Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-10-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:136
Zaaknummer
24-477/DB/NH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke procedure. Niet gebleken is dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door ongepast contact te onderhouden met klaagster of dat zij onjuiste en misleidende informatie heeft verstrekt in procedures. Ook heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te weigeren om mee te werken aan een verzoek van klaagsters advocaat om de rechtbank te informeren. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 14 oktober 2024 in de zaak 24-477/DB/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 14 oktober 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 30 april 2024 heeft de deken het klachtdossier met kenmerk 2274369 doorgezonden aan de voorzitter van het hof van discipline met het verzoek de klacht door te verwijzen naar een andere raad van discipline.
1.3 Bij beslissing van 30 mei 2024 heeft de voorzitter van het hof van discipline de klacht verwezen naar de raad van discipline in het ressort Den Bosch.
1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 2 september 2024. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster is verwikkeld in een familierechtelijke procedure met haar ex-partner. Klaagster en de ex-partner hebben twee jonge kinderen. Verweerster treedt op als advocaat van de wederpartij. Klachtonderdelen 1 en 2
2.3 Op 21 februari 2023 heeft verweerster klaagster aangeschreven met onder meer een voorstel voor een tijdelijke zorgregeling. Verweerster heeft klaagster verzocht uiterlijk 24 februari 2023 te reageren, met de mededeling dat bij geen of een afwijzende reactie een kortgeding zal worden gestart. Ook heeft verweerster verzocht binnen twee weken te reageren ten aanzien van de definitieve zorgregeling en om de stukken voor de alimentatie te verstrekken. Verweerster heeft klaagster aangeraden zo snel mogelijk ook een advocaat te raadplegen.
2.4 Op 22 februari 2023 heeft klaagster gereageerd op verweersters bericht van 21 februari 2023. Daarin schreef klaagster onder meer: “[…] Wat betreft de zorgregeling, refereer ik graag naar het laatste e-mailbericht dat uw cliënt van mij heeft ontvangen op 18 februari 2023 om 10:29. Hierin staat vermeld dat ik niet akkoord ben met zijn voorstel en aanvangsdata. Via mijn advocaat zult u een alternatief zorgregeling en kinderalimentatie kunnen afstemmen. Huidige zorgregeling tijdelijk voorzetten Tot u deze kwestie heeft afgestemd met uw concullega die mij bijstaat, zullen we enkel de woensdag aanhouden […] De huidige ritme zijn onze kinderen gewend, en een nieuwe omgangsregeling vergt afstemming en overleg. Iets wat helaas niet mogelijk was tussen ons, maar hopelijk wel tussen u en mijn advocaat. […]” Klaagster heeft daarnaast uitvoerig inhoudelijk gereageerd op de brief van verweerster van 21 februari 2023. Ook heeft zij haar ex-partner gesommeerd om de achterstallige huur over te maken.
2.5 Op 28 februari 2023 schreef verweerster aan klaagster: “[…] Cliënt zal in kort geding de tijdelijke regeling zoals die aan u is voorgesteld, vorderen. Kunt u binnen 3 dagen na heden uw verhinderdata en die van uw advocaat voor de komende 6 weken doorgeven?”
2.6 Op 3 maart 2023 heeft klaagster inhoudelijk gereageerd over onder meer de uitschrijving van het adres en de zorgregeling. Daarbij schreef klaagster ook: “Zoals ik in mijn vorige mail reeds aangaf; zal mijn advocaat vanaf 7 maart contact met u opnemen. Vanaf die datum kunt u ook rekenen op de verhinderdata vanuit onze kant. […] Geen communicatie Zoals in mijn vorige mail verzocht, zou het fijn zijn als u mijn wens respecteert om dit verder met mijn advocaat op te pakken vanaf 7 maart (wegens vakantie). Ik begrijp werkelijk niet waarom u geen gehoor gaf aan het verzoek van mijn vorige mail. Zou u zo vriendelijk willen zijn om enkel met uw conculega te communiceren en mij met rust te laten? Zoals eerder aangegeven: vanaf 7 maart.”
2.7 Op 7 maart 2023 om 17:41 uur schreef verweerster aan de rechtbank Amsterdam: “[…] Gedaagde liet mij afgelopen vrijdag weten dat zij een advocaat zou hebben benaderd die mij op 7 maart 2023 verder zou berichten. Er heeft zich tot op heden geen advocaat voor gedaagde bij mij gemeld. Gedaagde heeft haar verhinderdata verder ook niet verstrekt. Een datum voor de behandeling van het kortgeding zie ik graag tegemoet.” Op het aanvraagformulier voor het kort geding is onder ‘Bijzonderheden’ opgenomen: “Indien zich nog een advocaat meldt voor gedaagde die is verhinderd op bepaalde datum, dan kan de zaak worden verplaatst.”
