Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:257

Zaaknummer

24-233/AL/GLD

Inhoudsindicatie

De raad is van oordeel dat klagers als voormalige cliënten van het kantoor van verweerder moeten worden beschouwd. Nu echter aan de drie voorwaarden van de uitzonderingsmogelijkheid van gedragsregel 15 lid 3 door verweerder is voldaan, mocht verweerder naar het oordeel van de raad optreden in de kwestie tussen zijn cliënt tegen een van de klagers. Daarnaast is de raad van oordeel dat verweerder niet onduidelijk is geweest over zijn hoedanigheid waarin hij optrad. Dat zijn cliënt daarover onduidelijkheid bij klagers heeft laten bestaan, kan verweerder niet worden aangerekend. Deels niet-ontvankelijk, voor het overige ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 21 oktober 2024 in de zaak 24-233/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

over

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 19 juni 2023 is door klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 27 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/92 van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 augustus 2024. Daarbij is verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.

2.1    De heer VG (hierna: VG) is enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap G. G is op haar beurt enig bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap VGA. G en VGA klagen over verweerder. 

2.2    Op 1 april 2020 hebben VG namens G en de heer D (hierna: D) namens H.D. Holding B.V. (hierna: D Holding) een ‘deed of assignment’ ondertekend. G is daardoor voor de helft eigenaar geworden van het patent op DP Daarnaast is G mede-aandeelhouder en mede-bestuurder geworden van de besloten vennootschap DP B.V.  

2.3    In september 2022 heeft D advies gevraagd aan mr. V over een vermeende inbreuk op het octrooirecht van DP. Mr. V is een kantoorgenoot van verweerder in de Maatschap VV Advocaten (hierna: VVA). Na onderzoek van de zaak heeft mr. V D doorverwezen naar een in octrooirecht gespecialiseerde advocaat buiten VVA. Mr. V heeft zijn werkzaamheden in deze kwestie op 4 oktober 2022 gedeclareerd aan D Holding.

2.4    Begin april 2023 heeft de heer DW (hierna: DW) verweerder verzocht om hem te adviseren over het niet nakomen door VGA van met DW gemaakte prijsafspraken in een renovatieproject. 

2.5    In een e-mail van 11 april 2023 heeft VG namens VGA DW bij hem op kantoor uitgenodigd voor een gesprek over de tussen hen ontstane discussie over de prijsafspraken. 

2.6    Op 13 april 2023: - om 07:27 uur: heeft DW aan VG geschreven: Tot maandag, dan neem ik [voornaam] een adviseur van me mee, zodat er meer oren meeluisteren wat nu het echte probleem is. - om 09:34 uur: heeft VG aan DW geschreven: Adviseur of advocaat?  Graag ook even de achternaam en functie van [voornaam]. Ik denk dat je [verweerder] bedoeld? Dan overleg ik eerst even met onze advocaat of hij ook kan aanschuiven…     - om 13:47 uur: heeft DW daarop aan VG geschreven: Ben bevriend met [verweerder], en heb hem gevraagd met mij mee te gaan als adviseur om jullie verhaal eens aan te horen want vindt tot nu toe erg warrig en ga niet alleen tegenover 3 man zitten.   - om 13:50 uur: heeft VG aan DW en aan verweerder geschreven: Helaas kan [VVA] dit niet doen voor jou, aangezien V ook mijn belangen (heeft) behartigt/d in andere kwesties. V heeft meerdere zaken voor ons gedaan, laatst in oktober 2022 (mbt concurrent AEP en patentrecht DP waarvan ik mede-eigenaar ben). De communicatie is gelopen via [D] (mijn compagnon), maar zoals gezegd ben ik samen met [D] eigenaar van DP, waarvoor V optreedt als onze advocaat. Mocht [verweerder] hiervan niet op de hoogte zijn, dan kan dit worden nagevraagd bij V van en/of [D]. Ik ga er niet mee akkoord dat [VVA] in deze jouw belangen behartigt. -     om 16:07 uur: heeft verweerder aan VG, in cc aan DW en aan mr. V, onder andere geschreven: Het is correct dat [DW] mij heeft gevraagd met hem mee te kijken in de met u [VGA] ontstane discussie. Ik heb laten controleren of er sprake mogelijk sprake zou kunnen zijn van een tegenstrijdig belang, maar dat is niet aan de orde. Van optreden tegen een cliënt of voormalig cliënt is geen sprake. Noch ik noch één van mijn kantoorgenoten heeft in deze of andere kwesties uw belangen behartigd.  Voorts geldt dat ik niet beschik over vertrouwelijke informatie afkomstig van voormalige of bestaande cliënten, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie van voormalige of bestaande cliënten, die redelijkerwijs van belang zou kunnen zijn bij de behandeling de onderhavige discussie. Ook is niet gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van voormalige of bestaande cliënten. Het staat dus mij vrij om de belangen van [DW] (en zijn vennootschap) te behartigen in dezen. -     om 17:49 uur: heeft VG namens VGA hierop richting verweerder gereageerd en daarin onder meer geschreven: Dan verschillen wij van mening. Ik blijf bij mijn standpunt dat er sprake is van belangenverstrengeling. Ik heb de helft van de kosten van [VVA] betaald, waaronder factuur 298974 dd 4 oktober 2022 terzake de kwestie tegen AEP, zodat ik cliënt van [VVA] ben in die kwestie in de hoedanigheid van mede-eigenaar van DP BV, waarvoor V werkzaamheden heeft verricht. Ook heb ik aangegeven bezwaar als bestaande cliënt te hebben. (…) De communicatie is weliswaar verlopen via [D] (compagnon), maar zoals gezegd ben ik samen met [D] eigenaar van DP.

