Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:249

Zaaknummer

24-246/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De voorzitter had naar het oordeel van de raad niet de beschikking over alle terzake doende feiten en is dus uitgegaan van onvolledige feiten. Verzet gegrond. De raad heeft de klacht ook inhoudelijk behandeld en oordeelt ook daarover. De raad is van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft door de echtscheidingsbeschikking te doen inschrijven in de registers van de burgerlijke stand nadat zij zich al had onttrokken. Zij deed dit omdat klaagster, de het verzoek tot echtscheiding had ingediend, de beschikking niet had ingeschreven en de termijn waarbinnen dit diende te gebeuren ten einde liep. Verweerster kon toen ook redelijkerwijs niet weten dat er ten aanzien van haar voormalige cliënt in Frankrijk een beschermingsmaatregel zou worden uitgesproken. Daarvan raakte zij pas na de inschrijving op de hoogte. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 oktober 2024 in de zaak 24-246/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 juni 2024 op de klacht van:

 

 

klaagster 

over

verweerster 

 

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 7 december 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 4 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2285139 van de deken ontvangen. 

1.3    Bij beslissing van 3 juni 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 3 juni 2024 verzonden aan partijen.

1.4    Op 16 juni 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 2 september 2024. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift van klaagster.

 

2    FEITEN 

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten:

2.2    Klaagster en de heer A. zijn gehuwd geweest. De advocaat van klaagster heeft bij de rechtbank Rotterdam op 13 januari 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Verweerster heeft zich gesteld namens de heer A. en een verweerschrift ingediend.   

2.3    De inhoudelijke behandeling van de echtscheiding heeft plaatsgevonden op 28 september 2022. Enkele weken later, op 22 november 2022, heeft verweerster zich onttrokken als advocaat van de heer A. 

2.4    Bij beschikking van 7 december 2022 is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking werd door verweerster op haar kantoor ontvangen en is door haar doorgestuurd aan de heer A. 

2.5    Enkele maanden daarna heeft verweerster doen bellen naar de advocaat van klaagster met de vraag of de echtscheidingsbeschikking door deze al was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dat bleek niet het geval.  

2.6    Verweerster heeft, na ontvangst van een door de heer A. ondertekende verklaring van berusting, zelf de echtscheidingsbeschikking op 25 augustus 2023 doen inschrijven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor het huwelijk is geëindigd. 

2.7    Op 7 december 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.   

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door de echtscheidingsbeschikking te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand, terwijl zij zich daarvoor in de echtscheidingsprocedure als advocaat van de heer A. heeft onttrokken. 

 

4    VOORZITTERSBESLISSING

In de beslissing van de voorzitter is de klacht kennelijk ongegrond verklaard, nu naar het oordeel van de voorzitter niet is gebleken dat verweerster heeft gehandeld tegen de wil van haar eigen cliënt. Uit de door klaagster aangevoerde omstandigheid dat verweerster zich eerder in de procedure als advocaat had onttrokken, kan die conclusie niet worden getrokken. 

 

5    VERZET

5.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

5.2    Er is aan voorbijgegaan dat de heer A. lijdt aan vasculaire dementie. Om die reden is hij onder curatele gesteld door de rechtbank in Frankrijk en heeft hij een ‘mandataire’ toegewezen gekregen die zijn zaken behartigt. Vanaf dat moment was de heer A. niet meer bij machte noch gerechtigd een handtekening te zetten. De handtekening onder de akte van berusting is derhalve onrechtmatig gezet. De handtekening is nietig en de echtscheiding is dus op grond van een onrechtmatig verkregen dan wel gezette handtekening ingeschreven. De heer A. heeft door de inschrijving nadeel ondervonden en de inschrijving moet ongedaan worden gemaakt. 

 

6    VERWEER 

Verweerster tegen heeft tegen de klacht en het verzet verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

7    BEOORDELING

7.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

7.2    De raad is van oordeel dat het verzet slaagt. De voorzitter heeft bij de beoordeling wel de juiste maatstaf toegepast, maar uit de beslissing blijkt niet of met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval rekening is gehouden. Zo wordt in de beslissing niet vermeld dat de heer A. lijdt aan een vorm van dementie en dat hij daartoe is opgenomen en dat op enig moment in Frankrijk (waar de heer A. destijds woonde/verbleef) in dat kader een maatregel is uitgesproken. In de klacht wordt daar echter wel melding van gemaakt en ook dat de heer A. door de dementie niet meer in staat was zijn wil te bepalen. Verder blijkt uit het klachtdossier niet, of althans onvoldoende, de tijdslijn waarlangs alle gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Dat is tijdens de mondelinge behandeling bij de raad wel duidelijk geworden. Daarmee is de voorzitter ook uitgegaan van onvolledige feiten.

