Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2024:171

Zaaknummer

24-642/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij; Verweerder heeft als partijdige belangenbehartiger het standpunt van zijn cliënte verwoord aan de hand van het feitenmateriaal dat hij van zijn cliënte heeft ontvangen. Verweerder mocht van de juistheid van dat feitenmateriaal uitgaan en het is de voorzitter niet gebleken van een uitzonderlijke situatie waarin verweerder het feitenmateriaal moest verifiëren.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 14 oktober 2024 in de zaak 24-642/A/A 

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:   verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 29 augustus 2024 met kenmerk 2351855/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de door klager per e-mail nagezonden brief van 12 september 2024 en van de e-mail met bijlage van verweerder van 16 september 2024.  

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    In december 2022 is de echtgenote van klager na een hersenbloeding opgenomen in de zorginstelling       .       is een woonzorgorganisatie gericht op ouderen met zowel een tijdelijke, als een permanente zorgverblijfbehoefte. 1.2    Op 3 februari 2023 heeft de locatiemanager van       klager in een gesprek meegedeeld dat er over klager beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag zijn ontvangen. Hierop volgend heeft op 13 februari 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de klachtenfunctionaris van     .  1.3    Daarna heeft op 27 februari 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen klager en een bestuurder van         en heeft op 31 maart 2023 een gesprek plaatsgevonden tussen klager en een door        ingeschakeld Onderzoeksbureau (hierna het onderzoeksbureau).  1.4    Op 11 april 2023 heeft het onderzoeksbureau een rapport opgesteld. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:  “Wij hebben op basis van het deskresearch en de gevoerde gesprekken het gerede vermoede dat een feiten onderzoek tot de conclusie zal leiden dat de gemelde gedragingen naar alle waarschijnlijkheid hebben plaatsgevonden. Het gaat om verschillende klagers; er is een patroon van vergelijkbaar gedrag naar die verschillende klagers; de klagers leveren gedetailleerde en geloofwaardige beschrijvingen van het gedrag.” 1.5    Op 21 april 2023 heeft een laatste gesprek plaatsgevonden tussen klager en een bestuurder van   . 1.6    Vanaf 5 mei 2023 stond verweerder          als advocaat bij. Op 29 juni 2023 heeft verweerder de advocaat van klager, mr. S, een e-mail gestuurd, waarin hij het volgende schrijft, voor zover relevant: “Overleg met cliënte leerde mij dat zich eind januari/begin februari vijf incidenten rond [….] (klager) hadden voorgedaan met 4 verschillende medewerksters.” Daarna geeft verweerder in zijn e-mail een korte beschrijving van de gestelde incidenten.  1.7    Tussen verweerder en mr. S heeft daarna correspondentie plaatsgevonden over het geschil. Klager heeft verweerder ook een aantal keer rechtstreeks geschreven. Bij e-mail van 17 oktober 2023 heeft mr. S verweerder laten weten dat haar kantoor klager niet langer bijstaat. Op 8 januari 2024 heeft zich bij verweerder een nieuwe advocaat voor               , gemeld en heeft verweerder het dossier aan hem overgedragen. 1.8    Op 21 juni 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij hem namens      heeft beschuldigd van seksueel overschrijdend gedrag. Verweerder heeft de beschuldigingen niet voldoende geverifieerd en deze bevatten geen grond van waarheid, aldus klager. De opvolgend advocaat van         heeft nadien de beschuldigen in een andere tijd en andere beschrijving gezet. De beschuldigingen hebben een grote impact op het leven van klager gehad.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De klacht gaat over verweerder als advocaat van de wederpartij. Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. Wel moeten zij zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van hun cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Advocaten dienen verder de belangen van hun cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat hun cliënt hen verschaft. In het algemeen mogen zij afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen zijn zij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. 4.2    Naar het oordeel van de voorzitter slaagt de klacht niet. Uit de gedingstukken volgt dat op het moment dat verweerder werd ingeschakeld door      , klager al een aantal maanden in gesprek was over de beschuldigingen van seksueel overschrijdend gedrag door de medewerkers van      aan zijn adres. Hiernaar is bovendien onderzoek gedaan door het onderzoeksbureau, dat de bevindingen heeft neergelegd in een rapport van 12 april 2023. Anders dan klager stelt, zijn de beschuldigingen derhalve niet afkomstig van verweerder en zijn deze ook niet met de brief van verweerder van 29 juni 2023 gestart. Verder geldt dat verweerder als partijdige belangenbehartiger in zijn brief van 29 juni 2023 het standpunt van zijn cliënte heeft verwoord aan de hand van het feitenmateriaal dat hij van zijn cliënte heeft ontvangen. Verweerder mocht van de juistheid van dat feitenmateriaal uitgaan en het is de voorzitter niet gebleken van een uitzonderlijke situatie waarin verweerder het feitenmateriaal moest verifiëren. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake.  4.3    De klacht is daarmee kennelijk ongegrond. 

BESLISSING De voorzitter verklaart:  -    de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2024. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 14 oktober 2024