Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:153
Zaaknummer
24-337/DB/LI/D
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Eindbeslissing na bewijslevering en voortgezette behandeling. Verweerder is geschorst ex artikel 60ab Advocatenwet. De deken verwijt verweerder dat hij de schorsingsvoorwaarden niet heeft nageleefd doordat hij (1) zich in een dagvaardingsexploot heeft uitgegeven als advocaat en (2) vervolgens in twee dagvaardingsexploten als gemachtigde is vermeld. De raad volgt verweerder in zijn verweer dat overtreding (1) berust op een vergissing, die hij heeft gepoogd te herstellen. Onder die omstandigheid kan verweerder naar het oordeel van de raad van de overtreding geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad is verder (2) van oordeel dat de op het voorblad van de op 10 en 22 mei 2024 uitgebrachte dagvaardingen vermelde tekst, inhoudend dat verweerder als gemachtigde optreedt, geen aan verweerder tuchtrechtelijk toerekenbare schending van de schorsingsvoorwaarden vormt. Verweerder heeft namelijk genoegzaam aangetoond dat de deurwaarder niet de van verweerder ontvangen versie van de dagvaarding ongewijzigd heeft uitgebracht en dat de deurwaarder de term “gemachtigde” niet in opdracht van verweerder, maar uit eigen beweging en zonder voorafgaand overleg met verweerder op het voorblad heeft vermeld. Voorts staat vast dat verweerder de uitgebrachte dagvaarding niet heeft aangebracht en dat hij ook niet als gemachtigde (voor zichzelf) heeft opgetreden, hetgeen feitelijk overigens ook niet mogelijk was geweest. De deken verwijt verweerder voorts dat hij niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn advocatenpas in te leveren. Verweerder heeft het verweer gevoerd dat hij niet in staat is geweest om te voldoen aan dit verzoek omdat hij de pas kwijt was geraakt. Verweerder gebruikte voor de schorsing zijn digitale pas. De raad kan niet vaststellen of verweerder de fysieke pas ten tijde van het verzoek om deze in te leveren in zijn bezit had noch dat hij de fysieke pas nog altijd in zijn bezit heeft. Bij die stand van zaken kan het verwijt dat verweerder niet heeft voldaan aan het verzoek om de pas in te leveren niet gegrond worden verklaard. Dekenbezwaar ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 4 november 2024
in de zaak 24-337/DB/LI/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
over:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDUR
1.1 Bij brief aan de raad van 7 mei 2024 met kenmerk DK24-004, door de raad per e-mail ontvangen op 7 mei 2024, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, tegen verweerder een dekenbezwaar bij de raad ingediend.
1.2 De griffier van de raad heeft de deken en verweerder bij brief van 7 mei 2024 opgeroepen om ter zitting van de raad van 10 juni 2024 te verschijnen voor de behandeling van het dekenbezwaar. De griffier van de raad heeft daarbij aan de deken en verweerder medegedeeld dat de raad naar verwachting zal bestaan uit mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, en mrs. M.J. Hoekstra en J.A. Bloo, leden.
1.3 Verweerder heeft in een e-mail van 12 mei 2024 verzocht om de wraking van mrs. Schoenmakers, Hoekstra en Bloo. De wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden heeft als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch bij beslissing van 27 mei 2024 (kenmerk 24-351/AL/LI/W) het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard en bepaald dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
1.4 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 10 juni 2024 in aanwezigheid van de deken en verweerder.
1.5 Bij tussenbeslissing van 1 juli 2024 heeft de raad verweerder verzocht om binnen twee weken een e-mail van verweerder aan de deurwaarder met bijlage te overleggen, waarna de deken daarop kon reageren en de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aangehouden.
1.6 Op 7 juli 2024 heeft verweerder een e-mail met bijlagen aan de raad toegestuurd. Bij e-mail met bijlage van 18 juli 2024 heeft de deken daarop gereageerd.
