Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:242

Zaaknummer

24-609/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over voormalig eigen advocaat. Het verlenen van rechtsbijstand is een inspanningsverplichting en verweerster heeft op grond van de haar beschikbare informatie voor klager gedaan wat van haar verwacht had mogen worden gelet op de opdracht die zij van klager had gekregen. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 7 oktober 2024 in de zaak 24-609/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager 

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 19 augustus 2024 met kenmerk Z 2279785/FM/SD, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Op 11 april 2011 heeft de burgemeester van de gemeente X een besluit (hierna: het besluit) genomen om bestuursdwang toe te passen door twee honden van klager mee te voeren en in bewaring te nemen.

1.2    Op 19 april 2021 heeft klager tegen het besluit bezwaar gemaakt.

1.3    Op 2 juni 2021 hebben klager en verweerster met elkaar gemaild:

-    12:46 uur: klager mailt verweerster met de vraag om hem bij te staan in de kwestie over zijn honden.  -    13:21 uur: verweerster antwoordt dat het afhangt van de situatie of zij klager kan helpen en vraagt verweerster klager om de situatie te omschrijven. 

-    14:21 uur: klager mailt verweerster dat een van zijn honden, hond P., inmiddels is ‘afgemaakt ‘door’ de gemeente’, dat hij wordt beschuldigd van bedreiging, dat de gemeente zijn bezwaren met dit excuus in de prullenbak gooit en dat zijn andere hond, hond L., wordt of reeds is herplaatst en dat hij deze hond terug wil. 

1.4    Op 3 juni 2021 heeft verweerster klager gemaild dat zij alle op de zaak betrekking hebbende stukken nodig heeft om iets te kunnen doen. Daarop heeft klager gemaild:

‘Om de discussie zuiver te houden en niet te vermengen met mijn ‘minder vriendelijke’ optreden, lijkt het mij handig om de familie […] als partij te nemen, in deze vertegenwoordigd door mijn vrouw.’

en

‘Ik heb KvK van […] ook toegevoegd, is eigenaar van de grond waarop de bewaking van (door [honden P. en L.]) aanwezig was en dus ook de locatie van de inbeslagname.’   1.5    Op 7 juni 2021 hebben verweerster en klager met elkaar gemaild:

-    11:31 uur: verweerster vraagt klager wat hij bedoelt met de discussie zuiver houden. Daarbij meldt verweerster dat ‘Partij is degene tot wie de juridische procedures gericht zijn, en voor zover ik kan zien bent u dat, als eigenaar van de honden.’ Verder meldt verweerster in haar e-mail: ‘U ontvangt van het secretariaat een link naar de opdrachtbevestiging en voorschotnota. Daarna ga ik aan de slag.’

-    11:39 uur: klager mailt verweerster dat hij in het hele proces niet ‘aardig’ is geweest en dat hij een formele aanklacht van bedreiging en vernieling heeft ontvangen.

-    17:45 uur: verweerster mailt klager dat zij eerst de stukken gaat lezen en zichzelf een oordeel gaat vormen.

1.6    Klager is met de opdrachtbevestiging en de voorschotnota akkoord gegaan. 

1.7    Op 8 juni 2024 heeft verweerster het volgende aan klager gemaild:

‘Vanmiddag heb ik mij uitvoerig verdiept in alle stukken aangaande [de honden]… (…) Op grond van – al dan niet geverifieerde – klachten over geluidsoverlast, zijn bovengenoemde honden op 31 maart 2021 in beslag genomen. (…) Bij brief van 13 april 2021 bent u geïnformeerd over de grondslag en redenen voor het besluit en de inbeslagname. Tegen dit besluit stond bezwaar open, met een termijn van zes weken, dus eindigend op 25 mei jl. (of zelfs 23 mei indien 11 april als datum van het besluit moet worden gezien). Klaarblijkelijk is er in ieder geval op 17 mei jl. contact geweest over het besluit om de jongste hond te euthanaseren, hetgeen op 19 mei is geschied.

