Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2024:182

Zaaknummer

24-108/DH/DH

Inhoudsindicatie

Klacht over de bijstand van de eigen advocaat in een procedure over voornaamswijziging. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster. Hoewel zij beter had moeten communiceren over het feit dat zij op vakantie ging, is een dergelijke slordigheid niet direct tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 oktober 2024 in de zaak

24-108/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 5 september 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 15 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K195 2023 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 september 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig.  1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot en met 23 (procedureel).  

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    In juni 2023 heeft klager verweerster benaderd in verband met een door klager gewenste voornaamswijziging.  2.3    Op 12 juni 2023 heeft klager aan verweerster onder meer geschreven: “Daarom hoop ik dat de Raad voor rechtsbijstand mijn zaak wil aannemen gezien ik onder de vermogensgrens val en veel dagelijkse hinder onderving van mijn huidige voornaam. Uiteraard kan ik een deskundigenverklaring overleggen via een GGD-arts wanneer dit stuk benodigd is.” 2.4    Op 13 juni 2023 heeft verweerster gereageerd en onder meer geschreven: “Inmiddels heb ik uw zaak voorgelegd aan de Raad voor Rechtsbijstand en ik mag een voornaamsverzoek voor u voeren op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand. De Raad gaat daarbij wel ervan uit dat er dus ook een deskundigenverklaring van een GGD-arts wordt bijgevoegd.” 2.5    Op 21 juni 2023 heeft een intakegesprek plaatsgevonden en is de opdrachtbevestiging getekend. Daarin is onder meer opgenomen dat verweerster een deskundigenverklaring nodig heeft, voordat zij (al) haar werkzaamheden kan uitvoeren.  2.6    Verweerster heeft vervolgens in juni 2023 een toevoeging aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen, omdat de gegevens van de echtgenote van klager niet vermeld stonden. Verweerster heeft daarop de gegevens opgevraagd en nogmaals een toevoeging aangevraagd, die kort daarop toegewezen is. 2.7    Klager heeft begin juli 2023 als deskundigenverklaring een ‘Bijsluiter psychische hinder’ aan verweerster overgelegd. Deze bijsluiter is bedoeld voor een aanvraag voor geslachtsnaamwijziging. Op het formulier is vermeld dat klager zowel zijn voor- als achternaam wenst te wijzigen. 2.8    Bij brief van 4 juli 2023 heeft verweerster klager nader geïnformeerd over het verloop van de procedure. 2.9    Op 4 augustus 2023 heeft verweerster een conceptverzoekschrift aan klager gestuurd. Klager heeft daar diezelfde dag op gereageerd. Verweerster heeft klagers reactie pas na haar vakantie (na 21 augustus 2023) gezien. 2.10    Op 16 augustus 2023 heeft klager zich bij verweerster beklaagd over haar bijstand. 2.11    Op 22 augustus 2023 heeft verweerster gereageerd en onder meer geschreven: “In de eerste plaats ben ik op vakantie geweest vanaf vrijdag 5 augustus tot en met maandag 21 augustus. (…) Er is nog helemaal geen procedure opgestart; ik heb u slechts een concept toegestuurd, waarop door u is gereageerd. Die reactie moet ik nog verwerken in het verzoekschrift. Er is bij de gemeente niets verzocht en ik begrijp dus ook niet over welke afwijzing u het hebt. Ik denk dat u de aanvraag voor de toevoeging bedoelt. Daarin is bij de Raad iets misgegaan. Ik heb u daarover geïnformeerd zodra ik de afwijzing had ontvangen en ik kon opnieuw een aanvraag doen.  Personen die niet in Nederland geboren zijn, kunnen heel vaak niet beschikken over hun geboorte-akte. U bent inmiddels Nederlander en uw bestaan staat niet ter discussie. Een rapport van de IND is slechts noodzakelijk als u via Ter Apel ons land bent binnengekomen. Op mijn vraag daarover hebt u gemeld dat dit niet het geval was. U zou pas later contact hebben gehad met de IND. Dit lijkt u ook in uw mail van 4 augustus te bevestigen. Als ik u daarin verkeerd begrepen heb, moet er alsnog een rapportage worden opgevraagd. De bijsluiter psychische hinder is gedateerd op 4 juli 2023 en is dus geldig tot 4 januari 2024.” 2.12    Klager heeft intussen een andere advocaat, mr. A., benaderd. Op 23 augustus 2023 heeft klager in een e-mail aan mr. A onder meer geschreven: “Ik ben nogmaals in gesprek gegaan met mijn huidige advocaat. Daaruit bleek dat ik mijn eigen bijdrage van € 159,- opnieuw zou moeten betalen als ik wissel van advocaat.” 