Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2024:193

Zaaknummer

24-356/A/A/D

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. De deken verwijt verweerster dat zij herhaaldelijk niet of niet tijdig voldoet aan verzoeken van de deken om inlichtingen en dat verweerster met die opstelling de deken op onaanvaardbare wijze belemmert in haar toezichthoudende taak. Daarnaast wordt verweerster verweten dat zij tweemaal op een zitting van de raad inzake een tegen haar gericht 60b-verzoek, in strijd met de waarheid heeft verklaard. Voor het verwijt inzake het belemmeren van de deken in haar toezichthoudende taak is verweerster reeds op grond van het 60b-verzoek van de deken op 9 september 2024 door de raad voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk (de zaak met nummer 24-459/A/A). In de onderhavige zaak erkent verweerster dat zij met haar handelen en nalaten de deken in haar toezichthoudende taak belemmert. Dit bezwaaronderdeel wordt reeds daarom gegrond verklaard. Daarnaast stelt de raad vast dat verweerster, anders dan zij had verklaard, inderdaad zonder bericht afwezig is geweest bij een getuigenverhoor en dat zij tevens in strijd met de waarheid heeft verklaard dat zij al haar strafzaken had overgedragen aan een andere advocaat. Verweerster heeft zich nog beroepen op verdrietige persoonlijke omstandigheden, welke door de raad wel worden gezien maar naar het oordeel van de raad geen rechtvaardiging vormen voor het handelen van verweerster. Aan verweerster wordt daarom als maatregel een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van haar praktijk van zes weken opgelegd, welke ingaat nadat de schorsing op grond van het 60b-verzoek is geëindigd.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 november 2024 in de zaak 24-356/A/A/D naar aanleiding van het bezwaar van:

deken

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Bij brief aan de raad van 16 mei 2024 met kenmerk 2274445/JS/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken haar bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 30 september 2024 in aanwezigheid van de deken en twee stafmedewerkers van de deken. Verweerster was met bericht van verhindering niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.2    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 19. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van verweerster aan de deken van 17 mei 2024, van de e-mail van de deken aan verweerster van 21 mei 2024, van de brief van deken aan de raad van 17 september 2024 en van de e-mail van verweerster van 30 september 2024 aan de raad.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

Opgave Nieuw Kantoor 2.2    Verweerster is sinds 10 januari 2006 advocaat. Per 12 mei 2022 heeft verweerster - na een korte periode in een ander arrondissement te hebben gewerkt - haar kantoor opnieuw gevestigd in Amsterdam. 2.3    Op 2 juni 2022 heeft de deken verweerster uitgenodigd om het formulier Opgave Nieuw Kantoor (ONK) in te vullen. Naar aanleiding van verweersters (her)inschrijving bij het arrondissement Amsterdam heeft de deken verweerster ook uitgenodigd voor een gesprek op 16 juni 2022. Tijdens dit gesprek, in de daarop volgende brief van 21 juni 2022 en ook in een e-mailbericht van 22 juni 2022, is verweerster erop gewezen dat zij de ONK nog niet had ingevuld. Op 4 juli 2022 heeft verweerster enkele documenten ten behoeve van de ONK ingediend. 2.4    In augustus 2022 is de zoon van verweerster betrokken geraakt bij een verkeersongeval en aan de gevolgen hiervan overleden. Verweerster is daarna enige tijd uitgevallen. Mr. K heeft haar toen waargenomen. 2.5    Op 7 december 2022 is namens de deken telefonisch contact gezocht met mr. K, die aangaf dat verweerster midden in een rouwproces zat waarbij elke vorm van stress diende te worden vermeden. Op 7 maart 2023 is namens de deken telefonisch contact opgenomen met verweerster. Verweerster liet weten weer aan het werk te zijn. 2.6    Bij e-mailbericht van 10 juli 2023 is verweerster namens de deken geïnformeerd dat haar ONK nog niet compleet is. Onder meer de kantoorklachtenregeling (artikel 6.28 juncto 7.4 van de Voda) en een betalingsbewijs van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (artikel 6.24 juncto 6.25 van de Voda) ontbraken. Verder ontbrak het kantoorhandboek (artikel 6.4 van de Voda juncto artikel 32 van de Roda), de statuten van de stichting derdengelden en de overeenkomst tussen het kantoor en de stichting derdengelden. Verweerster is in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende documenten binnen twee weken aan te leveren. 2.7    Bij e-mailbericht van 4 december 2023 heeft verweerster laten weten dat het haar niet was gelukt om via de toegezonden link de aanvullende vragen aan te vinken. Bij e-mailbericht van 5 december 2023 is verweerster namens de deken bericht dat zij de ontbrekende stukken per e-mail kon toesturen. Verweerster heeft hier niet op gereageerd. De stukken zijn niet ingestuurd. CCV 2.8    Op 1 februari 2024 heeft de deken verweerster verzocht binnen vier weken opgave Centrale Controle op de Verordening (CCV) over 2023 te doen. Verweerster heeft niet binnen de daartoe gestelde termijn voldaan aan het verzoek. 2.9    Aan verweerster is op 5 maart 2024 een eerste herinnering verzonden. Bij e-mailbericht van 25 maart 2024 is aan verweerster een tweede herinnering gezonden met het verzoek de opgave CCV alsnog te doen vóór 7 april 2024. 2.10    Op 24 april 2024 heeft de deken aan verweerster aangekondigd dat zij voornemens was een last onder dwangsom op te leggen als verweerster niet alsnog binnen twee weken zou voldoen aan haar verplichting opgave CCV te doen. Hierbij is verweerster erop gewezen dat zij op grond van gedragsregel 29 verplicht is om alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken. 2.11    Verweerster heeft op 28 april 2024 haar CCV opgave over 2023 gedaan. Kantoorbezoek 2.12    Bij e-mailbericht van 13 februari 2024 heeft de deken verweerster meegedeeld dat op 26 maart 2024 haar kantoor bezocht zou worden. In dat verband is verweerster verzocht om uiterlijk twee weken voorafgaand aan het kantoorbezoek een aantal stukken aan het dekenbureau toe te sturen, zoals recente jaarstukken en een bewijs van betaling van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. 