2.7    Klagers hebben op 17 april 2023 een klacht over verweerder bij de klachtenfunctionaris van VVA ingediend.

2.8    In een e-mail van 19 juni 2023 heeft VG zich bij de klachtenfunctionaris van VVA, mr. O, beklaagd over het uitblijven van een tijdige reactie op zijn klacht over verweerder. Diezelfde dag heeft de klachtenfunctionaris aan VG laten weten dat klagers niet als cliënt van VVA worden beschouwd en klagers om die reden geen beroep kunnen doen op de kantoorklachtenregeling omdat die alleen voor cliënten geldt.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a)    tegen VGA als voormalig cliënt van het kantoor VVA op te treden en daarmee in strijd te handelen met gedragsregel 15; b)    niet tijdig – binnen de toegezegde vier weken - en niet inhoudelijk te reageren op de door klagers op 17 april 2023 bij het kantoor van verweerder ingediende klacht; c)    niet transparant te zijn over zijn hoedanigheid voorafgaand aan het gesprek op 17 april 2023 en daarmee in strijd te handelen met gedragsregel 9.

 

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Klachtonderdeel a)

4.2    Verweerder betwist dat hij in strijd met gedragsregel 15 heeft gehandeld. VVA heeft niet eerder de belangen van klagers als cliënten behartigd. Kantoorgenoot mr. V heeft in opdracht van D Holding werkzaamheden verricht in een octrooikwestie en diens werkzaamheden aan die holding gefactureerd. Dat klagers als uitvinder betrokken zouden zijn geweest bij een octrooi waar D Holding houder van is en kennelijk een deel van de juridische kosten van D Holding heeft betaald, heeft klagers nog geen cliënt van VVA gemaakt. Ook de klachtenfunctionaris heeft dat na onderzoek vastgesteld, aldus verweerder.

4.3    Voor zover klagers wel als voormalige cliënten van VVA worden beschouwd, dan is volgens verweerder aan de in lid 3 van gedragsregel 15 opgesomde voorwaarden voldaan. Het ging volgens verweerder om twee verschillende zaken, namelijk een octrooi-inbreuk tegenover het niet nakomen van prijsafspraken. Verweerder noch zijn kantoor VVA beschikten over van klagers als voormalige cliënten afkomstige vertrouwelijke informatie. Evenmin is volgens verweerder sprake van redelijke bezwaren tegen zijn optreden in het geschil van DW tegen VGA. In dat kader heeft verweerder aangevoerd dat mr. V in de octrooikwestie minimale werkzaamheden heeft gedaan. De door mr. V opgestelde conceptbrief voor de wederpartij is niet verstuurd omdat die zaak daarna door een andere gespecialiseerde externe advocaat is overgenomen. Volgens verweerder heeft mr. V in die tijd geen contact met VG of zijn vennootschappen gehad. Mr. V wist ook niet dat G de helft van zijn declaratie heeft betaald. De op 13 april 2023 van VG ontvangen e-mails, waarin hij wees op de mogelijke belangenverstrengeling, waren voor verweerder na intern overleg ook geen aanleiding om eraan te twijfelen dat klagers nimmer cliënten van VVA zijn geweest. Hij kon dan ook optreden voor DW tegen VGA. 

Klachtonderdeel b)

4.4    Verweerder stelt dat klagers niet-ontvankelijk zijn in dit verwijt, omdat daarin niet over zijn optreden maar over het optreden van de klachtenfunctionaris van VVA wordt geklaagd. 

Klachtonderdeel c)

4.5    Verweerder was niet betrokken bij de e-mailwisseling tussen VG en DW van 13 april 2023 tussen 07:27 uur tot 13:47 uur en was daarvan ook niet op de hoogte. Voor het eerst om 13:50 uur die dag heeft VG (ook) aan verweerder een e-mail gestuurd over het vermeende belangenconflict. Verweerder heeft daarop die dag om 16:07 uur gereageerd. Vanaf dat eerste contact met VG heeft hij duidelijk gemaakt dat hij als advocaat optrad voor DW. Daarover kon dan ook geen misverstand bij klagers bestaan. 

 

5    BEOORDELING

Maatstaf  5.1    Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline moet de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij ter invulling van deze norm wel van belang zijn.