2.13    Mr. A heeft diezelfde dag gereageerd en aan klager onder meer geschreven: “Nee, dat maakt niet uit, de eigen bijdrage kan ik u kwijtschelden, in dat geval kan ik kosteloos de zaak overnemen. Uiteindelijk bij afronding van de zaak wordt de uitkering (de vergoeding) dan tussen mij en uw huidige advocaat gedeeld. Zodoende bent u niets extra verschuldigd als ik uw zaak overneem.” 2.14    Op 24 augustus 2024 heeft verweerster het verzoekschrift bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft het verzoek op 25 augustus 2024 ontvangen. 2.15    Op 28 augustus 2023 heeft klager verweerster verzocht zijn dossier aan mr. A over te dragen. Klager heeft in zijn e-mail meerdere redenen genoemd waarom hij ontevreden is over de diensten van verweerster.  2.16    Op 30 augustus 2023 heeft klager zich bij verweerster beklaagd over onder meer de overdracht van het dossier. In zijn e-mail schrijft klager onder meer: “Mijn zaak heeft al door meerdere onzorgvuldigheden onnodige vertraging opgelopen. (…) Ook heb ik je telefonisch benaderd en heb je me wederom verkeerd voorgelicht over dat als ik van advocaat zou willen wisselen ik hoogstwaarschijnlijk mijn eigen bijdrage opnieuw zou moeten betalen. Hierdoor dacht ik geen keuze te hebben.” 2.17    Verweerster heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven: “Er zijn door mij geen acties ondernomen waarvan ik u op de hoogte zou moeten stellen. Er is ook nog geen verloop van het proces. Het verzoekschrift is ingediend op 24 augustus bij de rechtbank in Den Haag en waarschijnlijk komt er een positieve uitspraak zonder dat daarvoor een zitting wordt bepaald. Nader overleg is dus onnodig en uw opvolgend advocaat lijkt dus niets te hoeven doen. Ik heb geen aanvragen gedaan bij de Raad van State. Ik heb een toevoeging aangevraagd en die is aanvankelijk niet toegekend, omdat ik de gegevens van uw echtgenote niet had. Ik heb die opgevraagd, de Raad voor Rechtsbijstand geïnformeerd en de volgende dag is de toevoeging alsnog afgegeven. Uw dossier moet ik opvragen in de plaats waar het eerste en nadere verhoor heeft plaatsgevonden van de IND. U heb mij zelf erop gewezen dat dit in Zevenaar is gebeurd. Ik heb mijn brief daarom ook aan Zevenaar gericht. (…) De bijsluiter psychische hinder is niet noodzakelijk voor een voornaamwijziging. Ik wist ook niet dat u die bijsluiter zou aanleveren. Zoals ik met u besproken heb tijdens de intake kan een verzoek tot voornaamswijziging alleen op toevoeging gebeuren, wanneer er een verklaring is bijgesloten over uw psychische situatie. Daarvoor kan de bijsluiter prima dienst doen.  Het intakegesprek hebben we gevoerd op 21 juni en daarna heb ik moeten wachten op de verklaring van uw psyche. Pas daarna kon ik een toevoeging aanvragen en ik start mijn inhoudelijke werkzaamheden  vervolgens zodra de eigen bijdrage (of het depot) is betaald. Dat staat ook vermeld in de opdrachtbevestiging.”  2.18    Op 5 september 2023 heeft verweerster zich bij de rechtbank onttrokken aan klagers zaak.  2.19    Op 1 november 2023 heeft klager verweerster aansprakelijk gesteld. Klager wil terugbetaling van de – volgens hem onnodig – gemaakte kosten voor de deskundigenverklaring. 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a)    Verweerster heeft klager niet op de hoogte gebracht van alle ondernomen acties en het verloop van de procedure. b)    Verweerster heeft twee keer een onvolledige aanvraag ingediend waardoor de toevoeging is afgewezen en er vertraging is ontstaan. c)    Verweerster heeft in verband met het ontbreken van klagers geboorteakte een dossieraanvraag ingediend bij het opvangcentrum in Zevenaar in plaats van bij het archief van de IND. d)    Verweerster heeft ten onrechte klager een bijsluiter psychische hinder laten opvragen; dit heeft klager geld gekost en deze bijsluiter was niet nodig voor de procedure waarin verweerster klager bijstond. e)    Verweerster is op vakantie gegaan waardoor er vertraging is ontstaan. f)    Verweerster heeft klager onjuist geïnformeerd door te zeggen dat hij bij het wisselen van advocaat opnieuw een eigen bijdrage zou moeten betalen. 3.2    Klager stelt dat verweerster steken heeft laten vallen in de voornaamswijzigingsprocedure, waardoor klager is benadeeld in tijd, moeite en geld. Klager wenst excuses en een tegemoetkoming in de geleden schade. 