2.8 Op 7 maart 2023 om 18:03 uur schreef verweerster aan klaagster: “In uw eerdere bericht van 22 februari 2023 heeft u mij niet gemeld dat uw advocaat op 7 maart 2023 contact met mij zou opnemen. Ook heeft u verder geen naam van de advocaat genoemd die u zou hebben ingeschakeld om uw belangen verder te behartigen. Tot op heden heb ik geen bericht van uw advocaat ontvangen. Dit is voor mij aanleiding geweest om een datum voor een kortgeding aan te vragen en mij nogmaals tot u te wenden. […] Wellicht dat u alvast de naam van uw advocaat aan mij kunt doorgeven, zodat ik contact met uw advocaat kan opnemen? […]”
2.9 Op 7 maart 2023 heeft verweerster de conceptdagvaarding verstuurd aan klaagster.
2.10 Op 8 maart 2023 om 17:01 uur schreef verweerster aan klaagster: “Tot op heden heeft zich geen advocaat namens u bij mij gemeld. Dit is de reden waarom ik mij opnieuw tot u wend. De behandeling van het kortgeding zal op 28 maart 2023 om 10:00 uur plaatsvinden bij de rechtbank Amsterdam […]”
2.11 Op 8 maart 2023 om 18:24 uur reageerde klaagster: “[…] In mijn bericht van 3 maart jl. was u op de hoogte gesteld van de vakantie van mijn advocaat. In het bericht staat duidelijk dat er contact met u opgenomen zal worden vanaf 7 maart. Onderstaand het origineel bericht waarin dat sleutelwoord ‘vanaf’ minimaal 3 keer voorkwam: […] Helaas heeft u een kort geding aangevraagd op basis van 2 valse gronden (verhinderdata en spoedeisendheid). Allereerst, door aan te geven dat een advocaat zich niet gemeld heeft ondanks de kennisgeving over diens vakantie. […] Op basis van de bovengenoemde gronden, zullen we dan ook een verplaatsingsverzoek doen aangezien ik 28 – 31 maart niet aanwezig kan zijn i.v.m. een beurs. Wat betreft de beschikbaarheid van mijn advocaat; daar heb ik logischerwijs geen zicht op. […] Tot op heden respecteert u mijn wens niet om zaken aangaande de zorgregeling en alimentatie te regelen via mijn advocaat vanaf 7 maart/gisteren. Na ons overleg deze week, zal mijn advocaat volledig up-to-speed zijn van uw bestaan en al uw berichten die ik thans gedeeld heb. Uw concullega is tevens in het bezit van de financiële stukken om een alimentatieberekening te maken. Of uitwisseling nog relevant is, gezien de kort geding, laat ik verder aan jullie over.” Klaagster heeft daarbij aangekondigd een klacht te zullen indienen bij de deken.
2.12 Op 10 maart 2023 schreef verweerster aan klaagster: “In uw bericht van 8 maart 2023 merkt u op dat ik uw wens niet respecteer om de kwesties rondom de zorgregeling en de kinderalimentatie met uw advocaat te bespreken, terwijl u 1) tot op heden heeft nagelaten – ondanks mijn verzoek daartoe – de naam van uw advocaat aan mij door te geven en 2) […] Gelet op het feit dat ik niet weet welke advocaat uw belangen behartigt, bericht ik u als volgt. […] U heeft op 22 februari 2023 te kennen gegeven dat u een advocaat had ingeschakeld die u zou bijstaan bij de afstemming van een zorgregeling (ouderschapsplan). In dat bericht heeft u verder niet vermeld wie u advocaat is en dat uw advocaat vanaf 7 maart contact met mij zou opnemen. Op 28 februari heb ik u – onder andere- bericht dat cliënt de huidige regeling te beperkt vindt en dat cliënt een kortgeding wenst te starten. Ik heb u toen om uw verhinderdata en die van uw advocaat verzocht. Op 3 maart 2023 heeft u mij gemeld dat uw advocaat vanaf 7 maart 2023 beschikbaar. U heeft daarbij verder de naam van uw advocaat niet vermeld. Ook heeft u uw verhinderdata verder niet aan mij opgegeven. Ik heb vervolgens op 7 maart 2023 – ruimschoots na 17.00 u – een aanvraag voor een kortgeding gedaan. Ik heb u hiervan onmiddellijk in kennis gesteld. Bij die aanvraag heb ik vermeld dat ik geen verhinderdata van u had ontvangen en dat uw advocaat zich niet bij mij heeft gemeld. Ook heb ik u op 7 maart 2023 verzocht de naam van uw advocaat van mij door te geven. U bent in uw bericht van 8 maart 2023 niet ingegaan op mijn verzoek om de naam van uw advocaat aan mij kenbaar te maken. Tot op heden heeft zich verder ook geen advocaat namens u gemeld bij mij.”