1.7 Bij brief van 26 augustus 2024 heeft de griffier aan partijen medegedeeld dat de raad op basis van de tot op dat moment in het geding gebrachte stukken de voor de beoordeling van het dekenbezwaar relevante feiten en omstandigheden niet goed kon vaststellen. De griffier heeft aan partijen medegedeeld dat de raad aanleiding zag om de behandeling van het dekenbezwaar voort te zetten ter openbare zitting van de raad op 23 september 2024 en heeft partijen opgeroepen voor die zitting.
1.8 De behandeling van het dekenbezwaar is voortgezet ter zitting van 23 september 2024 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van mr. M.A.P. Peters, stafjurist bij het bureau van de deken, en verweerder.
1.9 De raad heeft kennis genomen van:
het onder 1.1 genoemde dekenbezwaar d.d. 7 mei 2024 met bijlagen; het op 29 mei 2024 van verweerder ontvangen verweerschrift; de e-mail met bijlagen van verweerder van 7 juli 2024; de e-mail met bijlage van de deken van 18 juli 2024; de e-mail met bijlagen van verweerder van 19 september 2024; de e-mail met bijlagen van verweerder van 23 september 2024.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 De raad heeft verweerder bij beslissing van 2 april 2024 (ECLI:NL:TADRSHE:2024:49) met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat geschorst op grond van artikel 60ab Advocatenwet.
2.2 De deken heeft op 2 april 2024 aan verweerder een e-mail gestuurd, waarbij gevoegd een brief met de schorsingsvoorwaarden. In deze brief is onder meer vermeld:
“Het is u verboden de titel van advocaat te voeren. U dient in dit verband in ieder geval voor het volgende zorg te dragen:
- U dient zich te onttrekken als advocaat in procedures bij Rechtbank, Hof en Hoge Raad en als gemachtigde in sector-kantonzaken en sector-bestuursrechtzaken.(…)”
- Als gevolg van de schorsing dient u uw advocatenpas en die van uw eventuele gemachtigde(n) op het Bureau van de Orde in te leveren voordat de schorsing aanvangt. (…)”
2.3 Op 1 mei 2024 is op het kantooradres van mr. Van E een dagvaarding betekend, waarin verweerder mr. Van E dagvaardt om op 15 mei 2024 te verschijnen voor de rechtbank Utrecht, sector handel. Op het voorblad van deze dagvaarding was vermeld:
“Op verzoek van:
De heer mr. [verweerder], wonende althans kantoorhoudende te [woonplaats], te dezer zake woonplaats kiezende te [postcode, woonplaats] aan [straatnaam], ten kantore van mr. [verweerder] die te dezen als advocaat optreedt en als zodanig wordt gesteld (…)
Gedagvaard:
[mr. Van E] (…)
om op woensdag 15 mei 2024 (…) niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat te verschijnen op de openbare terechtzitting van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (…)”
2.4 Op 2 mei 2024 heeft verweerder aan de deurwaarder een e-mail gestuurd met de volgende tekst:
“ Dank. Helaas zie ik dat de verkeerde versie is meegezonden. Zou u een herstelexploot kunnen uitbrengen?”
Bij verweerders e-mail van 2 mei 2024 aan de deurwaarder was gevoegd een dagvaarding. Op het voorblad van deze dagvaarding was vermeld:
“Op verzoek van:
De heer mr. [verweerder], te dezer woonplaats kiezende te [postcode, woonplaats] aan het adres [straatnaam];
Gedagvaard:
[mr. Van E] (…)
om op de mei 2024 (…) in persoon dan wel vertegenwoordigd door een gemachtigde te verschijnen op de openbare terechtzitting van de Rechtbank Midden-Nederland, sector kanton (…)”
2.5 Bij e-mail van 7 mei 2024 heeft de deken tegen verweerder een dekenbezwaar ingediend. De deken heeft het dekenbezwaar in cc aan verweerder gestuurd.