2.13    Bij e-mailbericht van 27 februari 2024 heeft de deken het kantoorbezoek verplaatst naar 11 april 2024. De deken heeft verweerster daarbij verzocht om de ontvangst van deze e-mail te bevestigen. Aangezien verweerster niet tijdig had gereageerd op dit bericht, is aan verweerster op 25 maart 2024 een herinnering gestuurd. Bij e-mailbericht van 2 april 2024 heeft verweerster laten weten dat zij door ziekte niet in staat was geweest te reageren en heeft zij om uitstel verzocht tot 7 april 2024 voor het inzenden van de vragenlijst. Dit uitstel is per e-mailbericht van 2 april 2024 verleend. 2.14    Wegens het uitblijven van een reactie van verweerster, is zij op 8 april 2024 namens de deken verzocht de stukken uiterlijk die dag aan te leveren en is daarbij aangegeven dat een nader uitstel niet zou worden verleend. Bij e-mailbericht van 11 april 2024 heeft verweerster wederom om uitstel verzocht. Diezelfde dag belde verweerster ook om te melden dat het op die dag geplande kantoorbezoek wegens ziekte geen doorgang kon vinden. Verweerster liet in dat gesprek weten dat zij genoodzaakt was om als advocaat te blijven werken en dat zij dit tegen het advies van haar huisarts bleef doen. 2.15    Bij e-mailbericht van 11 april 2024 heeft de deken verweerster verzocht om (onder meer) een overzicht van alle lopende zaken toe te sturen. Daarbij is verweerster ook verzocht de in het kader van het kantoorbezoek opgevraagde informatie (zie 2.12) uiterlijk 18 april 2024 aan te leveren. Hierop heeft verweerster niet gereageerd. 2.16    Op 30 april 2024 heeft de deken haar dekenbezwaar in concept aan verweerster toegezonden met het verzoek daarop binnen twee weken te reageren. Verweerster heeft hierop bij e-mailbericht van 17 mei 2024 het volgende geschreven:     “Mijn reactie stond ter verzending klaar, maar ik wilde het nog laten checken door een collega om het uiterlijk morgen naar u toe te zenden. Deze email kunt u zien als mijn verweer. Graag verzoek ik deze aan te hechten aan al uw bezwaren richting de commissie van discipline. In de tussentijd zal ik doorgaan met mijn werk en mijn uiterste best blijven doen voor die paar cliënten die ik nog met hart en ziel bijsta. Ook zal ik ondanks uw dekenbezwaar op korte termijn de door u verzochte stukken documenten aan u doen toekomen.     De grootste angst van iedere moeder is 20 maanden geleden voor mij een onomkeerbare werkelijkheid geworden. Ik heb mijn zoontje van 8,5 jaar oud, het tweelingbroertje van mijn achtergebleven dochter, voor mijn eigen ogen zien verongelukken. Elke dag word ik wakker met een dolkstoot in mijn hart. Het trauma van het gevecht dat ik mijn zoontje en ik samen op 16 augustus 2022 hebben geleverd om hem in leven te houden maakt mij kapot. Inmiddels meer dan 20 maanden leef ik dag in dag uit met de grootste pijn die ik ooit heb gekend. Elke dag breek ik een paar keer. Vandaag duurde mijn huilaanval 50 minuten. De enige reden waarom ik nog rechtop probeer te staan is om mijn dochtertje (…) te kunnen opvoeden. In haar bijzijn probeer ik mijn best te doen om vrolijk over te komen en haar veel liefde en aandacht te geven. Ik huil niet, maar zij voelt mijn verdriet.     Mijn dochter is het overlijden van haar broertje gestopt met praten, heeft inmiddels 2 verjaardagen zonder hem de kaarsjes op haar taart moeten uitblazen. Ze pakt elke dag mijn hand en zegt: "mamma samen naar (zoon verweerster) toe". Nachts roept ze zijn naam. Overdag probeert ze heel vrolijk over te komen. Ze tekent elke dag tientallen tekeningen met een vergelijkbaar beeld; een verdrietige moeder en een vrolijk blond broertje die op een ster zit.     (dochter verweerster) heeft naast een taalstoornis ook een vorm van autisme dat zich kenmerkt in dwingend en agressief gedrag. Haar vader heeft een vergelijkbare vorm van Autisme. Vader en dochter zijn financieel en emotioneel afhankelijk van mijn functioneren.     Naast mentaal ben ik ook lichamelijk helemaal op. Ik heb inmiddels een hartritmestoornis, darmklachten, een maagzweer en een evenwichtsstoornis. Dankzij de medicijnen die mijn huisarts en psychiater voorschrijven kan ik nog enigszins werken. Niet omdat ik wil, maar omdat ik geen andere keuze heb.     Het feit dat ik van binnen elke dag steeds meer dood ga is voor niemand een reden om de verwachtingen bij te stellen. Ik moet doorgaan met het voldoen aan alle verwachtingen van de samenleving, waaronder ook die van U.     Wat jammer dat het zo ontzettend moeilijk voor u is gebleken om zich in mijn situatie te proberen te verplaatsen. Het had u als deken, collega, mens, vrouw en wie weet misschien als moeder gesierd om uw hand uit te reiken en een klein gebaar van medeleven, een teken van bezorgdheid over mij als moeder en mens te tonen.     Het staat u vrij om vooral door te gaan met uw acties om mij nog verder in de ellende te duwen en mij wellicht van het tableau geschrapt te krijgen, zodat ik mijn gezin financieel ook niet meer kan onderhouden. Ik sta machteloos tegenover uw handelswijze.     Ik hoop dat noch u noch iemand anders ooit in een vergelijkbare situatie terecht hoeft te komen. Mocht er ooit wel iets vergelijkbaars gebeuren, dan hoop ik dat vanuit uw omgeving mag rekenen veel voldoende liefde, steun, begrip en hulp om een vergelijkbaar trauma ooit te kunnen verwerken” 2.17    Bij e-mailbericht van 21 mei 2024 heeft de deken aan verweerster het volgende geantwoord:     “Uiteraard heb ik begrip voor uw zware persoonlijke omstandigheden en in de gesprekken die zijn geweest is ook juist daar aandacht voor geweest. Juist vanwege uw persoonlijke omstandigheden is aan u ook diverse malen (langer dan gebruikelijk) uitstel verleend. En juist vanwege uw persoonlijke omstandigheden is diverse keren bezorgdheid geuit over uw welzijn en uw gezondheid. Ik heb aangegeven dat het vanwege uw persoonlijke omstandigheden en gezondheid beter zou zijn indien u tijdelijk zou stoppen met de praktijk. U heeft echter de uitdrukkelijke wens om de praktijk voor te zetten. Zoals in het dekenbezwaar aangegeven bent u zo lang als u de praktijk blijft uitoefenen verplicht om (uiteindelijk) aan alle voor advocaten geldende verplichtingen te voldoen. Als u daartoe zelf niet in staat bent, kunt u dat ook aan uw waarnemer overlaten. Zolang u de praktijk blijft uitoefenen ben ik als deken verplicht om te zorgen dat de regels worden nageleefd en dat de belangen van cliënten niet in het geding komen.” 