2.13 Op 13 maart 2023 schreef klaagster aan verweerster: “[…] Daarnaast heeft u op 7 of 8 maart pas gevraagd naar de naam van uw conculega. Dit was nadat u de kort geding/datumbepaling had aangevraagd. Mail gerust naar [naam kantoor] advocaten. Ondertussen hierbij de mededeling dat mijn afspraak met de advocaat van de deze week naar volgende week donderdag 16 maart is verschoven. […]”
2.14 Op 15 maart 2023 heeft klaagster contact gehad met mr. [J], advocaat bij [naam kantoor] Advocaten. In haar e-mail reageerde klaagster op een voor de raad onbekend bericht van mr. [J]: “Dat zou heel fijn zijn, dank! Persoonlijk heb ik ook een agendatechnisch probleem, aangezien de advocaat van de wederpartij op 2 onjuiste gronden (o.b.v. Verhinderdata en spoedeisendheid) de dagvaarding heeft aangevraagd. Maar mocht er een collega zijn die je me aan kunt bevelen, dan zou ik heel dankbaar zijn. Andere optie: een verplaatsingsverzoek. Daar is toestemmingen voor gegeven door de voorzieningenrechter. Aangezien ik ook niet aanwezig kan zijn op de huidige datum van de zitting.”
2.15 Op 20 maart 2023 is de dagvaarding betekend voor een kort geding op 28 maart 2023. In de dagvaarding is onder meer het volgende naar voren gebracht: “Moeder heeft – ondanks herhaaldelijke verzoeken – pas op 13 maart 2023 laten weten dat zij zou worden bijgestaan door een advocaat van [naam kantoor] Advocaten te Amsterdam. Uit navraag bleek echter dat moeder uiteindelijk zou worden bijgestaan door mr. [K]. Nota bene Op 14 maart 2023 heeft de advocaat van vader contact opgenomen met [naam kantoor] Advocaten. Op dat moment was mr. [J], de advocaat die moeder zou bijstaan, niet bereikbaar. Op 15 maart 2023 heeft de advocaat van moeder wederom contact met [naam kantoor] Advocaten opgenomen. Van de assistent van mr. [J] heeft de advocaat van vader vervolgens begrepen dat moeder zich door mr. [K] zou laten bijstaan. Hierop heeft de advocaat van vader diezelfde dag contact met mr. [K] gelegd die liet weten dat zij op maandag 20 maart 2023 een eerste afspraak met moeder had gemaakt. Ook heeft mr. [K] daarbij bevestigd dat zowel moeder als mr. [K] op 28 maart 2023 beschikbaar zijn voor de mondelinge behandeling.”
2.16 Op 28 maart 2023 heeft een kortgedingzitting plaatsgevonden bij de rechtbank. Klaagster was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. K. Mr. K. heeft een schriftelijke reactie tevens houdende eis in reconventie ingediend namens klaagster. Klachtonderdeel 3
2.17 Op 26 juli 2023 heeft verweerster navraag gedaan bij klaagsters advocaat of klaagster vakantieplannen heeft met de kinderen.
2.18 Op 31 juli 2023 heeft klaagsters advocaat gereageerd dat klaagster vooralsnog geen vakantieplannen heeft, in ieder geval geen plannen voor het buitenland. Op 1 augustus 2023 heeft de waarnemer van klaagsters advocaat medegedeeld dat klaagster op dat moment op een korte vakantie naar de Veluwe was met de kinderen.