Bij brief van 21 mei is dit bevestigd, en tevens medegedeeld dat de oudste hond onder voorwaarden zou worden teruggegeven, en dat u tot 27 mei in de gelegenheid werd gesteld om aan deze voorwaarden te voldoen. Bij uitblijven daarvan is aangekondigd dat op 28 mei zou worden overgegaan tot herplaatsing. (…) Klaarblijkelijk wordt [hond L.] herplaatst via de Dierenbescherming Limburg. Of dat intussen al is gebeurd, is niet bekend. ------- -------

Uw hulpvraag betreft het ‘ongeldig’ laten verklaren van de inbeslagname en teruggave van [hond L.], alsmede teruggave van het stoffelijk overschot van [hond P.] teneinde autopsie te kunnen laten verrichten en zelf over het stoffelijk overschot te kunnen beschikken. Helaas heb ik slecht nieuws voor u. De inbeslagname heeft een bestuurlijke grondslag. Kort samengevat betekent dit dat er een officieel besluit moet worden genomen, waartegen u als belanghebbende binnen zes weken bezwaar kunt maken. Het besluit is genomen op 11 april jl. en per brief bevestigd op 13 april jl. Dit betekent dat de bezwaartermijn is verlopen op 23 dan wel 25 mei jl. Een bezwaartermijn in het bestuursrecht is fataal; het laten verlopen van deze termijn betekent onherroepelijk dat u niet-ontvankelijk zult worden verklaard.

[Hond L.] is sinds 28 mei beschikbaar geweest voor herplaatsing via de Dierenbescherming Limburg. Ik heb op de site geen hond kunnen vinden die [hond L.] zou kunnen zijn. Dat betekent ofwel dat zij reeds is herplaatst, ofwel niet openbaar wordt aangeboden. Indien ze reeds is herplaatst, wat goed mogelijk is, is teruggave onmogelijk. Degene die de hond aanschaft wordt wettelijk beschermd als rechtmatig eigenaar. Het is onmogelijk om haar dan terug te vorderen. Mocht zij niet herplaatst zijn, dan zou terugvordering misschien mogelijk zijn geweest bij het indienen van een bezwaarschrift. Nu dit niet is gebeurd, is het besluit onherroepelijk geworden en zal terugvordering niet slagen. (…) Voor teruggave van het stoffelijk overschot van [hond P.] geldt hetzelfde. Nu het eigendom is vervallen, komt u geen recht meer toe om het stoffelijk overschot op te eisen. Daarbij komt dat [hond P.] op 19 mei jl. is geëuthanaseerd. (…) Nu er op het moment van euthanasie geen bezwaarprocedure aanhangig was gemaakt en daarmee ook niet – bijvoorbeeld – een verzoek tot een voorlopige voorziening is ingediend, zal de gemeente geen reden hebben gehad om het stoffelijk overschot langdurig te bewaren, en dit derhalve ter crematie hebben aangeboden. (…) Al met al spijt het mij dat ik u niet anders kan berichten dan dat er geen procedurele mogelijkheden meer zijn en dat ik niets voor u kan betekenen.’

1.8    Daarna heeft klager het door hem bij de gemeente ingediende bezwaar aan verweerster gemaild.    1.9    Op 10 juni 2021 heeft verweerster het volgende aan klager bericht:

‘Als u bezwaar hebt gemaakt, hebt u dat niet eerder aan mij vermeld.

Om mijn werk te kunnen doen wil ik graag het volledige dossier kunnen bestuderen. 

Bij het bezwaarschrift mis ik de bevestiging van ontvangst. Als u dit op het gemeentehuis hebt afgegeven dan moet aan u een bevestiging van ontvangst zijn gestuurd. Tevens moet er een beslissing op bezwaar zijn genomen, of een uitstel daarvan zijn gecommuniceerd.

Nogmaals, zonder een volledig dossier kan ik mijn werk niet doen. Ik verzoek u mij per ommegaande van alle relevante stukken in deze te voorzien. (…)

1.10    Op 11 juni 2021 heeft klager een aantal stukken aan verweerster gemaild. Naar aanleiding daarvan hebben verweerster en klager verder met elkaar gemaild.

1.11    Begin juli 2021 heeft verweerster een aanvullende factuur aan klager gestuurd. Klager heeft deze factuur niet betaald.

1.12    Op 7 juli 2021 heeft verweerster de burgemeester van gemeente X namens klager in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.

1.13    Op 19 juli 2021 heeft gemeente X telefonisch contact opgenomen met verweerster. De gemeente heeft dat contact op 29 juli 2021 schriftelijk aan verweerster bevestigd. In deze bevestiging heeft gemeente X verder bericht dat de eerste termijn voor de beslissing op bezwaar eindigt op 17 augustus 2021 en de beslistermijn dus nog niet is verstreken, dat de beslissing ook nog kan worden verdaagd en dat de burgemeester nog niet in gebreke is. Verweerster heeft deze brief doorgestuurd aan klager. Daarop heeft klager niet gereageerd.

1.14    Begin augustus 2021 heeft verweerster een aanvullende factuur aan klager gestuurd voor de door haar verrichte werkzaamheden. Klager heeft deze factuur niet betaald.