5.2    Gedragsregel 15, die onder meer bepaalt dat het een advocaat in beginsel niet is toegestaan tegen een (voormalige) cliënt op te treden, kan een nadere invulling geven aan de betamelijkheidsnorm van artikel 46 Advocatenwet. Deze regel strekt ertoe de cliënt te beschermen tegen de advocaat die beschikt over vertrouwelijke informatie van de cliënt, ten aanzien waarvan de advocaat verplicht is tot geheimhouding. De vertrouwensband tussen de advocaat en zijn cliënt, en daarmee het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen, zou geschaad kunnen worden als de advocaat later tegen die cliënt zou kunnen gaan optreden met gebruikmaking van vertrouwelijke informatie uit die eerdere zaak. Of in een concrete situatie tuchtrechtelijk verwijtbaar wordt gehandeld moet worden beoordeeld aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval. Dat kan met zich meebrengen dat een situatie die (net) buiten de reikwijdte van het verbod van gedragsregel 15 valt, toch tuchtrechtelijk verwijtbaar is (HvD 13 juni 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:106).  

Klachtonderdeel a) 5.3    Vaststaat dat D Holding in september 2022 mr. V, kantoorgenoot van verweerder, heeft ingeschakeld om te adviseren over de vermeende inbreuk op het octrooirecht op DP. De raad stelt op grond van de stukken vast dat G op dat moment mede-eigenaar van DP was. Dat betekent dat mr. V in genoemde octrooikwestie ook de belangen van G in 2022 heeft behartigd als cliënt. Dat mr. V dat toen niet wist en volgens verweerder toen ook geen contact met VG of zijn vennootschappen heeft gehad, doet daar niet aan af. G is DGA van VGA en daarom moet optreden tegen VGA voor de toepassing van gedragsregel 15 beschouwd worden als een cliënt van VVA.

5.4    Dat is anders als cumulatief is voldaan in de in het derde lid van gedragsregel 15 genoemde voorwaarden voor een uitzonderingssituatie. 

5.5    De eerste voorwaarde houdt in dat het niet om dezelfde zaak gaat. De raad stelt vast dat het geschil van D Holding en G betrekking had op een vermeende octrooiinbreuk. Het latere geschil tussen DW en, VGA, betrof een geheel andere kwestie. Naar het oordeel van de raad is geen sprake van dezelfde zaak als de zaak en houdt de nieuwe zaak van verweerder daarmee evenmin verband. Aan de eerste voorwaarde is voldaan. 

5.6    De tweede voorwaarde betreft de beschikking die VVA uit hoofde van de eerdere vertegenwoordiging van klagers zou hebben over informatie die van belang kon zijn bij de behandeling van de zaak tegen VGA. Klagers hebben in hun klacht geen concrete vertrouwelijke informatie genoemd waarover verweerder heeft kunnen beschikken of die door verweerder zou zijn gebruikt. Naar het oordeel van de raad is daarmee ook aan deze voorwaarde voldaan.

5.7    De derde voorwaarde voor de uitzonderingssituatie betreft de redelijke bezwaren die een voormalig cliënt kan aanvoeren tegen de vertegenwoordiging. De raad stelt vast dat VG verweerder weliswaar in twee e-mails van 13 april 2023 heeft gewaarschuwd voor de vermeende belangenverstrengeling maar ook dat VG zijn bezwaren daarover toen - en nu nog steeds - niet concreet met feiten heeft onderbouwd. Daarmee is eveneens voldaan aan de derde voorwaarde. 

5.8    Nu aan de drie voorwaarden van de uitzonderingsmogelijkheid van gedragsregel 15 lid 3 door verweerder is voldaan, mocht verweerder naar het oordeel van de raad optreden in de kwestie tussen DW en VGA. Tuchtrechtelijk kan verweerder daarvan geen verwijt worden gemaakt. De raad zal dan ook klachtonderdeel a) ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b) 5.9    Klagers zijn naar het oordeel van de raad niet-ontvankelijk in dit verwijt. Er wordt immers geklaagd over het optreden van de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder en niet over het optreden van verweerder, die bij de klachtafhandeling ook geen rol had. De raad zal klagers dan ook niet-ontvankelijk verklaren in klachtonderdeel b).

Klachtonderdeel c) 5.10    Naar het oordeel van de raad is verweerder in zijn eerste reactie op de door hem van VG op 13 april 2023 om 13:50 uur ontvangen e-mail duidelijk geweest dat hij als advocaat voor DW optrad. Nu verweerder heeft betwist dat hij betrokken is geweest bij de daaraan voorafgaande correspondentie tussen zijn cliënt met VG, kan aan verweerder de - volgens klagers onduidelijke - inhoud daarvan tuchtrechtelijk niet worden aangerekend. De raad zal klachtonderdeel c) dan ook ongegrond verklaren. 

 

BESLISSING

De raad van discipline: -    verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b); -    verklaart klachtonderdelen a) en c) ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. M.H. Pluymen en H.K. Scholtens, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op : 21 oktober 2024.