2.18    Op 2 juli 2024 is namens de deken aan verweerster het voorstel gedaan een kantoorbezoek in te plannen op 15 of 16 juli 2024. Verweerster heeft bij e-mail van 4 juli 2024 verzocht om te wachten met het plannen van een kantoorbezoek tot na terugkeer van haar toenmalige gemachtigde, mr. B, van vakantie op 7 augustus 2024. 2.19    Bij e-mail van 8 juli 2024 is verweerster hierop namens de deken twee data gegeven voor een kantoorbezoek, te weten op 20 augustus 2024 en 22 augustus 20204. In dat verband is verweerster tevens verzocht een vragenlijst uiterlijk twee weken voorafgaand aan het kantoorbezoek ingevuld en ondertekend retour te sturen. Het kantoorbezoek is vervolgens gepland op 22 augustus 2024. Op 14 augustus 2024 heeft verweerster de deken verzocht of het kantoorbezoek digitaal kon plaatsvinden. Het kantoorbezoek heeft op 22 augustus 2024 niet plaatsgevonden. Signaal Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en overnameverzoek 2.20    Op 6 juni 2024 heeft de deken een signaal ontvangen met de mededeling dat verweerster op die datum zonder bericht afwezig zou zijn geweest bij een zitting in een strafzaak bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (het gerechtshof), waarin verweerster één van de verdachten bijstond. Verweerster zou ten tijde van de zitting ook niet telefonisch bereikbaar zijn geweest. Daarbij is eveneens gemeld dat verweerster een aantal dagen daarvoor zou zijn aangehouden door de politie, en mogelijk nog vast zou zitten. 2.21    De deken heeft nader onderzoek laten doen naar dit signaal. De stafmedewerker van de deken heeft geprobeerd contact te leggen met verweerster maar kreeg haar telefonisch niet te pakken. Wel sprak zij met de waarnemer van verweerster, mr. K. Mr. K wist van niets, maar gaf aan contact te zullen opnemen met verweerster. Enige uren later nam verweerster telefonisch contact op met het dekenbureau en liet zij weten dat zij geen zitting had gemist bij het gerechtshof en ook niet was aangehouden door de politie. 2.22    Bij e-mailbericht van 7 juni 2024 heeft de stafmedewerker aan mr. K nadere informatie verstrekt die zij had ontvangen van een aanwezige bij de zitting bij het gerechtshof. De stafmedewerker schrijft, voor zover relevant:     “In vervolg op ons telefonisch contact van gisterenmiddag bericht ik u dat wij de informatie hebben verkregen van een aanwezige bij de openbare zitting bij het Gerechtshof Arnhem op 6 juni 2024 om 11.50. De zitting betrof cliënt P(…). Toen bleek dat [verweerster] niet aanwezig was (haar cliënt was er wel), is de afwezigheid kennelijk besproken waarbij op enig moment de parketpolitie meldde dat [verweerster] eerder in de week zou zijn aangehouden en daarom niet aanwezig was.     Het is standaardpraktijk dat als er een dergelijk bericht binnenkomt, wij navraag doen. Als toezichthouder is de deken dat ook verplicht. Ik begreep van u dat [verweerster] u heeft verteld dat zij niet is aangehouden en dat zij niet op de hoogte was van een zitting bij het Gerechtshof waar zij als advocaat aanwezig zou moeten zijn.     Ik hoor nog wel graag van u of [verweerster] of P(…) wel een cliënt van [verweerster] is en of er met betrekking tot die cliënt op 6 juni wel een zitting heeft plaatsgevonden. Wij willen graag weten wat er nu precies aan de hand kan zijn geweest.” 2.23    Op 11 juni 2024 ontving het dekenbureau een telefoontje van mr. L. De heer P had haar verzocht de zaak van verweerster over te nemen. Gelet op gedragsregel 28 en omdat verweerster nog steeds vermeld stond als advocaat op de parketrol en derhalve verweersters medewerking vereist was om de zaak over te nemen, wilde mr. L in contact treden met verweerster. Mr. L kon verweerster echter niet bereiken en nam daarom contact op met de deken. De deken heeft mr. L verwezen naar verweersters waarnemer, mr. K. 2.24    Bij e-mailbericht van 13 juni 2024 heeft de deken verweerster nogmaals verzocht om nadere informatie te geven over de zitting van 6 juni 2024 bij het gerechtshof. De deken heeft dit e-mailbericht op 17 juni 2024 doorgestuurd aan mr. K. Mr. K heeft hierop bij e-mailbericht van 18 juni 2024 als volgt gereageerd, voor zover relevant:     “Om een en ander na te gaan heb ik het PV ttz d.d. 27 mei 2024 opgevraagd, hetgeen ik pas vrijdag jl. heb ontvangen. Uit dit PV blijkt dat kennelijk op de pf zitting d.d. 27 mei 2024 waar zowel [verweerster] als haar cliënt - in overleg - beiden afwezig waren de inhoudelijke datum 6 juni 2024 is bepaald. Daarbij is uiteraard bepaald dat zowel [verweerster] als haar cliënt hiervan op de hoogte moeten worden gebracht door middel van een oproep. Van [verweerster] heb ik begrepen dat zowel zij als haar cliënt geen oproep voor de inhoudelijke zitting d.d. 6 juni 2024 hebben gehad. Ook heeft zij pas recent nadat ik om het PV d.d. 27 mei 2024 heb verzocht kennis van de inhoud van het PV kunnen nemen. [Verweerster] was derhalve niet op de hoogte van de zitting d.d. 6 juni 2024.” 2.25    De deken had (eveneens op 13 juni 2024) ook de strafgriffie van het gerechtshof verzocht om informatie te verstrekken over de gang van zaken rondom de zitting van 6 juni 2024. De raadsheer bij wie de zaak van de heer P op zitting stond heeft de deken bij e- mailbericht van 14 juni 2024 geïnformeerd en daarbij tevens het proces-verbaal van de zitting gevoegd. De raadsheer schrijft - voor zover relevant - het volgende:     “[Verweerster] fungeert naar zeggen van de heer P(…) al sinds jaar en dag als zijn advocaat, maar zij verscheen 6 juni niet op zitting en bleek ook niet bereikbaar op de telefoonnummers die we van haar hadden. Haar is op 28 mei jl. een kopie van de oproep van verdachte voor deze zitting toegezonden door het ressortsparket.     Verdachte vertelde desgevraagd dat hij zo’n twee weken vóór de zitting nog telefonisch contact met [verweerster] had en dat ze hem had toegezegd dat ze hem nog driemaal zou bezoeken in de PI voordat zijn zaak inhoudelijk op 6 juni zou worden behandeld. Hij heeft vervolgens niet meer van haar vernomen. Zij had hem te kennen gegeven dat ze zou stoppen met haar advocatenpraktijk, maar dat ze zijn zaak als laatste nog zou doen.     (…)     Wij hebben de zaak van P(…) aangehouden en hem aangeraden met spoed (via de Raad voor Rechtsbijstand) een nieuwe advocaat te zoeken, met verzoek aan onze Verkeerstoren zijn zaak op een termijn van 3 maanden of daaromtrent opnieuw op zitting aan te brengen voor inhoudelijke behandeling.     (…)     Overigens informeer ik u graag dat de zaak ook in juli 2023 is aangehouden wegens persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de raadsrouw (zij is op enig moment haar zoontje door een ongeluk verloren).     Ook voor verdachte zelf een uiterst ongelukkige gang van zaken. Hij is in maart 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaren voor betrokkenheid bij drugsdelicten, en nadat in hoger beroep in november ’22 een aantal getuigen zijn gehoord wacht de zaak op een inhoudelijke behandeling. Voor de getuigenverhoren was de raadsvrouw behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.” 2.26    Bij brief van 18 juni 2024 heeft de deken de Raad verzocht om verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van haar praktijk. Dat verzoek heeft bij de raad het zaaknummer 24-459/A/A gekregen (hierna: het 60b-verzoek). Het 60b-verzoek is op de zitting van 24 juni 2024 behandeld. Tijdens de zitting heeft verweerster gereageerd op de verklaring van de raadsheer dat zij ondanks behoorlijke oproeping in november 2022 niet bij het getuigenverhoor aanwezig was. Zij heeft hierover, blijkens het proces-verbaal van de zitting van 24 juni 2024, het volgende verklaard:     “Zij heeft niet twee zittingen, maar één zitting gemist. Dat is de zitting van de heer P(…) van 6 juni 2024 bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat zij ook zonder bericht niet bij het getuigenverhoor aanwezig was, is niet juist. Verweerster was weliswaar niet in persoon aanwezig, maar had schriftelijk vragen gesteld. Er was sprake van ontlastend bewijs en verweerster had gevraagd om een medeverdachte als getuige te horen. De advocaat- generaal was in de pauze naar haar toe gekomen om medeleven te betuigen. Juist dat soort situaties maakt haar kwetsbaar. Op z’n moment stort zij in. Tot aan de schorsing ging het goed met haar en had zij de belangen van de cliënt niet geschaad. De advocaat-generaal had tegen verweerster gezegd dat zij er niet zou moeten zijn en dat de zaak op een ander moment kon worden gepland. Met dat voorstel heeft verweerster ingestemd.” 2.27    Omdat deze verklaring van verweerster niet in lijn leek te zijn met hetgeen de deken eerder op 14 juni 2024 van de raadsheer, bij wie de zaak van de heer P in behandeling was, had begrepen heeft de deken hierover navraag gedaan. Op 9 juli 2024 heeft de stafmedewerker van de deken een bericht van de betreffende raadsheer ontvangen. Hij schrijft hierin het volgende:     “In antwoord op uw vraag kan ik u thans als volgt berichten. Op 8 november 2022 is een oproep brief voor de verhoren van 18 november 2022 aan [verweerster]. De verhoren stonden vanaf 09:00 uur ingepland.     Op 18 november heeft het kabinet RHC om 13:19 uur een mail ontvangen dat [verweerster] wegens ernstige gezondheidsklachten niet kon komen en dat haar werkzaamheden door mr. K(…) overgenomen zouden worden indien haar gezondheid op korte termijn niet zou verbeteren. In het proces-verbaal van bevindingen betreffende deze verhoren is door de behandelend raadsheer-commissaris het volgende opgenomen - voor zover van belang:     In bovenvermelde zaken was het getuigenverhoor gepland op vrijdag 18 november 2022 vanaf 09:00 uur. De raadsvrouw van (…) P(…), [verweerster] is niet verschenen, hoewel behoorlijk opgeroepen. De griffier heeft getracht telefonisch contact op te nemen met kantoor van de raadsvrouw, maar dit is niet gelukt. Na het eerste getuigenverhoor is het gelukt de secretaresse van de raadsvrouw te spreken. De secretaresse gaf aan dat de raadsvrouw ziek was en dat zij zich zou hebben afgemeld. Bij het kabinet van de raadsheer-commissaris is geen afmelding van de raadsvrouw binnengekomen. Begin van de middag is er nog een mail binnen gekomen van de secretaresse van de raadsvrouw, waarin werd bevestigd dat de raadsvrouw ernstige gezondheidsklachten zou hebben. Aangezien deze dag meerdere getuigen dienden te worden gehoord in aanwezigheid van meerdere raadslieden en de Advocaat-generaal zijn de verhoren doorgegaan.     Er zijn geen vragen ingestuurd door [verweerster] in verband met deze verhoren.” Klacht mevrouw G 2.28    Op 15 april 2024 heeft de deken van mevrouw G een klacht over verweerster ontvangen. Mevrouw G had eerder op 8 januari 2024 ook al een klacht over verweerster ingediend maar had deze klacht op 15 februari 2024 weer ingetrokken, omdat zij verweerster nog een kans wilde geven. De klachten gaan over verweersters dienstverlening aan mevrouw G(…). De strekking was dat mevrouw G al maanden probeerde een afspraak te maken met verweerster, maar verweerster niet (voldoende) reageerde op de contactverzoeken van mevrouw G en haar zaak onvoldoende voortvarend behandelde. 2.29    De deken heeft verweerster meerdere malen verzocht om een reactie op de klacht van mevrouw G te geven. Bij e-mailbericht van 4 juni 2024 heeft verweerster vanwege gezondheidsredenen om uitstel van de reactietermijn verzocht. Aan verweerster is uitstel verleend tot 8 juli 2024. 2.30    Op 7 juli 2024 heeft verweerster de deken laten weten dat het haar niet ging lukken om haar verweer op die datum in te dienen, omdat de link naar de stukken zou zijn verlopen. Verweerster heeft opnieuw verzocht om uitstel. Dit uitstel is slechts gedeeltelijk verleend, en wel tot 12 juli 2024. Op 15 juli 2024 heeft verweerster opnieuw laten weten dat het haar (wederom) niet was gelukt om haar verweer in te dienen, omdat een zoon van een vriend en vriendin was overleden. Bij e-mailbericht van 16 juli 2024 is aan verweerster een laatste uitstel verleend tot 19 juli 2024 om 17:00 uur. Op 19 juli 2024 om 23:54 uur heeft de deken het verweer van verweerster ontvangen. Waarneming door mr. K 2.31    Op de zitting van het 60b-verzoek van 24 juni 2024 is afgesproken dat mr. K de praktijk van verweerster voorlopig volledig zou waarnemen. Op 5 juli 2024 heeft verweerster in reactie op een aankondiging van de deken voor een kantoorbezoek de deken een e-mail gestuurd, waarin zij het volgende schrijft:     “Om u een beeld te geven wat mijn verplichtingen zijn voor de maand juli en augustus: 1- 8 juli het indienen van mijn verweer tegen de klacht van mw. G(…) 2. 