Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:263
Zaaknummer
24-651/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 november 2024 in de zaak 24-651/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 3 september 2024 met kenmerk K24/31.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager woont in een wooncomplex aan [adres]. Dit wooncomplex wordt beheerd door de Vereniging tot instandhouding van complex T Zuid (hierna: de Vereniging). Klager is lid van deze vereniging. De Vereniging maakt gebruik van diensten van M V.v.E. Beheer B.V. (hierna M) voor onder andere het notuleren van hun vergaderingen. Er is een geschil tussen klager en de Vereniging ontstaan over de nakoming van afspraken over het tuinonderhoud in het wooncomplex. Klager heeft het kantoor van verweerster benaderd om namens hem op te treden in dit geschil.
1.2 In de notulen van de vergadering van de Vereniging van 19 maart 2018 is onder meer het volgende opgenomen: 2) Per mei 2018 wordt de AVG aangepast met strikte regelgeving waar de vereniging zich aan dient te conformeren. Het bestuur voert hierover overleg met M VvE Beheer omdat zij alle persoonlijke gegevens van de eigenaren beheren. M VvE Beheer laat een overeenkomst opstellen voor T Zuid door R advocaten.
1.3 Op 13 april 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerster en mr. S., kantoorgenote van verweerster. Dit betrof een inhoudelijk gesprek over de zaak van klager. In dat gesprek is afgesproken dat een brief namens klager aan het bestuur van de Vereniging zou worden opgesteld.
1.4 In een e-mail van 27 juli 2023 heeft mr. S de conceptbrief aan klager gestuurd. Klager heeft vervolgens verzocht om een aantal passages in de brief aan te passen. Mr. S heeft het concept daarna tweemaal aangepast. Op 11 oktober 2023 heeft klager aangegeven dat hij met de inhoud van de brief akkoord is. Daarna is de brief aan het bestuur van de Vereniging gestuurd.
1.5 Op 6 maart 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) in strijd te handelen met regel 15 van de Gedragsregels advocatuur; b) de aan haar opgedragen opdracht niet zorgvuldig uit te voeren.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht evenals de raad tot uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (HvD 3 april 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:80).
Klachtonderdeel a) 4.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in een geschil tussen hem en de Vereniging. Uit de stukken blijkt dat deze vereniging gebruik maakt van de dienstverlening van M voor onder andere het notuleren van hun vergadering. Klager stelt dat (het advocatenkantoor van) verweerster niet alleen voor hem heeft opgetreden maar ook voor M, terwijl M en hij een tegengesteld belang hebben.
4.3 Gedragsregel 15 bepaalt dat het advocaten niet is toegestaan om tegelijkertijd voor meer dan één partij op te treden in een zaak waarin deze partijen een tegengesteld belang hebben. In de notulen van de vergadering van de Vereniging van 19 maart 2018 staat dat M - naar aanleiding van een aanpassing van de AVG waaraan de Vereniging zich moeten conformeren - een overeenkomst zal laten opstellen door het advocatenkantoor van verweerster. Verder is uit de stukken niet gebleken dat in het geschil van klager met de Vereniging een partij is of op een ander manier bij dat geschil betrokken is. Daarom kan niet worden gezegd dat verweerster in deze zaak voor meer dan één partij heeft opgetreden. Bovendien is niet gebleken dat klager en een tegengesteld belang hebben. De stelling van klager dat het kantoor van verweerster mogelijk betrokken zou zijn bij de weigering van om aan hem stukken te verstrekken die belangrijk voor hem waren in zijn zaak, is niet onderbouwd en op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Het voorgaande betekent dat voor het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster geen sprake is. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b) 4.4 Klager stelt dat verweerster de opdracht niet zorgvuldig heeft uitgevoerd omdat de kantoorgenoot van verweerster verspillende invalshoeken, suggesties en juridische standpunten niet in de brief aan de Vereniging heeft meegenomen. De voorzitter is van oordeel dat op grond van de brief en de correspondentie tussen klager enerzijds en verweerster en haar kantoorgenote anderzijds niet kan worden geconcludeerd dat de dienstverlening door verweerster ondermaats is geweest. De voorzitter acht daarbij in het bijzonder van belang dat de aan de Vereniging gestuurde brief in concept aan klager is gestuurd en dat klager met de definitieve brief akkoord is gegaan. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond worden verklaard.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 4 november 2024