2.6 Bij e-mail van 10 mei 2024 heeft de deurwaarder een ingescand exemplaar van de op 7 mei 2024 betekende dagvaarding aan verweerder gestuurd. Op het voorblad van deze dagvaarding was vermeld:
“Onder intrekking en buiten effectstelling van de dagvaarding die op 1 mei 2024 door gerechtsdeurwaarder […] is betekend; (…)
Op verzoek van:
D e heer mr. [verweerder], wonende althans kantoorhoudende te [woonplaats], te dezer zake woonplaats kiezende te [postcode, woonplaats] aan [straatnaam], ten kantore van mr. [verweerder] die te dezen als advocaat optreedt en als zodanig wordt gesteld (…)
Gedagvaard:
[mr. Van E] (…)
om op woensdag 15 mei 2024 (…) in persoon dan wel vertegenwoordigd door een gemachtigde te verschijnen op de openbare terechtzitting van de Rechtbank Midden-Nederland, kamer voor kantonzaken (…)”
De deurwaarder heeft op het voorblad van deze betekende dagvaarding in de getypte tekst het woord “advocaat” handmatig doorgehaald en daarnaast in de kantlijn handmatig het woord “gemachtigde” vermeld.
2.7 Op 15 mei 2024 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan de deurwaarder met de volgende tekst:
“Krijg vandaag pas de dagvaarding in de post. Deze had vandaag bij de rechtbank moeten zijn. Dus dat gaat het niet meer worden. Hoe is dit op te lossen?
2.8 Bij email van 15 mei 2024 heeft de deurwaarder verweerder geantwoord dat tijdig een herstelexploot zou worden uitgebracht.
2.9 Bij e-mail van 22 mei 2024 heeft verweerder aan de deurwaarder gevraagd wanneer het herstelexploot zou worden uitgebracht en of hij de digitale versie al kon ontvangen.
2.10 Op 22 mei 2024 heeft de deurwaarder een dagvaarding betekend aan mr. Van E. Op het voorblad van deze dagvaarding was vermeld:
“Op verzoek van d e heer mr. [verweerder], wonende althans kantoorhoudende te [woonplaats], voor deze zaak woonplaats kiezende te [postcode, woonplaats] aan [straatnaam], ten kantore van mr. [verweerder] die ten deze tot gemachtigde wordt gesteld (…)
Onder uitdrukkelijke instandhouding van de door [deurwaarder] op 7 mei 2024 betekende dagvaarding;
1e aan:
[Mr. Van E] (…)
Aangezegd:
(…)
dat is verzuimd de uitgebrachte dagvaarding aan te brengen ter rolle van 15 mei 2024;
dat mijn verzoek(st)er dit gebrek herstelt met een nieuwe oproep met bekwame spoed;
2e [mr. Van E], mijn exploot doende als hiervoor is vermeld;
OPGEROEPEN
om op woensdag de twaalfde juni (…) in persoon of bij gemachtigde te verschijnen ter terechtzitting van de Rechtbank Midden-Nederland, kamer voor kantonzaken (…)”