10 juli opgave van verhinderdata en indienen van nadere onderzoek wensen in de zaak R. Ik heb ten behoeve van onderling overleg voor dinsdag 9 juli een bespreking met client afgesproken 3-    in de zaak gunning dien ik uiterlijk op 12 juli ter teruggave van de inbeslaggenomen goederen, waaronder zijn laptop en telefoon, een klaagschrift 552a SV bij de rechtbank moeten indienen. Het concept zal ik uiterlijk donderdag 11 juli met client moeten bespreken. 4-    Op 29 juli een belangrijke zitting van mevrouw O. bij het hof den Bosch. Zij is in eerste aanleg onder bijstand van een andere advocaat veroordeeld voor witwassen. Ik heb de zaak in hoger beroep overgenomen en heb het hof om aanvullend onderzoek verzocht. Ik meen dat naar aanleiding van de uitkomsten van nader onderzoek client een goede kans heeft om integraal te worden vrijgesproken. Client verblijft met haar zoontje in het AZC in Assen. Onze communicatie verloopt in het Engels. Ik heb de laatste 2 weken van juli geblokt om intensief aan deze zaak te werken. Na mijn concept verweer zal ik met client een bespreking plannen over onze strategie, en zal ik op 29 juli ter zitting uiteraard haar verdediging voeren. 5-    mijn huurovereenkomst van mijn huidige kantoorruimte loopt af op 31-7. Ik heb inmiddels gelukkig een nieuwe locatie gevonden. Ik zal uiterlijk woensdag 31 juli mijn kantoor moeten hebben ontruimd 6-    op 30 juli 2024 om 14.00 uur heb ik een bespreking met de reclassering, bewindvoerder en maatschappelijk werker van de heer G. omdat de woningbouw voornemens is client uit de woning te zetten. 7-    van maandag 15 juli tot 12 augustus is de dagopvang van mijn dochter wegens vakantie gesloten. Ik zal in deze periode veel tijd moeten vrijmaken voor de verzorging en dagbesteding van mijn dochter. 8-    16 augustus is de sterfdag van (zoon verweerster), het is dan precies 2 jaar geleden. We gaan hem als gezin en met goede vrienden op zijn rustplaats herdenken en nadien een kleine bijeenkomst houden. U kunt zich voorstellen hoe zwaar het nu al voelt. Ik weet van de eerste herdenking dat het voor mij ontzettend zwaar was en ik weken nodig heb gehad om enigszins te herstellen. 9-    op 28 Augustus Staat de zitting voor de voortzetting van het 60 B verzoek gepland. Mevrouw B. komt op 7 augustus terug. Ik zal naast alle andere verplichtingen ook voldoende tijd moeten vrijmaken om deze zaak samen met mw. B. goed voor te bereiden. 10-    30 september staat de behandeling voor het dekenbezwaar op zitting. Zoals gezegd kan mw. B. pas na 7 augustus 24 beide zaken bestuderen, waarop wij vervolgens inhoudelijk overleg kunnen plannen. In de tussentijd ben ik ook verplicht om de belangen van mijn cliënten te blijven behartigen en besprekingen met hen te houden en te voldoen aan reguliere Administratieve deadlines zoals het toezenden van de ccv kantooropgave en opgave kengetallen naar de orde e.d.     Ik wil u daarom vriendelijk doch met klem verzoeken om mij enige ruimte te gunnen en uw verdere verzoeken, waaronder het plannen van een kantoorbezoek aan te houden tot de terugkomst van mr. B. Gelet op alle verplichtingen in de maanden juli en augustus is het plannen van een kantoorbezoek voor mij niet haalbaar.” 2.32    Bij e-mail van 8 juli 2024 heeft (de stafmedewerker van) de deken hierop als volgt gereageerd, voor zover relevant:     “Tot slot merk ik op dat tijdens de mondelinge behandeling van het 60b-verzoek op 24 juni 2024 is afgesproken dat u uw praktijk volledig zou laten waarnemen door mr. K, kunt u uitleggen waarom u dan kennelijk thans nog werkzaamheden voor cliënten verricht?” 2.33    Hierop heeft de deken geen reactie van verweerster ontvangen. Signaal Raad voor Rechtsbijstand 2.34    Bij e-mail van 26 augustus 2024 heeft de deken een signaal ontvangen van de Raad voor Rechtsbijstand. Hierin staat het volgende, voor zover relevant:     “Hierbij zend ik u een formeel signaal met betrekking tot [verweerster]. In het afgelopen jaar speelden een aantal zaken. Op 19 februari 2024 heeft de Raad [verweerster] bericht dat zij in de periode augustus 2023 tot begin januari 2024 elf piketmeldingen heeft ontvangen, waarvan zij er slechts twee (tijdig) heeft opgepakt. De andere meldingen werden te laat of niet geaccepteerd. De Raad heeft [verweerster] gemeld dat vanaf het moment van de toezending van deze brief de piketmeldingen weer tijdig moeten worden geaccepteerd en opgepakt. Met een waarschuwende opmerking met betrekking tot het Maatregelbeleid. Op 18 juni 2024 is [verweerster] aangeschreven door het Register van de Raad over het vereiste aantal zaken om te blijven voldoen aan de specialisatievereisten Strafrecht. Ook zijn de opleidingspunten opgevraagd. [Verweerster] reageert op 19 augustus 2024 met een verzoek om coulance. Beide correspondenties zijn bij deze e-mail gevoegd. De redenen waarom de piketten niet werden opgepakt en waarom [verweerster] niet voldoet aan de vereisten voor de specialisatie vloeien voort uit het overlijden van haar zoon nu twee jaar geleden. De Raad maakt zich zorgen over de kwaliteit van [verweerster]. Zij is duidelijk door deze traumatische gebeurtenis getroffen, maar als zij stelt te kunnen werken, dan moet zij er ook voor 100% kunnen zijn.” 2.35    Met het signaal is een aantal brieven meegestuurd, waarvan de inhoud, voor zover relevant, hieronder is weergegeven. 2.36    Op 19 februari 2024 heeft de Raad voor Rechtsbijstand verweerster aangeschreven over haar deelname aan het piketrooster. Deze brief luidt als volgt, voor zover relevant:     “In de periode augustus 2023 tot en met begin januari 2024 heeft u elf piketmeldingen ontvangen. Hiervan heeft u slechts twee (tijdig) opgepakt. De andere meldingen heeft u te laat, of niet geaccepteerd. Vanwege de familieomstandigheden die u doormaakt, hebben wij de afgelopen tijd geen uitvoering gegeven aan het maatregelenbeleid, zoals vervat in het Reglement Piket (zie bijlage).     