1.15    Op 15 september 2021 heeft een hoorzitting over de kwestie van de honden van klager plaatsgevonden.

1.16    Op 18 oktober 2021 heeft de gemeente het bezwaar van klager ongegrond verklaard, waarna klager beroep heeft ingesteld.

1.17    Op 13 maart 2023 heeft de bestuursrechter geoordeeld dat de burgemeester geen bestuursdwang had mogen toepassen.

1.18    Op 4 september 2023 heeft klager bij verweerster een klacht over haar handelen ingediend met het verzoek om het bedrag van de voorschotnota aan hem terug te storten. Op 20 september 2023 heeft verweerster klager laten weten dat zij zich niet in de klacht kan vinden. 

1.19    Op 14 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: a)    verweerster heeft onvoldoende inspanningen verricht in zijn zaak. Volgens klager is verweerster vooringenomen, omdat zij stelt dat het een hopeloze zaak betreft; b)    verweerster heeft geen resultaat geboekt, terwijl klager verweerster opdracht heeft gegeven om resultaat te boeken; c)    verweerster heeft geen voorlopige voorziening aangevraagd, waardoor de gemeente haar gang heeft kunnen gaan. Volgens klager is een van zijn honden uiteindelijk gedood en de andere hond herplaatst doordat er in de tussentijd geen voorlopige voorziening is aangevraagd door verweerster.  2.2    De voorzitter zal bij de beoordeling op de stellingen en stukken van klager ingaan.  

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster voert verweer tegen de klacht en betwist dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerster aan dat zij zich wel degelijk heeft ingespannen om alle informatie te verkrijgen die bij herhaling door klager werd achtergehouden. Volgens verweerster heeft zij de gemeente benaderd om te kijken welke praktische en juridische mogelijkheden er nog waren en heeft zij klager hierover geïnformeerd. Daarbij merkt verweerster op dat zij niet op de hoogte was van het door klager ingediende bezwaarschrift en dat het hulpverzoek van klager alleen over de honden ging.  Verder betwist verweerster dat zij op enig moment een resultaatstoezegging aan klager heeft gedaan. Daarbij wijst verweerster erop dat zij klager in juni 2021 heeft laten weten dat alle termijnen waren verstreken en dat zij niets meer voor klager zou kunnen betekenen. Tot slot voert verweerster aan dat de feiten onomkeerbaar waren, er geen spoedeisend belang meer was en een aanvraag om een voorlopige voorziening zinloos zou zijn geweest. 

3.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Toetsingskader 4.1    De klacht gaat in alle onderdelen over de kwaliteit van de door verweerster verrichte werkzaamheden voor klager. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop zij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat haar werk moet voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Omdat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst de tuchtrechter of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond

4.2    De voorzitter is op grond van het klachtdossier van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van haar bijstand aan klager. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster de kwestie over de honden van klager, op grond van de stukken die klager haar heeft verstrekt, heeft uitgezocht en dat zij klager over haar bevindingen heeft geïnformeerd. Ook blijkt uit de e-mailwisseling die daarna tussen verweerster en klager is gevolgd dat klager verweerster in eerste instantie niet alle informatie heeft gegeven die noodzakelijk was om een duidelijk beeld van de kwestie te krijgen en om klager hierover te adviseren. Verweerster heeft bij herhaling aan klager verzocht alle op de zaak betrekking hebbende stukken volledig aan haar aan te leveren. Nadat klager het door hem ingediende bezwaarschrift aan verweerster had gemaild, heeft verweerster hierover contact opgenomen met de gemeente. Van een resultaatsverplichting kan daarbij geen sprake zijn. Het verlenen van rechtsbijstand is een inspanningsverplichting en verweerster heeft op grond van de haar beschikbare informatie voor klager gedaan wat van haar verwacht had mogen worden gelet op de opdracht die zij van klager had gekregen. Het feit dat klager niet tevreden is met de bijstand van verweerster betekent niet dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld.

4.3    Voor wat betreft het niet aanvragen van een voorlopige voorziening heeft verweerster toegelicht dat de euthanasie van hond P. en de herplaatsing van hond L. onomkeerbaar waren en dat een aanvraag voor een voorlopige voorziening zinloos zou zijn geweest. De voorzitter kan verweerster hier op grond van de overgelegde stukken in volgen. Het feit dat de bestuursrechter in maart 2023 heeft geoordeeld dat de burgemeester geen bestuursdwang had mogen toepassen, kan in de kwestie van de euthanasie en de herplaatsing van de honden niet tot de conclusie leiden dat verweerster in haar bijstand aan klager op enigerlei wijze klachtwaardig heeft gehandeld.

4.4    Uit het vorenstaande volgt dat de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2024.   

Griffier                     Voorzitter

Verzonden op : 7 oktober 2024