Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-11-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:155

Zaaknummer

24-384/DB/LI

Inhoudsindicatie

Raadbeslissing. Klacht tegen verweerder in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris gegrond omdat hij, zonder klager te horen of anderszins in de gelegenheid te stellen om de klacht nader toe te lichten, de klachten heeft geformuleerd, beoordeeld en afgedaan. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6.28 van de Voda. De raad is van oordeel dat verweerder met zijn handelwijze het beginsel van hoor en wederhoor met voeten heeft getreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Het optreden van verweerder is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 11 november 2024

in de zaak 24-384/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

gemachtigde: 

 

over

 

verweerder

 

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 24 november 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”).

1.2 Op 24 mei 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-104 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Verschenen zijn klager, bijgestaan door mr. R, advocaat, en verweerder.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de nagekomen e-mail van klagers gemachtigde d.d. 7 juni 2024.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Klager is bijgestaan door mr. S en Z, twee advocaten van het kantoor B, bij welk kantoor ook verweerder werkzaam was. Mrs. S en Z hebben op 5 juli 2022 hun werkzaamheden voor klager neergelegd.

2.3 Op 5 en 8 juli 2022 heeft klager in diverse e-mails aan mrs. Z en S zijn ongenoegen geuit over het neerleggen van de werkzaamheden.

2.4 Op 12 juli 2022 schreef verweerder aan klager:

“[Mr. S] en [mr. Z] hebben mij uw laatste e-mail van 8 juli 2022 doorgestuurd. Ik merk uw e-mail als een klacht tegen de voornoemde advocaten. Ik ben de klachtenfunctionaris van kantoor en zal uw klacht in dit schrijven behandelen.

Ik vat de klachtonderdelen als volgt samen:

[…]

Alle klachtonderdelen worden ten onrechte voorgesteld. Als u het niet eens bent mij mijn afhandeling van de klacht dan kunt u zich wenden tot de Deken […]

Hiermee sluit ik de klachtbehandeling.

Voorts stelt u nog een aantal vragen, die ik namens mrs. [Z] en [S] zal behandelen […]”

2.5 Op 24 november 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij, zonder klager te horen, zelf de klachten heeft geformuleerd, de zaak heeft beoordeeld en de klachten ongegrond heeft verklaard.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

5.1    Toetsingskader

Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van klachtenfunctionaris, geldt het advocatentuchtrecht slechts met de hierna te formuleren beperking. Indien een advocaat zich bij de vervulling van een andere taak dan die van advocaat zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten dat (ook) in strijd is met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan die advocaat dan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De raad zal het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris aan de hand van deze maatstaf toetsen.

5.2 Voor de beoordeling van de klacht is verder het bepaalde in artikel 6.28 van de Voda relevant, luidend als volgt:

“[lid 1] De advocaat beschikt over een kantoorklachtenregeling die voldoet aan het bepaalde in het tweede lid. De advocaat draagt er zorg voor dat klachten conform de kantoorklachtenregeling worden behandeld.

[lid 2 aanhef en sub f] De in het eerste lid bedoelde kantoorklachtenregeling regelt in ieder geval:

dat de klager en degene over wie is geklaagd in de gelegenheid worden gesteld een toelichting te geven op de klacht.”

5.3     Beoordeling

Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder, zonder klager te horen of anderszins in de gelegenheid te stellen om de klacht nader toe te lichten, de klachten heeft geformuleerd, beoordeeld en afgedaan. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 6.28 van de Voda. De raad is van oordeel dat verweerder met zijn handelwijze het beginsel van hoor en wederhoor met voeten heeft getreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Het optreden van verweerder is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is derhalve gegrond.

 

6. MAATREGEL

6.1 Het beginsel van hoor en wederhoor is een fundamenteel beginsel in de rechtspraak, dat zeker bij advocaten bekend verondersteld dient te zijn en te worden gerespecteerd. Dat geldt ook voor een advocaat in de hoedanigheid van een klachtenfunctionaris. Zo beschouwd acht de raad een berisping in beginsel geen onterechte maatregel. De Voda laat evenwel aanzienlijke ruimte aan advocaten en advocatenkantoren in hoe zij met klachten omgaan. Als de afhandeling van de klacht niet leidt tot tevredenheid van de cliënt, dient het geschil elders te worden voorgelegd. Van die laatste mogelijkheid heeft klager gebruik gemaakt. Daarom acht de raad een waarschuwing in het geval van verweerder gepast.

 

7.1 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart,moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) €   50,- reiskosten van klager;

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

 

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven, J.A.J.A. Luijten, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier, en uitgesproken op 11 november 2024.

 

         Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 11 november 2024