Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:269

Zaaknummer

240265

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de deken niet verwezen, omdat deze klacht is gegrond op de stelling dat de dekenvisie niet deugt. Juist dat kan aan de orde worden gesteld bij de raad in de onderliggende klacht

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline

van 24 oktober 2024 in de zaak 240265

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen:

verweerder 

 

 

1    HET VERZOEK

1.1    De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 27 september 2024 van klager/klaagster. Hierin verzoekt klaagster aan de voorzitter van het hof een klacht over verweerder te verwijzen naar een andere deken voor onderzoek en behandeling, omdat verweerder de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Oost-Brabant waar hij zelf advocaat is.

 

2    DE BEOORDELING

2.1    Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe.

2.2    Klaagster heeft op 10 maart 2024 bij verweerder een klacht ingediend tegen mr. D. Verweerder heeft onderzoek gedaan naar deze klacht en heeft dat onderzoek afgesloten met de brief van 3 september 2024. In deze brief heeft verweerder zijn visie op de klacht gegeven. Volgens verweerder moet klaagster er rekening mee houden dat de tuchtrechter haar klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond zal verklaren.  

2.3    De voorzitter overweegt dat een klacht tegen een deken geen middel is om de inhoud of een onderdeel van een dekenvisie over de klacht tegen een andere advocaat ter discussie te stellen. Een klager kan de klacht tegen de andere advocaat, na betaling van het griffierecht, voorleggen aan de raad van discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. Binnen de kaders van die procedure kan de klager naar voren brengen op welke punten de visie van de deken niet deugt en dat de tuchtrechter tot een andere conclusie zou moeten komen dan de deken. 

2.4    Klaagster heeft de gelegenheid (gehad) om de klacht voor te leggen aan de tuchtrechter om daar te betogen dat het onderzoek van verweerder ontoereikend is en dat zijn visie daarop ondeugdelijk. Verweerder heeft klaagster ook expliciet op deze mogelijkheid gewezen. Het is de voorzitter niet bekend of klaagster van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Het is voor het oordeel over dit verwijzingsverzoek echter niet van belang. Doorslaggevend is dat de mogelijkheid bestond en dat klaagster daarvan op de hoogte was. 

 

3    BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

wijst het verzoek tot verwijzing af.

Deze beslissing is genomen op 24 oktober 2024 door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter.

Plaatsvervangend voorzitter

De beslissing is verzonden op 24 oktober 2024.