Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:243

Zaaknummer

24-610/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over het handelen van een advocaat in de hoedanigheid van executeur kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 oktober 2024 in de zaak 24-610/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager 

over

 

verweerster

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 19 augustus 2024 met kenmerk 2276641.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    In een verklaring van executele en afwikkelingsbewind van 1 juni 2023 is het kantoor van verweerster benoemd tot opvolgend executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van de moeder van klager en is een ruimschoots toereikend verklaring afgelegd.

1.2    Klager is één van de vier erven en de moeder van klager had een testamant opgemaakt en op 30 juli 2012 een brief geschreven over haar wens na haar overlijden.

1.3    De nalatenschap heeft als belangrijkste vermogensbestanddeel een 100% belang van certificaten van aandelen in een besloten vennootschap (BV) via een Stichting administratiekantoor (STAK). Klager en zijn broer zijn door erflaatster aangewezen om als bestuurders van de STAK op te treden na haar overlijden.

1.4    In een e-mail van 21 april 2023 heeft de vorige executeur de erven geïnformeerd over de afwikkeling van de nalatenschap en gemeld dat zij geen ruimschoots toereikend verklaring kan afleggen zolang er door de bestuurders van de STAK geen opdracht is gegeven voor decertificering.

1.5    In een e-mail van 10 mei 2023 heeft de voormalig executeur voorgesteld verweerster in haar plaats te stellen, waartoe verweerster zich ook bereid had verklaard.

1.6    In een brief van 7 juni 2023 heeft verweerster alle erven geïnformeerd over de ruimschoots toereikend verklaring en de niet afdoende liquiditeit in de nalatenschap om belasting te kunnen voldoen en heeft zij ook het huidige bestuur van de STAK opgeroepen om een vergadering van certificaathouders te beleggen.

1.7    Op 21 juli 2024 heeft verweerster de erven bericht dat zij haar taken als executeur neerlegt omdat uit een nieuwe vermogensopstelling is gebleken dat de waarde van de aandelen een miljoen lager ligt waarmee de nalatenschap negatief is geworden.

1.8    Op 12 september 2023 heeft het kantoor van verweerster haar werkzaamheden gedeclareerd. Ook heeft verweerster namens haar kantoor rekening en verantwoording van de executele afgelegd.

1.9    In een e-mail van 1 oktober 2023 aan verweerster heeft klager bezwaar gemaakt tegen de declaratie en om een reactie verzocht.

1.10    Op 29 oktober 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a)    de benoeming tot opvolgend executeur te aanvaarden terwijl haar op dat moment bekend was dat de nalatenschap negatief zou uitvallen; b)    haar taken als executeur te verzaken; c)    met name de belangen van één van de vier erfgenamen te behartigen; d)    alle omstandigheden in aanmerking genomen geen redelijk honorarium aan de erfgenamen in rekening te brengen.

 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Maatstaf 4.1    De voorzitter neemt in overweging dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van executeur, blijft voor de advocaat het advocatentuchtrecht gelden. Als zij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het aanzien van en/of het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De tuchtrechter toetst dat optreden in een andere hoedanigheid niet slechts marginaal; er volgt een volle toets naar de vraag of het vertrouwen in de advocatuur is geschaad en, bij positieve beantwoording, of is gehandeld in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet. Klachtonderdeel a)

4.2    Klager stelt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij bij haar benoeming tot executeur wist dat de nalatenschap negatief zou uitvallen. De voorzitter volgt klager niet in dit verwijt. Verweerster heeft aangevoerd dat zij op dat moment veronderstelde dat de nalatenschap positief was. Zij baseerde zich op de vermogensopstelling van de accountant van de ondernemingen, waarin de accountant uitging van de WOZ-waardes van de onroerende zaken die tot het vermogen van de B.V. ‘s behoorden. De accountant heeft daarbij aan verweerster medegedeeld dat deze waardebepalingen een voorzichtige inschatting waren en dus waarschijnlijk hoger lagen. Op basis van deze informatie had verweerster geen reden om aan te nemen dat een taxatie van de onroerende zaken veel later zou uitvallen. Verweerster heeft verder verklaard dat zij ook niet door de vorige executeur is geïnformeerd over een mogelijk lagere waarde van de bedrijfspanden. Gelet op die verklaringen van verweerster en de overige stukken in het klachtdossier is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken dat verweerster wist dat de nalatenschap negatief zou uitvallen. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook niet gebleken. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard. 