2.11 Verweerder heeft de dagvaarding niet aangebracht.
3. BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij:
de schorsingsvoorwaarden niet heeft nageleefd.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
5.1 Dagvaardingsexploot 1: 1 mei 2024
De raad stelt voorop dat de deken op 2 april 2024 verweerder nadrukkelijk heeft geïnformeerd over de voorwaarden van zijn schorsing. Verweerder wist dan wel behoorde te weten dat het hem verboden was de titel van advocaat te voeren. Toch heeft verweerder op 1 mei 2024 een dagvaarding doen betekenen, op het voorblad van welke dagvaarding is vermeld dat verweerder als advocaat optreedt. Dit handelen van verweerder levert een schending op van de schorsingsvoorwaarden. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat verweerder op 2 mei 2024, en dus voordat hij het dekenbezwaar had ontvangen, aan de deurwaarder heeft verzocht om een herstelexploot uit te brengen. In de bij verweerders e-mail van 2 mei 2024 gevoegde dagvaarding is op het voorblad vermeld dat verweerder in persoon optreedt. Uit deze gang van zaken volgt dat verweerder op eigen initiatief heeft getracht de overtreding van de schorsingsvoorwaarden ongedaan te maken en een dagvaarding te doen uitbrengen, die wel in lijn was met de schorsingsvoorwaarden. De raad volgt verweerder dan ook in zijn verweer dat de overtreding van 1 mei 2024 berust op een vergissing, die hij heeft gepoogd te herstellen. Onder die omstandigheid kan verweerder naar het oordeel van de raad van de overtreding geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
5.2 Dagvaardingsexploot 2 en 3: 10 respectievelijk 22 mei 2024
Vast staat dat de deurwaarder op 10 en 22 mei 2024 in opdracht van verweerder herstelexploten heeft betekend. Op het voorblad van de beide dagvaardingsexploten is vermeld dat verweerder optreedt als gemachtigde. Ook het optreden als gemachtigde is in strijd met de schorsingsvoorwaarden. De raad is evenwel van oordeel dat de op het voorblad van de op 10 en 22 mei 2024 uitgebrachte dagvaardingen vermelde tekst, inhoudend dat verweerder als gemachtigde optreedt, geen aan verweerder tuchtrechtelijk toerekenbare schending van de schorsingsvoorwaarden vormt. Verweerder heeft namelijk, middels het ter zitting op zijn laptop tonen van de op 2 mei 2024 door hem aan de deurwaarder gestuurde e-mail met bijlage, genoegzaam aangetoond dat de deurwaarder niet de op 2 mei 2024 van verweerder ontvangen versie van de dagvaarding ongewijzigd heeft uitgebracht en dat de deurwaarder kennelijk de term “gemachtigde” niet in opdracht van verweerder, maar uit eigen beweging en zonder voorafgaand overleg met verweerder op het voorblad heeft vermeld. Voorts staat vast dat verweerder de uitgebrachte dagvaarding niet heeft aangebracht en dat hij ook niet als gemachtigde (voor zichzelf) heeft opgetreden, hetgeen feitelijk en juridisch gezien overigens ook niet mogelijk was geweest.
5.3 Van een tuchtrechtelijke verwijtbare schending van de schorsingsvoorwaarden is kortom naar het oordeel van de raad geen sprake. De raad acht het wel in ernstige mate onzorgvuldig dat verweerder niet heeft geconstateerd dat de deurwaarder in twee exploten de term “gemachtigde” had vermeld. Verweerder diende erop toe te zien dat de schorsingsvoorwaarden volledig werden nageleefd. Nadat op 1 mei 2024 abusievelijk onder schending van de schorsingsvoorwaarden een dagvaarding was uitgebracht waarin verweerder als behandelend advocaat was vermeld, had het op verweerders weg gelegen om erop toe te zien dat de schorsingsvoorwaarden in het herstelexploot werden geëerbiedigd. Verweerder heeft dit tot twee keer toe nagelaten. Dat nalaten, hoe onzorgvuldig ook, vormt naar het oordeel van de raad echter geen schending van de (ratio) van de schorsingsvoorwaarden en was overigens ook geen onderdeel van het dekenbezwaar.
5.4 Advocatenpas
De deken verwijt verweerder voorts dat hij de schorsingsvoorwaarden niet heeft nageleefd doordat hij niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn advocatenpas in te leveren. Verweerder heeft het verweer gevoerd dat hij niet in staat is geweest om te voldoen aan het verzoek om de fysieke advocatenpas in te leveren omdat hij deze pas kwijt was geraakt. Hij gebruikte voorafgaande aan de schorsing zijn digitale pas.
5.5 De raad kan niet vaststellen of verweerder de fysieke pas ten tijde van het verzoek om deze in te leveren in zijn bezit had noch dat hij de fysieke pas nog altijd in zijn bezit heeft. Bij die stand van zaken kan het verwijt dat verweerder niet heeft voldaan aan het verzoek om de pas in te leveren niet gegrond worden verklaard.
5.6 De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de schorsingsvoorwaarden niet na te leven. De raad zal het dekenbezwaar ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter en mrs. M.J. Hoekstra en J.A. Bloo, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 4 november 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 4 november 2024