2.19 Op 15 augustus 2023 heeft verweerster een verzoek tot vaststellen zorgregeling ingediend bij de rechtbank Amsterdam. Daarin is voor zover van belang opgenomen: “Moeder en kinderen – zonder toestemming vader – met vakantie 21. Later bleek dat moeder met de kinderen op vakantie was, terwijl moeder vader hierover verder niet had ingelicht. Sterker nog, op 26 juli 2023 heeft vader moeder nog gevraagd of zij vakantieplannen had. De advocaat van moeder heeft de advocaat van vader op 31 juli 2023 nog bevestigd dat moeder vooralsnog geen vakantieplannen zou hebben en in ieder geval geen plannen naar het buitenland. Zoals gezegd, moeder was toen met de kinderen met vakantie. Dat heeft – de waarnemer van de advocaat van moeder mr. [Van R] – op 1 augustus 2023 rond 16.00 u aan de advocaat van moeder bevestigd. Vader had op dat moment de politie al ingeschakeld, omdat moeder vader weigerde te informeren over de verblijfplaats van de kinderen. Paspoorten kinderen 23. Uit het hierboven geschetste voorval blijkt dat moeder niet transparant is. Immers, moeder was al met vakantie zelfs toen haar advocaat op 31 juli 2023 meldde dat moeder geen vakantieplannen had. Vader heeft er geen vertrouwen in dat moeder vader in toekomst wel tijdig zal informeren over haar vakantieplannen – en zo nodig toestemming aan vader vraagt – waarbij zij vader op een adequate wijze informeert over haar verblijfplaats met de kinderen. 24. De vader van moeder woont in Djibouti en Parijs. In Djibouti bezit de vader van moeder een hotel. Vader sluit niet uit dat moeder naar Djibouti wil met de kinderen of daar misschien – als het hotel in haar bezit komt – naar toe wil. Met Djibouti is geen uitleveringsverdrag. Dat wil zeggen dat in het geval moeder de kinderen zonder toestemming van vader meeneemt naar Djibouti vader het nakijken heeft. Moeder heeft in het nabije verleden laten zien dat zij niet schroomt om vader om de tuin te leiden met betrekking tot haar vakantieplannen. Tegen die achtergrond verzoekt vader de rechtbank te bepalen dat moeder de paspoorten van de kinderen aan vader afgeeft en dat vader de paspoorten van de kinderen voortaan zal beheren. Mocht moeder toch een keer naar het buitenland met de kinderen op vakantie willen gaan dan zal vader daar – mits moeder volledige openheid van zaken geeft over haar bestemming en de duur van de vakantie – zijn medewerking aan verlenen en de paspoorten van de kinderen voor de duur van die vakantie aan moeder afgeven. Na de vakantie dient moeder de paspoorten van de kinderen dan weer af te geven aan vader.”
2.20 In september 2023 hebben verweerster en de advocaat van klaagster diverse e mails gewisseld over een voorgenomen reis van klaagster met de kinderen naar Parijs. Daarin is ook gesproken over het aanvragen van legitimatiebewijzen voor de kinderen. Klachtonderdeel 4
2.21 Op 14 november 2023 schreef de advocaat van klaagster aan verweerster: “Uw client heeft aangegeven niet langer in te stemmen met de zorgregeling zoals afgesproken bij de Rechtbank, voor zover het betreft de maandag op dinsdag. Uw client geeft ook geen uitvoering aan de regeling. Dit betekent echter ook dat de Rechtbank bij het berekenen van de kinderalimentatie uit dient te gaan van een lager bedrag aan zorgkorting. Wilt u vandaag nog de Rechtbank informeren, zodat er bij het nemen van de beschikking rekening gehouden kan worden met het standpunt van uw client?
2.22 Op 22 november 2023 reageerde verweerster: “[…] Cliënt is bereid om de rechtbank te informeren met dien verstande dat in dat bericht de rechtbank wordt verzocht om de tijdelijke regeling op de losse maandag te herzien. De ouders van cliënt geven geen medewerking aan het verblijf van cliënt met de kinderen op de losse maandagen. […] Hierbij zend ik u de tekst die ik naar de rechtbank zou willen sturen. Bent u daarmee akkoord? Uiteraard kunt u dan op uw beurt ook een reactie naar de rechtbank sturen. Daarbij merk ik wel op dat ik graag de tekst die u naar de rechtbank wil sturen op voorhand in wil zien. Pas nadat ik akkoord ben met de wijze waarop u de rechtbank wil informeren zal ik mijn bericht aan de rechtbank versturen en u daarna uw bericht. Mocht u niet akkoord gaan met het informeren van de rechtbank over de onmogelijkheid van cliënt om de gemaakte tijdelijke afspraken na te komen dan zal ik de rechtbank verder niet informeren voor de uitspraak. Ook geef ik u geen toestemming om de rechtbank te benaderen. Immers, cliënt blijft bereid om de losse maandag van 10.00 uur tot 16.00 uur de zorg voor de kinderen te dragen. Het is uw cliënte die daarmee niet wil instemmen. […]”
2.23 Op 24 november 2023 heeft de advocaat van klaagster medegedeeld dat klaagster niet akkoord gaat met de losse maandagen en dat derhalve geen toestemming wordt verleend om de mail naar de rechtbank te sturen. Klachtonderdeel 5
2.24 Op 20 april 2023 heeft de advocaat van klaagster aan verweerster geschreven: “Bijgaand alvast de jaaropgaven 2022 van cliënte. De salarisspecificaties zijn opgevraagd door cliënte en volgen z.s.m..”