Klachtonderdeel b)

4.3    Klager stelt dat verweerster haar taken als executeur heeft verzaakt. De verwijten die klager bij dit klachtonderdeel heeft genoemd zien in het bijzonder op de inhoudelijke beslissingen en keuzes die verweerster als executeur heeft gemaakt. Klager heeft (onder meer genoemd) dat verweerster zich ten onrechte heeft bezighouden met het verkrijgen van toegang tot de bv’s, waardoor er tijd verloren is gegaan en onnodige kosten zijn gemaakt. Ook stelt klager dat verweerster heeft nagelaten om overeenkomstig het testament het legaat van de kinderen binnen drie maanden na overlijden af te geven en het legaat van de kleinkinderen niet te regelen. Verder zijn er geen betalingen verricht, is de boedelbeschrijving niet geregeld, is de verklaring van erfrecht niet afgemeld en heeft verweerster zich de toegang tot het ouderlijk huis verschaft door middel van het openbreken van de sloten, aldus klager. Klager klaagt ook over de manier waarop verweerster met hem communiceerde.

4.4    Verweerster heeft in haar antwoord uitgebreid gereageerd op alle verwijten van klager en uitgelegd waarom zij haar beslissingen en keuzes, waarmee klager het niet eens is, heeft gemaakt. Gelet op die - met stukken onderbouwde - toelichting van verweerster, acht de voorzitter deze handelingen van verweerster niet onbegrijpelijk. Verweerster heeft hiermee haar taken als executeur niet verzaakt. Daarbij acht de voorzitter van belang dat een executeur niet de belangen van één cliënt behartigt, maar een wettelijk geregelde taak vervult en daarbij te maken heeft met meerdere belangen. Bovendien was er een testament, waaraan ook een brief van erflaatster was gehecht. Daarbij liep verweerster tegen een aantal praktische onmogelijkheden aan en diende zij al vrij kort na het aanvaarden van haar taak deze op grond van de wet weer neer te leggen. 

4.5    Ten aanzien van de communicatie heeft verweerster aangegeven dat zij een aantal keer een e-mail zonder bijlage heeft verstuurd, maar dat zij dat binnen afzienbare tijd heeft hersteld. Ook heeft zij aangegeven dat zij niet direct heeft gereageerd op een e-mail van klager, maar wel indirect door middel van haar bericht aan de rechtbank, waarvan klager een afschrift had ontvangen. De voorzitter is van oordeel dat verweerster ook door deze wijze van communiceren haar taken als executeur niet heeft geschaad. 

4.6    De voorzitter concludeert op grond van het voorgaande dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard. 

Klachtonderdeel c)

4.7    Klager stelt dat verweerster met name de belangen van één van de vier erfgenamen te behartigen. De voorzitter is van oordeel dat dit klachtonderdeel onvoldoende is onderbouwd en op grond van de inhoud van het klachtdossier de juistheid van dit verwijt niet vast is komen te staan. Verweerster heeft dit verwijt bovendien gemotiveerd betwist. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.  

Klachtonderdeel d)

4.8    Klager verwijt verweerster ten slotte dat zij geen redelijk honorarium aan de erfgenamen in rekening heeft gebracht. Bij het vaststellen van de declaratie van een advocaat is het uitgangspunt dat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk honorarium in rekening wordt gebracht (zie regel 17 lid 1 van de Gedragsregels). In het kader van de te hanteren tuchtnorm beperkt de tuchtrechter zich bij de beoordeling van declaraties van advocaten tot een marginale toets. Beoordeeld wordt of er sprake is van excessief declareren. Daarbij gaat het om de verhouding tussen het in rekening gebrachte bedrag en de verrichte werkzaamheden. De voorzitter is van oordeel dat op grond van de inhoud van het klachtdossier van excessief declareren niet is gebleken. Bovendien is het aan de vereffenaar om de declaratie van verweerster vast te stellen. Dat is in deze zaak nog niet gebeurd. Het voorgaande betekent dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door  mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2024.

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 7 oktober 2024