Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:147
Zaaknummer
24-681/DB/OB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de voormalige advocaat in een incassoprocedure. Klachtonderdelen 1 tot en met 6 kennelijk ongegrond. Verweerder handelde niet als partijdig advocaat van klaagster, maar als wederpartij in een incassoprocedure. Verweerder was niet verplicht om namens klaagster stukken in het geding te brengen, maar mocht als zelfstandige partij in de procedure bepalen wat hij wel en niet wilde indienen. Niet gebleken dat artikel 21 Rv is geschonden. Verwijt van belangenverstrengeling is niet onderbouwd. Klachtonderdelen 7 tot en met 17 niet-ontvankelijk omdat daarover niet tijdig is geklaagd.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 30 oktober 2024 in de zaak 24-681/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 13 september 2024 met kenmerk 48|24|027K, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 01 tot en met 11. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagekomen stukken van klaagster van 24 september 2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klaagsters vennootschap vanaf september 2018 bijgestaan in een juridische procedure. De facturen zijn, zoals is afgesproken in de overeenkomst van opdracht, verzonden naar het bij verweerder bekende e-mailadres info@[bedrijfsnaam].de.
1.2 Op 14 februari 2019 heeft klaagster aan verweerder geschreven: “Ik ben nog steeds niet in staat om aan rekeningen te voldoen zoals ik al eerder heb aangegeven bij aanvang. Immers ik kon/kan pas iets veranderen aan deze vervelende en beperkende situatie indien ik zeggenschap zou krijgen. De situatie heeft zich echter niet gewijzigd en het ziet er niet naar uit dat dit op korte termijn zal veranderen. Ik hoor graag je advies.”
1.3 Klaagster en verweerder hebben vervolgens een betalingsregeling afgesproken.
1.4 Op 1 juli 2019 heeft klaagster aan verweerder geschreven: “Ik heb vandaag 150,- overgemaakt. Ik weet niet hoe ik het nog allemaal kan betalen aangezien ik onder het bestaansminimum leef en de hele procedure die is ingezet geen enkel resultaat heeft opgeleverd en mij aan de rand van de afgrond heeft gebracht. Ik laat wel weten wanneer ik weer wat vlees op de botten heb, maar vrees dat dat nog even gaat duren met de huidige gang van zaken. Toch vertrouw ik erop dat - ook ik - ooit weer een 'normaal' leven kan gaan leven...”
1.5 Verweerder is een incassoprocedure gestart tegen klaagster en haar vennootschap voor onbetaalde facturen over oktober tot en met december 2018 van € 15.358,49.
1.6 Op 8 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden bij de kantonrechter in ’s-Hertogenbosch. Klaagster is daarin bijgestaan door een jurist. Verweerder is namens zijn advocatenkantoor verschenen.
1.7 Op 16 november 2023 heeft de kantonrechter de vorderingen van verweerder toegewezen. Er is geen hoger beroep ingesteld.
1.8 Op 15 februari 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.
1) Verweerder heeft zijn plicht als advocaat geschonden om klaagster eerlijk bij te staan en haar belangen te behartigen; 2) Verweerder heeft zich onterecht beroepen op zijn geheimhoudingsplicht om documenten achter te houden, om zoveel mogelijk schade te berokkenen aan klaagster; 3) Verweerster heeft mogelijk in opdracht van de wederpartij gehandeld waardoor sprake kan zijn van belangenverstrengeling; 4) Verweerder heeft tijdens een zitting informatie achtergehouden en onwaarheden verstrekt aan een rechter; 5) Verweerder heeft mogelijk vertrouwelijke informatie over klaagster ontvangen van haar wederpartij en gebruikt dit om klaagster te benadelen; 6) Verweerder handelt mogelijk partijdig en waarborgt klaagsters recht op een eerlijk proces niet. 7) Verweerder is professioneel nalatig geweest door onvoldoende zorg te dragen voor de belangen van klaagster; 8) Verweerder heeft de vertrouwelijkheid geschonden; 9) Er is sprake van een schending van professioneel gedrag, zoals een misleidende vertegenwoordiging; 10) Verweerder heeft een gebrek aan professionele competentie; 11) Verweerder is nalatig of onbekwaam geweest in de uitvoering van zijn taken als advocaat; 12) Verweerder heeft zijn contractuele verplichtingen geschonden; 13) Verweerder heeft slecht advies gegeven aan klaagster dat heeft geleid tot ernstige nadelige gevolgen voor klaagsters zakelijke belangen; 14) Verweerder heeft nagelaten om adequaat te communiceren met klaagster; 15) Verweerder heeft zaken niet adequaat onderzocht, wat duidt op een gebrek aan zorgvuldigheid en competentie; 16) Verweerder heeft zijn zorgplicht geschonden; 17) Er is een gebrek aan effectieve vertegenwoordiging.