Deze gang van zaken kan niet blijven voortduren. Wij willen dringend met u bespreken wat wij vanaf nu van uw deelname aan de piketroosters kunnen verwachten. Om die reden heb ik verschillende keren getracht telefonisch contact met u op te nemen. Helaas heb ik geen contact met u kunnen krijgen. Om die reden bericht ik u langs deze weg namens de Raad als volgt. Met ingang van heden verwachten wij van u dat u piketmeldingen weer in lijn met het reglement piket (tijdig) accepteert en oppakt. In geval van niet (tijdig) accepteren van een melding, beoordelen wij met ingang van heden ook weer in hoeverre al dan niet sprake is van een verschoonbare reden. Indien blijkt dat geen sprake is van een verschoonbare reden, passen wij met ingang van heden ook het maatregelenbeleid weer toe, zoals dat is opgenomen in het meegestuurde Regelement Piket.” 2.37    Op 18 juni 2024 heeft het Register Wrb van de Raad voor Rechtsbijstand verweerster gewezen op de vereisten waaraan moet worden voldaan om ingeschreven te blijven staan voor de specialisatie strafrecht bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uit de administratie was gebleken dat er vijf toevoegingen op het terrein van strafrecht aan verweerster zijn verstrekt, terwijl het minimum aantal te behandelen zaken 15 zou moeten zijn. Verweerster is gevraagd om uiterlijk op 2 juli 2024 een toelichting hierop te geven. Na deze e-mail volgen er rappel e-mails op 2 augustus 2024, 12 augustus 2024 en op 19 augustus 2024. 2.38    Bij e-mail van 19 augustus 2024 heeft verweerster als volgt geantwoord:     “Allereerst mijn welgemeende excuses voor mijn te late reactie.     Met uw welvinden zet ik mijn inschrijving graag voort in het Strafrecht. Afgelopen vrijdag 16 augustus was het precies 2 jaar geleden dat (zoon verweerster) op 8 jarige leeftijd is omgekomen. Hij is op 16 augustus 2022 is hij overleden. Het verdriet en de pijn is voor mij nog dagelijks een grote strijd. Ik heb heel lang nauwelijks tit binna [RvD: tot bijna] niet kunnen werken. sinds begin dit jaa [RvD: jaar] heb ik mij praktijk weer parttime opgepakt strafrecht is mijn passie. Ik zou daarom ook heel graag ingeschreven willen blijven met een beroep op uw coulance. Ik zal het tekort aan zaken dit jaar inhalen.” Advocaat in dienstbetrekking 2.39    Bij e-mail van 14 augustus 2024 heeft verweerster de deken en de raad bericht dat zij met ingang van 12 augustus 2024 als advocaat in loondienst is getreden bij het Internationaal bedrijf ITGLOBAL.COM met onder andere vestigingen in Nederland en Turkije (hierna: het bedrijf). Verweerster heeft als bijlage een onvolledig ingevuld professioneel statuut meegestuurd. In verband met haar indiensttreding heeft verweerster verder aangegeven dat zij haar vijf nog lopende zaken heeft overgedragen aan mr. K. Mr. K heeft zich nog niet voor de cliënten van verweerster gesteld. 2.40    Bij e-mail van 20 augustus 2024 heeft de deken het bericht ontvangen van het Informatiepunt NOvA dat verweerster op 14 augustus 2024 via Mijn Orde een nieuw kantoor heeft aangemeld, het onder 2.39 genoemde bedrijf. Verweerster had daarbij aangegeven dat het een dienstbetrekkingskantoor betreft. Signaal van de politie 2.41    Op de zitting van 28 augustus 2024 is het 60b-verzoek verder behandeld. Tijdens die zitting heeft verweerster onder meer het volgende verklaard:      “Hier is sprake van een misverstand. In haar beleving is tijdens de vorige zitting gezegd dat verweerster geen enkele nieuwe strafzaak meer mocht innemen. De afspraak betrof volgens haar dus alle toekomstige zaken. Verweerster had niet begrepen dat zij geen handelingen meer mocht verrichten in de vijf lopende zaken die zij in behandeling had. Die toezegging heeft zij nooit op zitting gedaan. Het staat wel zo in het proces-verbaal, maar zij heeft het niet op die manier gezegd. Het is ook niet zo dat zij stiekem deze zaken wilde blijven behandelen. Zo komt dat nu wel over. Dat vindt zij vervelend. […] Verweerster heeft inmiddels al haar lopende zaken overgedragen aan mr. K Zij hebben gisteren hierover nog intensief appcontact gehad. Hij heeft de gegevens van alle cliënten ontvangen. Mr. K heeft zich echter nog niet gesteld in alle zaken. Over punt 4 van de pleitnota voert verweerster aan dat zij er nog niet aan toegekomen was om de website uit de lucht te halen. Daarvoor heeft zij nog ongeveer een termijn van 4 weken nodig.” 2.42    Op 6 september 2024 ontving de deken via de Raad voor Rechtsbijstand een signaal afkomstig van de politie Amsterdam, waaruit bleek dat verweerster op 2 september 2024 aanwezig was geweest bij een verhoor van een minderjarige verdachte op het politiebureau in Diemen. De medewerker van de politie schreef in dat bericht:      ”In de middag van 2 september hadden ik en mijn collega een verhoor gepland staan, waarbij een advocaat aanwezig was. Voorafgaand en na het verhoor zijn er enkele dingen voorgevallen met de betreffende advocaat. Het gaat daarbij om (verweerster). Naar aanleiding van de gebeurtenissen voorafgaand en na het verhoor hebben wij telefonisch contact opgenomen met een medewerker van de RvR Helpdesk Piket. Zij heeft ons aangeraden om de hele situatie in een mail uit een te zetten. Het volgende is vandaag voorgevallen: Omdat onze verdachte een minderjarige betrof diende er een advocaat aanwezig te zijn bij het verhoor. Wij hebben al eerder contact gehad met (verweerster) om een afspraak te maken. De eerste afspraak is zij vergeten af te zeggen en hier was vage communicatie over. Vandaag stond er dus een nieuwe afspraak gepland om 13:00 uur. (Verweerster) kwam anderhalf uur te laat aan bij het politiebureau in Diemen. Na het verhoor zijn de verdachte en zijn begeleider vertrokken en bleef (verweerster) bij mij en mijn collega achter bij de balie. Zij knoopte uit zichzelf een gesprek met ons aan wat begon met: ‘’Ik zou willen dat ik jullie iets kon aanbieden.’’ Zij had daarvoor al meerdere malen herhaalt dat zij zeer blij was met onze werkwijze en werkhouding. Daarna heeft zij toegelicht dat zij ontzettend blij was, omdat zij net een groot bedrag had ontvangen op haar rekening. Mijn collega en ik wisten op dit moment niet goed wat zij hiermee bedoelde. Daarna begon (verweerster) eigenlijk vrijwel direct hevig te huilen. Ze vertelde een verhaal over haar zoon die twee jaar geleden overleden is. Daarbij liet ze telkens een foto zien van haar zoon en kuste ze deze foto op haar telefoon en liet hem dan weer aan ons zien. Daarna lichtte ze toe dat ze een hele moeilijke periode achter de rug heeft. Dit omdat zij niet gesteund zou zijn door haar omgeving in deze moeilijke tijd. (Verweerster) heeft meerdere privéomstandigheden met ons besproken. Af en toe viel zij stil, omdat zij heel heftig aan het huilen was. Daarna vertelde zij nog dat de verzekering haar geld niet uitkeerde en dat de Deken van Advocaten in Amsterdam haar probeerde weg te werken. Dit omdat zij door haar situatie haar cliënten niet goed zou kunnen bijstaan. (Verweerster) zei ook het volgende waarvan mijn collega en ik erg perplex stonden: ‘’Ik denk eigenlijk ook dat mijn client het gewoon gedaan heeft.’’ Al met al heeft dit gesprek zeker 20 minuten geduurd. Mijn collega en ik wisten niet goed wat wij aan moesten met de emoties en privéomstandigheden van (verweerster). Zij was hevig geëmotioneerd en kwam op ons onstabiel over. Naar onze mening is (verweerster) door haar huidige situatie dan ook niet geschikt om zaken aan te nemen. Wij stonden zelf erg te kijken van dit hele voorval en hadden het uiteraard ook met (verweerster) te doen. Wel achtten wij het van belang dat dit gemeld wordt, omdat het naar onzes inziens wel invloed kan hebben op de zaken die (verweerster) behandeld.” 2.43    Bij beslissing van 9 september 2024 heeft de raad het 60b-verzoek toegewezen en verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk. In het kader van de overdracht van de zaken van verweerster heeft een stafmedewerker van de deken op 9 september 2024 contact opgenomen met de politie over het voormelde signaal en de naam van de betreffende minderjarige verdachte opgevraagd. In een e-mail van 9 september 2024 heeft een medewerker van de politie onder meer het volgende meegedeeld:     “Wij hadden eerder het verhoor gepland staan op 22-08-2024. Uit eigen beweging heeft mijn collega de dag daarvoor contact gezocht met (verweerster). Deze gaf toen aan de afspraak helemaal vergeten te zijn. Daarom hebben wij het verhoor verplaatst naar 02-09. Daar zou zij om 13:00 uur consultatiebijstand voeren met haar client. Om 13:30 uur zou dan het verhoor beginnen. Cliënt en zijn begeleider waren er beiden om 13:00 uur. (Verweerster) was er om 13:30 uur nog niet. Daarop hebben zowel wij, als client, contact met haar gezocht. Ze gaf aan 5 km verderop te zijn en een Uber te willen pakken, maar de chauffeur had de rit afgezegd. (Verweerster) kwam uiteindelijk om 14:30 uur aan op het politiebureau in Diemen. Deze tijd hebben dus zowel wij, als de cliënt en begeleider op haar gewacht.”

3    BEZWAAR 3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerster het volgende. a)    Verweerster heeft – meer dan eens – niet (tijdig) voldaan aan (herhaalde) verzoeken nodige inlichtingen te verstrekken. Haar handelen en nalaten raakt aan de kernwaarden integriteit en deskundigheid (artikel 10a, eerste lid, onder c en d, Advocatenwet). Met die opstelling belemmert zij de deken op onaanvaardbare wijze in haar toezichthoudende taak. Dit klemt nu er zorgen bestaan over de praktijkvoering gezien de gezondheidsklachten van verweerster en een tegen verweerster ingediende klacht; b)    Verweerster heeft tweemaal in strijd met de waarheid verklaard. Op de zitting van de raad van 24 juni 2024 heeft verweerster in strijd met de waarheid verklaard dat zij niet zonder bericht afwezig is geweest bij het getuigenverhoor in de zaak van de heer P en op de zitting van de raad van 28 augustus 2024 heeft zij in strijd met de waarheid verklaard dat zij is gestopt met het behandelen van strafzaken en dat zij al haar zaken heeft overgedragen aan mr. K.

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen het bezwaar verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING Toetsingskader 5.1    Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen (HvD 30 augustus 2019, ECLI:NL: TAHVD:2019:125). Belang? 5.2    Bij beslissing van 9 september 2024 heeft de raad het 60b-verzoek van de deken toegewezen en is verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk. Dat werpt de vraag op of de deken nog een belang heeft bij de onderhavige procedure, verweerster is thans immers reeds voor onbepaalde tijd geschorst. De raad beantwoord die vraag bevestigend. Van belang daarvoor is dat de beslissing van een 9 september 2024 een ordemaartregel van de raad is en de onderhavige procedure ziet op de vraag of verweerster (daarbij) een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd.  Bezwaaronderdeel a) 5.3    Bezwaaronderdeel (a) ziet op het door verweerster niet, dan wel niet tijdig, voldoen aan haar administratieve verplichtingen die de advocatenpraktijk met zich brengt, zoals het invullen van het ONK-formulier, het doen van de opgave CCV en het inplannen van een kantoorbezoek. De deken stelt dat zij in de afgelopen jaren uit coulance met de situatie waarin verweerster verkeert, al vele malen aan verweerster uitstel heeft gegeven om aan haar administratieve verplichtingen te voldoen, maar dat verweerster nog steeds niet aan al haar administratieve verplichtingen heeft voldaan en dat het handelen en nalaten van verweerster de deken op onaanvaardbare wijze in haar toezichthoudende taak belemmert. De deken stelt dat dit raakt aan de kernwaarden integriteit en deskundigheid, temeer nu er zorgen bestaan over de praktijkvoering gezien de gezondheidssituatie van verweerster en een tegen verweerster ingediende klacht. 5.4    De deken heeft op 30 april 2024 een concept van het dekenbezwaar aan verweerster gezonden, met het verzoek daarop binnen twee weken te reageren. Verweerster heeft dat niet gedaan.  5.5    In de e-mail die verweerster op 30 september 2024 aan de raad heeft gestuurd om te melden dat zij die dag niet op de mondelinge behandeling van het dekenbezwaar aanwezig kon zijn vanwege een bezoek aan de kaakchirurg, heeft verweerster tevens aan de raad meegedeeld dat zij niet betwist dat de deken haar functie vanwege het handelen van verweerster niet goed heeft kunnen uitoefenen. Verweerster heeft in die e-mail een beroep gedaan op de coulance van de raad en zij heeft de raad meegedeeld dat er geen sprake is van onwil om mee te werken, maar dat onmacht en intens verdriet de grootste factoren waren die ten grondslag hebben gelegen aan het tekort te schieten in de nakoming van haar administratieve verplichtingen. Zij heeft de raad gevraagd om met deze omstandigheden rekening te houden. 