4    VERWEER 

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Toetsingskader 5.1    De klacht gaat over de dienstverlening van verweerster als advocaat van klager. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – kostenrisico en proceskansen – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Binnen de beroepsgroep is voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdeel a) 5.2    Het verwijt is dat verweerster klager niet op de hoogte heeft gebracht van de door haar ondernomen acties en het verloop van de procedure. Vast staat dat er een intakegesprek heeft plaatsgevonden en dat er diezelfde dag een (summiere) opdrachtbevestiging is opgemaakt. Bij brief van 4 juli 2023 heeft verweerster klager geïnformeerd over het verloop van de procedure en op 4 augustus 2023 heeft zij een concept verzoekschrift aan hem gestuurd. Bij e-mail van 22 augustus 2023 heeft verweerster nog het een en ander aan klager uiteengezet, naar aanleiding van de klacht van klager. Verweerster heeft klager steeds op de hoogte gebracht van de door haar ondernomen stappen. Het is de raad niet duidelijk waarover verweerster klager (verder) precies had moeten informeren. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.  Klachtonderdeel b) 5.3    Het verwijt is dat verweerster twee keer een onvolledige aanvraag heeft ingediend waardoor de toevoeging is afgewezen en vertraging is ontstaan. Verweerster heeft uitgelegd dat zij bij de eerste toevoegingsaanvraag de gegevens van de partner van klager niet had ingevuld, waardoor de toevoeging werd afgewezen. Zij stelt dat zij die gegevens vervolgens heeft opgevraagd en een nieuwe aanvraag heeft ingediend, die een dag later werd toegekend. De raad kan op basis van hetgeen verweerster naar voren brengt enkel vaststellen dat verweerster éénmaal een onvolledige aanvraag heeft gedaan en niet tweemaal, zoals klager stelt. Hoewel het slordig is dat verweerster de eerste aanvraag niet compleet heeft ingevuld, is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Zij heeft vlot zorggedragen voor een tweede volledige aanvraag, waarna de toevoeging alsnog is verstrekt. Het is de raad niet duidelijk hoeveel tijd dit proces in beslag heeft genomen, maar gezien de verklaring van verweerster lijkt dit niet meer dan enkele dagen te beslaan. Die enkele vertraging is onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.  Klachtonderdeel c) 5.4    Het verwijt is dat verweerster een dossieraanvraag heeft ingediend bij het opvangcentrum in Zevenaar in plaats van bij het archief van de IND. Verweerster stelt dat klager haar op 22 augustus 2023 vertelde dat hij door de marechaussee op Schiphol naar het aanmeldcentrum Zevenaar was gestuurd en dat hij zich daar ook daadwerkelijk had gemeld. Verweerster heeft daarom op 24 augustus 2023 alsnog het rapport van de IND opgevraagd bij dat aanmeldpunt. Verweerster vraagt standaard rapportages op bij één van de meldpunten: zij heeft nooit stukken opgevraagd uit het archief en heeft van de IND altijd de juiste stukken ontvangen.  5.5    De raad kan uit de in het dossier aanwezige stukken niet opmaken dat het dossier van klager van de IND niet ontvangen is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster op dit punt is dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. 5.6    Voor zover klager verweerster verwijt dat het verzoekschrift onvolledig is ingediend bij de rechtbank, geldt dat de raad dit niet kan vaststellen. De klacht is op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat de rechtbank nog aanvullende stukken wenste, is onvoldoende om die conclusie te trekken nu de raad verder geen informatie heeft om welke stukken dit gaat. De raad kan daarom ook niet vaststellen dat verweerster op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel d) 5.7    Het verwijt is dat verweerster ten onrechte aan klager heeft verteld dat voor het indienen van het verzoek een bijsluiter psychische hinder vereist was. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster contact heeft gezocht met de RvR over de mogelijkheid van een toevoeging voor een procedure voor wijziging van de voornaam. De RvR heeft te kennen gegeven dat daarvoor een deskundigenverklaring is vereist. Verweerster heeft dat op 13 juni 2023 per e-mail aan klager laten weten. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster duidelijk aan klager heeft gecommuniceerd dat de deskundigenverklaring nodig was voor de toevoeging. Uit het dossier blijkt niet dat verweerster heeft gesteld dat het verzoek tot voornaamswijziging niet bij de rechtbank kon worden ingediend zonder de deskundigenverklaring.  5.8    Uit de verklaring van klager ter zitting leidt de raad af dat de GGD-arts, tot wie klager zich vervolgens heeft gewend, er kennelijk op basis van de informatie van klager voor heeft gekozen om een formulier ‘’bijsluiter psychische hinder’’ op te stellen. Verweerster is hier niet bij betrokken geweest en het is de raad niet gebleken dat verweerster klager hierover onjuist heeft geïnformeerd en tegen klager zou hebben gezegd dat zij een dergelijke bijsluiter nodig heeft. Van klachtwaardig handelen op dit punt is dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.  Klachtonderdeel e) 5.9    Het verwijt is dat verweerster op vakantie is gegaan, waardoor er vertraging is ontstaan. 5.10    De raad overweegt dat verweerster op 4 augustus 2023 een concept verzoekschrift aan klager heeft gestuurd. Klager heeft daar diezelfde dag inhoudelijk op gereageerd, maar vernam enkele dagen later via een e-mail van klaagsters kantoor dat verweerster met vakantie was. Verweerster heeft de reactie van klager pas na haar vakantie gezien. Verweerster erkent dat zij op vakantie is gegaan zonder dat aan klager te melden en zij heeft hier ook haar excuses voor aangeboden. De raad begrijpt desondanks dat de wijze waarop dit is verlopen vervelend was voor klager. Verweerster had op dit punt beter moeten communiceren, zoals zij zelf ook erkent. Een dergelijke slordigheid maakt echter niet dat direct sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook de hierdoor ontstane vertraging is niet dusdanig lang dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.  Klachtonderdeel f) 5.11    Het verwijt is dat verweerster klager ten onrechte heeft laten weten dat hij bij het wisselen van advocaat opnieuw een eigen bijdrage zou moeten betalen. Verweerster heeft uitgelegd dat zij klager erop heeft gewezen dat hij bij het wisselen van advocaat een nieuwe eigen bijdrage zou moeten betalen. Dat is naar het oordeel van de raad terecht. Uit de door klager overgelegde correspondentie blijkt dat zijn nieuwe advocaat heeft aangeboden de eigen bijdrage kwijt te schelden. De nieuwe advocaat had dus wel aanspraak kunnen maken op de eigen bijdrage, maar ziet daar zelf vanaf. Van het verkeerd informeren door verweerster is geen sprake. Dit verwijt is ongegrond.   Schadevergoeding 5.12    Klager wenst een tegemoetkoming in de financiële schade, die hij kennelijk begroot op een bedrag van rond de € 500,- (€ 350,- voor de bijsluiter psychische hinder en € 159,- eigen bijdrage). Omdat de klacht ongegrond wordt verklaard, is er geen grond voor toekenning van een schadevergoeding nog daargelaten dat in het tuchtrecht in zijn algemeenheid de mogelijkheden van toekenning van schadevergoeding beperkt zijn. 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. M. van Eck en H. Warendorp Torringa, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.