2.2 Klaagster verzoekt ook om een schadevergoeding.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader 4.1 De zaak betreft een klacht tegen verweerder in hoedanigheid als wederpartij in een incassoprocedure. De maatstaf die de voorzitter bij de beoordeling daarvan hanteert, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Voorop wordt gesteld dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdeel 1 tot en met 6 4.2 Klachtonderdelen 1 tot en met 6 richten zich tot verweerders handelen in de incassoprocedure bij de kantonrechter. Van belang is dat verweerder daarin niet langer handelde als advocaat van klaagster, die als partijdig advocaat haar belangen dient te behartigen, maar als wederpartij van klaagster. Klachtonderdelen 1 en 6 slagen alleen daarom al niet.
4.3 Voor zover klaagster meent dat verweerder informatie achterhield en zijn vordering niet onderbouwde waardoor klaagster zich hier niet tegen kon verweren, had zij die informatie zelf kunnen aandragen of zich kunnen beroepen op het gebrek aan bewijs. Verweerder was niet verplicht om namens klaagster stukken in het geding te brengen, maar mocht als zelfstandige partij in de procedure bepalen wat hij wel en niet wilde indienen. Voor zover klaagster zou bedoelen dat artikel 21 Rv is geschonden, bevat het dossier daarvoor geen aanknopingspunten. Dat verweerder een vraag van een rechter over de herkomst van het in overweging 1.1 genoemde e-mailadres niet kon beantwoorden, is daarvoor onvoldoende. Overigens heeft verweerder de herkomst nadien achterhaald en daarover uitleg gegeven. Klachtonderdelen 2 en 4 slagen om die redenen niet.
4.4 Tot slot wordt door klaagster gesteld dat er sprake was van een belangenverstrengeling en dat verweerder informatie van klaagsters wederpartij heeft ontvangen en gebruikt, maar dit heeft zij slechts onderbouwd met vermoedens. Verweerder heeft daartegenover betwist dat sprake was van een belangenverstrengeling of ontvangen informatie. De voorzitter kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen vaststellen. Klachtonderdelen 3 en 5 slagen daarom ook niet.
4.5 Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 1 tot en met 6 kennelijk ongegrond. Klachtonderdelen 7 tot en met 17
4.6 Klachtonderdelen 7 tot en 17 zien op de juridische bijstand door verweerder in 2018. De voorzitter zal deze klachtonderdelen op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren, nu zij na verstrijken van de driejaarstermijn zijn ingediend.
4.7 Klaagster stelt daarover dat zij pas op 8 september 2023 bekend is geraakt met dit handelen en de schade die klaagster is toegebracht. Ook wijst klaagster erop dat haar berichten van 14 februari 2019 en 1 juli 2019 moeten worden gezien als een uiting van haar klachten over de dienstverlening. De voorzitter vat dit op als een beroep op artikel 46g lid 2 Advocatenwet. Dat beroep slaagt echter niet, aangezien klaagster al op in ieder geval 14 februari 2019 naar eigen zeggen bekend was met het in haar ogen klachtwaardig handelen.
4.8 Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 7 tot en met 17 niet-ontvankelijk. Schadevergoeding
4.9 Omdat de klacht niet leidt tot een gegronde tuchtklacht, is voor een schadevergoeding geen plaats. Overigens geldt dat de mogelijkheid tot toewijzing van een schadevergoeding in het tuchtrecht beperkt is en alleen kan plaatsvinden als de toe te wijzen schadevergoeding tussen klager en verweerder in voldoende mate vaststaat. Dat is niet het geval.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: - klachtonderdelen 1 tot en met 6, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond; - klachtonderdelen 7 tot en met 17, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk; - wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 30 oktober 2024