5.6    Nu verweerster niet betwist dat zij met haar handelen en nalaten de deken op onaanvaardbare wijze in haar toezichthoudende taak belemmert is onderdeel a) van het dekenbezwaar reeds daarom gegrond. Los daarvan is de raad van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat verweerster al meerdere jaren laat zien dat zij zich niet houdt (dan wel niet kan houden) aan afspraken en termijnen en dat zij keer op keer om uitstel vraagt. De deken heeft in de afgelopen jaren, uit coulance met de uiterst verdrietige situatie waarin verweerster verkeert, al vele malen uitstel gegeven voor het voldoen aan haar administratieve verplichtingen die de advocatenpraktijk met zich brengt. Ter illustratie wordt verwezen naar de hiervoor weergegeven feiten over het invullen van het ONK-formulier, het doen van de opgave CCV en het inplannen van een kantoorbezoek. Verweerster heeft daarmee meerdere keren niet voldaan heeft aan de op grond van gedragsregel 29 van de op haar rustende verplichting om de deken aanstonds van informatie te voorzien. De deken heeft daarmee voldoende onderbouwd dat dit haar op onaanvaardbare wijze belemmert in haar toezichthoudende taak en dat het handelen en nalaten van verweerster raakt aan de kernwaarden integriteit en deskundigheid.   Bezwaaronderdeel b) 5.7    Bezwaaronderdeel b) ziet op hetgeen verweerster op 24 juni 2024 en 28 augustus 2024 tijdens de zittingen waarop het 60b-verzoek werd behandeld heeft verklaard. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 24 juni 2024 (zie 2.26) heeft verweerster toen verklaard dat zij niet zonder bericht afwezig is geweest bij het getuigenverhoor in de zaak van de heer P(…) en blijkens het proces-verbaal van de zitting van de raad van 28 augustus 2024 heeft verweerster toen verklaard dat zij is gestopt met het behandelen van strafzaken en dat zij al haar zaken heeft overgedragen aan mr. K (zie 2.41). De deken stelt dat verweerster daarmee in strijd met de waarheid heeft verklaard. De deken wordt daarin gevolgd.  5.8    Uit hetgeen de raadsheer op 9 juli 2024 aan het kantoor van de deken heeft meegedeeld (zie 2.27) blijkt namelijk dat verweerster op 18 november 2022, ondanks een behoorlijke oproeping, wel zonder voorafgaand bericht niet aanwezig is geweest op het op die dag om 09.00 uur geplande getuigenverhoor. Zij heeft die dag pas om 13:13 uur gemeld dat zij vanwege ernstige gezondheidsklachten niet kon komen. Dus pas ruim 4 uur na het tijdstip waarop het getuigenverhoor stond gepland. Hetgeen verweerster daarover op 24 juni 2024 aan de raad heeft verklaard is dus niet juist. 5.9    Hetzelfde geldt voor hetgeen verweerster tijdens de zitting van 28 augustus 2024 heeft verklaard over het overdragen van haar zaken. Zij heeft toen onder meer verklaard dat zij is gestopt met het behandelen van strafzaken en dat zij haar lopende zaken had overgedragen. Uit hetgeen de politie heeft verklaard over de gang van zaken op 2 september 2024 op het politiebureau in Diemen (zie 2.42), blijkt dat verweerster ook na 28 augustus 2024 als advocaat in een strafzaak actief is geweest. Hetgeen verweerster op 28 augustus 2024 aan de raad over het stoppen met het behandelen van strafzaken heeft verklaard, is dus ook niet juist.         5.10    Ook met het voormelde in strijd met de waarheid aan de raad verklaren heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Verweerster heeft ook daarmee in strijd met de kernwaarde integriteit gehandeld. Conclusie 5.11    De conclusie is dat het dekenbezwaar in al haar onderdelen gegrond is.

6    MAATREGEL 6.1    Verweerster heeft de deken door haar handelen en nalaten op ernstige wijze in haar toezichthoudende taak gefrustreerd (gedragsregel 29) en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft verweerster in strijd gehandeld met de bepalingen in de Voda die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie en met de kernwaarden deskundigheid en integriteit (artikel 10a Advocatenwet). Bovendien heeft verweerster tweemaal in strijd met de waarheid aan de raad verklaard. Verweerster heeft met haar handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad en haar handelen is in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden en met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Hoewel de raad zich terdege bewust is van het onvoorstelbare verdriet in verweersters privé situatie en dit verdriet een verklaring voor het gedrag van verweerster kan opleveren, leveren deze privéomstandigheden geen rechtvaardiging op voor haar gedrag jegens de deken en de raad. Bovendien heeft de raad niet het vertrouwen dat verweerster op dit moment inziet dat zij handelt in strijd met de kernwaarden in de Advocatenwet en de gedragsregels. Zo heeft de deken op de zitting van 30 september 2024 verklaard dat verweerster ondanks de beslissing van de raad van 9 september 2024 waarbij verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk, nog steeds de website van haar praktijk niet uit de lucht heeft gehaald en dat via die website zich dus nog steeds cliënten bij verweerster kunnen melden. De raad ziet daarin reden om verweerster als tuchtrechtelijke maatregel een onvoorwaardelijke schorsing op te leggen van 6 weken. Deze gaat in zodra de schorsing op grond van de beslissing van 9 september 2024 inzake het 60b-verzoek is geëindigd. 

7    KOSTENVEROORDELING  7.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de proceskosten. In de persoonlijke omstandigheden van verweerster ziet de raad aanleiding om de proceskosten te matigen, in die zin dat de veroordeling zal worden beperkt tot: a) € 375,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 250,- kosten van de Staat. 

7.2    Verweerster moet het bedrag van € 625,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart het dekenbezwaar in al haar onderdelen gegrond; -    legt aan verweerster de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van 6 weken op; -    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat: -     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,  -     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat -     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven; -    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 625,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. P.J. Mijnssen en L.C. Dufour, leden, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet als griffier en uitgesproken in het openbaar op  11 november 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 11 november 2024