Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:156

Zaaknummer

24-738/DB/OB

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. 60b verzoek. Op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen dan wel een of meer voorzieningen met betrekking tot de praktijkuitoefening van de betrokken advocaat treffen die de raad geboden acht. Verweerster heeft de aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet weersproken. Naar het oordeel van de raad is voldoende gebleken dat verweerster tijdelijk of blijvend niet in staat is haar praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen. In de gegeven omstandigheden acht de raad een schorsing van verweerster proportioneel. De raad wijst het verzoek van de deken dan ook toe en schorst verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk. Tevens zal de raad de door de deken verzochte voorzieningen toewijzen.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 11 november 2024

in de zaak 24-738/DB/OB/D

naar aanleiding van het verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet van:

 

deken

 

tegen:

 

verweerster

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1. Bij brief aan de raad van 10 oktober 2024 met kenmerk 2381308, door de raad per e-mail ontvangen op 10 oktober 2024, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, tegen verweerster een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet bij de raad ingediend.

1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerster bij brief van 14 oktober 2024 opgeroepen om ter zitting van de raad van 4 november 2024 te verschijnen voor de behandeling van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. Deze oproepingsbrief is per aangetekende e-mail aan de deken en per aangetekende en gewone e-mail en per aangetekende en gewone post aan verweerster toegestuurd. Verweerster is in de gelegenheid gesteld om tot uiterlijk zeven dagen voor de zitting schriftelijk op het verzoek van de deken te reageren.

1.3 Het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet is behandeld ter zitting van de raad van 4 november 2024 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mr. A. de V., adjunct-secretaris/bureaudirecteur van het Bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant. Verweerster is niet verschenen.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

de onder 1.1. genoemde brief met bijlagen van de deken van 10 oktober 2024; de e-mail van mr. E, werkzaam bij ZGG, van 24 oktober 2024; de e-mail van mr. A. de V. van 29 oktober 2024, met als bijlage de e-mail van de heer W, ANOIS ZGGZ en mevrouw V, psychiater ZGGZ, van 29 oktober 2024.

 

2. FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster is in 2021 en 2022 tweemaal opgenomen geweest in het ziekenhuis op de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ). Op 4 maart 2022 heeft de deken een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet bij de raad ingediend. De raad heeft bij beslissing van 28 maart 2022 (kenmerk 22-189/DB/OB) het verzoek van de deken toegewezen en verweerster op grond van het bepaalde in artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk geschorst.

2.2 Verweerster heeft bij brief van 20 mei 2022 aan de raad verzocht om de schorsing op te heffen. Bij beslissing van 12 juli 2022 (kenmerk 22-430/DB/OB) heeft de raad de schorsing van verweerster voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60b Advocatenwet opgeheven.

2.3 Op 30 september 2024 heeft de deken een schriftelijk signaal ontvangen van de Raad voor Rechtsbijstand, inhoudend dat verweerster al enige tijd niet bereikbaar was voor de medewerkers van de Raad voor Rechtsbijstand en ook niet was verschenen op afspraken in het AZC te Budel. Ook de deken en verweersters waarnemer konden geen contact krijgen met verweerster.

2.4 Op 1 oktober 2024 heeft de deken telefonisch contact opgenomen met mevrouw W, verweersters moeder, die aan de deken heeft verteld dat verweerster sinds 30 augustus 2024 (vrijwillig) was opgenomen op de PAAZ.

2.5 Op 1 oktober 2024 heeft de deken telefonisch contact opgenomen met verweerster. Uit het telefoongesprek heeft de deken de indruk verkregen dat verweersters geestestoestand dusdanig was dat zij niet in staat was haar praktijk uit te oefenen. Van het telefoongesprek is een gespreksverslag gemaakt. In het gespreksverslag is vastgelegd dat de deken aan verweerster heeft voorgehouden dat hij zich zorgen maakte en dat hij voornemens was opnieuw een schorsingsverzoek in te dienen. In het  gespreksverslag is verder onder meer vastgelegd dat verweerster tegen de deken heeft gezegd dat zij kon instemmen met een schorsing en met overdracht van haar piketdiensten, dat zich dossiers in haar auto bevonden en dat zij haar halfbroer, die een sleutel in zijn bezit had, geen toestemming gaf om haar woning te betreden noch om dossiers uit haar auto te halen.

