moet er rekening mee houden dat een volgend verzoek in de voorliggende en aanverwante kwesties door het hof niet in behandeling wordt genomen wegens dit misbruik. 

4.4    Het hof voegt daaraan toe dat naar zijn oordeel niet van de deken kan worden gevergd dat een volgend verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat ter vervanging van mr. R(...) of voor de kwesties met de Staat in behandeling wordt genomen. Evenmin kan van de deken worden gevergd dat een verzoek van klager tot toewijzing van een advocaat op andere, maar onbegrijpelijke of niet feitelijk onderbouwde gronden in behandeling wordt genomen. 

 

5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 16 juli 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag ongegrond. 

Deze beslissing is genomen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. K. van Dijk en J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.

griffier     voorzitter

De beslissing is verzonden op 28 oktober 2024.