7.3    Nu het verzet slaagt, ligt de klacht inhoudelijk in volle omvang voor aan de raad. Naast het verzet is ook de klacht behandeld ter zitting en de raad zal daarom de klacht ook inhoudelijk beoordelen. 

7.4    De klacht is, gelet op het klachtformulier, naar het oordeel van de raad breder dan zoals deze is opgenomen in de aanbiedingsbrief van de deken en in de voorzittersbeslissing (zie hiervoor onder 3). Het gaat klaagster er niet enkel om dat verweerster de echtscheidingsbeschikking heeft doen inschrijven, terwijl zij zich al had onttrokken. Het gaat haar er vooral om dat de inschrijving is geschied op grond van de door de heer A. getekende berustingsverklaring, terwijl verweerster er volgens klaagster toen al van op de hoogte was dat de heer A. dement is. 

7.5    Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.  Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, (financiële) integriteit en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. Daarbij geldt dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.

7.6    De raad is van oordeel, gelet op voormelde maatstaf, dat het enkele feit dat verweerster nadat zij zich heeft onttrokken in november 2022 toch nog werkzaamheden voor haar cliënt heeft verricht, op zichzelf geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is. Integendeel, het is in lijn met hetgeen van een behoorlijk handelend advocaat in een dergelijk geval mag worden verwacht. Indien een echtscheidingsbeschikking niet binnen de wettelijke termijn wordt ingeschreven vervalt deze immers en blijft het huwelijk in stand. Het is dan ook goed voorstelbaar dat verweerster, nadat zij vernam dat de echtscheiding nog niet was ingeschreven en nadat zij hierover contact had gezocht met de heer A, zelf voor de inschrijving heeft zorg gedragen om de termijn niet te laten verlopen. Of verweerster op dat moment al andere kennis had op grond waarvan zij de beschikking niet had moeten inschrijven zal hierna worden bezien.

7.7    Als gezegd is in deze van belang de tijdlijn waarlangs de diverse gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. De raad zal daarom, op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, de ter zake doende gebeurtenissen chronologisch weergeven. Van belang is verder dat de heer A. in Frankrijk woonde en verbleef. -    18 oktober 2020:    verzoekschrift echtscheiding -    3 maart 2021:    verweerschrift -    8 september 2021:    mondelinge behandeling echtscheiding -    22 november 2022:    verweerster onttrekt zich -    7 december 2022:    echtscheidingsbeschikking -    +/- juni 2023:    verweerster laat informeren of de echtscheiding is ingeschreven -    15 juli 2023:    verweerster ontvangt getekende verklaring van berusting -    22 augustus 2023:    Franse uitspraak tijdelijke bescherming/bewarende maatregel  -    25 augustus 2023:     inschrijving echtscheiding in registers burgerlijke stand -    13 september 2023:    inschrijving ‘beschermingsregime’ op afdeling mandaten -    5 oktober 2023:    e-mail contact tussen verweerster en advocaat klaagster -    14 december 2023:    telefonisch contact tussen verweerster en ‘mandataire’

7.8    De raad overweegt als volgt. De cliënt van verweerster, de heer A, woonde ten tijde van de echtscheidingsprocedure in Frankrijk. Het contact met haar cliënt was daardoor vaak op afstand. Ten tijde van het indienen van het echtscheidingsverzoek door klaagster en de mondelinge behandeling van dat verzoek was geen van partijen nog bekend    met de gesteldheid van de heer A. Pas daarna kwam hierover een en ander aan het licht. Dat was nadat verweerster zich had onttrokken. Eerst op 5 oktober 2023 heeft verweerster uit het e-mailbericht van de advocaat van klaagster vernomen dat een Franse rechter een maatregel had uitgesproken met betrekking tot de gesteldheid van de heer A. De betreffende onderliggende stukken heeft verweerster kort daarna ontvangen. De uitspraak waarin de Franse maatregel is uitgesproken is van 22 augustus 2023. Op 15 juli 2023, ruim een maand eerder dus, heeft verweerster de door haar gezonden en door de heer A. getekende berustingsverklaring retour ontvangen. Op 15 juli 2023 was dus nog geen sprake van een maatregel en ten tijde van de inschrijving op 25 augustus 2023 kon verweerster daar redelijkerwijs niet van op de hoogte zijn. De maatregel is immers in Frankrijk uitgesproken en pas op 13 september 2023 ingeschreven op de afdeling mandaten. Gelet hierop treft verweerster naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt. Zij wist ten tijde van de inschrijving niet beter dan dat haar cliënt van echt wilde scheiden en het huwelijk wilde ontbinden. 

7.9    Hoewel het verzet van klaagster slaagt, komt de raad - zij het via een andere route - ook tot het oordeel dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. 

 

BESLISSING

De raad van discipline: -    verklaart het verzet gegrond; -    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mr. W.W. Korteweg en mr. M. Lont, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op : 14 oktober 2024