2.6 Bij e-mail van 29 oktober 2024 hebben de heer W, ANOIS ZGGZ en mevrouw V, psychiater ZGGZ, de deken -onder meer- als volgt bericht:

“(…) De formulieren heb ik met haar doorgenomen. Mw. staat achter de schorsing en geeft aan haar functie als advocaat niet meer te willen uitoefenen. Echter is mw. op dit moment wilsonbekwaam en wenst ze herhaaldelijk geen vertegenwoordiging. Haar standpunt nu is dan ook twijfelachtig. Zoals telefonisch besproken staan we achter de voortzetting van het schorsingsverzoek (…)”.

 

3. VERZOEK

3.1 De deken verzoekt de raad om verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk en tegelijkertijd een voorziening te treffen, zodat verweerster kan worden gedwongen dossiers over te dragen en toegang te verlenen tot haar praktijk opdat in waarneming kan worden voorzien. 

3.2 Grondslag verzoek

Er is sprake van een situatie waarin verweerster tijdelijk of blijvend geen blijk geeft haar praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. Onmiddellijk ingrijpen is gewenst, al is het maar omdat verweerster geen zicht heeft op het aantal dossiers dat zij onder zich heeft c.q. waar deze dossiers zich exact bevinden (in haar auto c.q. haar woning in [woonplaats]). Haar cliënten kunnen daarvan de dupe worden en dat moet worden voorkomen.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet en is niet ter zitting van de raad verschenen, zodat van verweerster geen verweer bekend is.

 

5. BEOORDELING

5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen dan wel een of meer voorzieningen met betrekking tot de praktijkuitoefening van de betrokken advocaat treffen die de raad geboden acht.

5.2 Verweerster heeft de aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet weersproken. Naar het oordeel van de raad is voldoende gebleken dat verweerster tijdelijk of blijvend niet in staat is haar praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen. In de gegeven omstandigheden acht de raad een schorsing van verweerster proportioneel. De raad wijst het verzoek van de deken dan ook toe en schorst verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk. Tevens zal de raad de door de deken verzochte voorzieningen toewijzen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

wijst het verzoek van de deken ex artikel 60b Advocatenwet toe en schorst verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat; bepaalt bij wijze van voorziening dat verweerster medewerking dient te verlenen aan afgifte van alle dossiers die zij onder zich heeft aan de deken en voorts medewerking dient te verlenen aan het verschaffen van toegang aan de deken tot haar volledige advocatenpraktijk, ook als deze zich in haar auto of woning bevindt. Dit kan ook betekenen dat verweerster de sleutels van haar auto en woning aan de deken dient te (laten) overhandigen en dat de deken de zich in haar auto en/of woning aanwezige stukken en gegevensdragers (inclusief bijbehorende wachtwoorden) in zijn bezit krijgt, opdat in waarneming van haar advocatenpraktijk kan worden voorzien; bepaalt bij wijze van voorziening dat de deken of een door de deken aan te wijzen gemachtigde de bevoegdheid heeft om zich, zo nodig met behulp van de sterke arm, toegang te verschaffen tot de ruimte(s) waarin de praktijk van verweerster wordt gevoerd en/of waarin zich stukken of gegevensdragers, die deel uitmaken van haar praktijk, bevinden, opdat de deken in het belang van de cliënten van verweerster al die maatregelen kan nemen, waartoe verweerster als advocaat zelf bevoegd zou zijn en de dossiers onder kan brengen bij andere advocaten of rechtsbijstandverleners en alle overige voorzieningen kan treffen die de deken nodig acht met het oog op de behartiging van de belangen van die cliënten.

 

Aldus beslist door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 11 november 2024.

 

Griffier                                                                Voorzitter

 

 

Verzonden op 11 november 2024