2.25 Op 21 april 2023 heeft verweerster gereageerd: “Hartelijk dank voor de jaaropgaven 2022. Drie recente loonstrookjes van uw cliënte zou ik graag voor het viergesprek nog van u ontvangen. Kunt u mij ook nog de agendapunten met voorstellen van uw cliënte doorsturen? Dan kan ik dat nog met cliënt voorbereiden voor het viergesprek van maandag.”
2.26 Op 23 april 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klaagster geschreven: “Naar aanleiding van mijn bericht d.d. 21 april jl. heb ik verder niet van u vernomen. Graag had ik met cliënt de agendapunten / voorstellen aan de zijde van uw cliënte doorgesproken. Aan de hand van de jaaropgaven 2022 heb ik een nieuwe alimentatieberekening opgesteld. Die alimentatieberekening zend ik u hierbij. Op grond van de jaaropgaaf 2022 van de huidige werkgever van uw cliënte ontvangt uw cliënten een hoger inkomen dan waar ik eerder vanuit ben gegaan in de alimentatieberekening die ik u vorige week heb toegestuurd. Cliënt trekt zijn voorstel met betrekking tot de kinderalimentatie dan ook in. Cliënt zal een definitief voorstel ten aanzien van de kinderalimentatie doen op het moment dat ik van u de loonstrookjes januari 2023 tot en met april 2023 heb ontvangen.”
2.27 Op 24 april 2023 heeft een viergesprek plaatsgevonden tussen klaagster, haar advocaat, verweerster en haar cliënt.
2.28 Diezelfde dag heeft klaagster van haar advocaat een e-mail ontvangen, waarin de advocaat weergeeft welke afspraken zijn gemaakt tijdens het viergesprek. De advocaat van klaagster eindigt haar e-mail met: “[…] Wat moet er nu nog gebeuren. De kinderbijdrage moet nog worden berekend en vastgesteld. Jij probeert kindgebonden budget aan te vragen. De wederzijdse vorderingen op elkaar zullen onderbouwd worden en eventueel wordt nagedacht over het tegen elkaar wegstrepen. Voorts moet de verdeling van de inboedel nog plaatsvinden en is afgesproken dat ieder een lijst zal opstellen van de zaken die hij/zij toegescheiden willen krijgen. In de hoop dat ik alle afspraken goed heb weergegeven.”
2.29 Op 28 april 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klaagster geschreven: “[…] Kinderalimentatie Tot op heden heb ik verder geen recente inkomensgegevens van uw cliënte met een alimentatieberekening ontvangen. Op grond van de gegevens die ik inmiddels van u heb ontvangen volgt uit de berekening die ik heb opgesteld dat de kinderalimentatie hoger is dan cliënt thans voldoet. Cliënt zal – bij gebreke van recente inkomensgegevens van uw cliënte – de kinderalimentatie per 1 mei 2023 verlagen tot € 285,- per kind per maand. Een voorstel voor de definitieve kinderalimentatie onderbouwd met recente inkomensgegevens van uw cliënte zie ik graag tegemoet. […]”
2.30 Op 10 oktober 2023 heeft verweerster een verweerschrift ingediend. Daarin is onder meer opgenomen: “[…] 5. Uiteindelijk heeft de advocaat van moeder een deel van haar financiële gegevens op 13 april 2023 verstrekt, waarbij (onder ander) de recente loonstrookjes van moeder ontbraken. 6. Op 24 april 2023 heeft er een viergesprek plaatsgevonden. Het onderwerp van de kinderalimentatie is daar verder niet ter sprake gekomen. Vader heeft de kinderalimentatie, omdat moeder de recente loonstrookjes nog steeds niet had doorgestuurd, de kinderalimentatie verlaagd naar € 285,- per kind per maand, omdat op grond van de inkomensgegevens die moeder wel had verstrekt de alimentatie lager uitviel en moeder inmiddels wel aanspraak kon maken op kindgebondenbudget, omdat ouders geen toeslagpartners meer van elkaar waren. 7. Moeder heeft daarna nog wel haar actuele inkomensgegevens verstrekt, maar ouders hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de hoogte van de kinderalimentatie. […]”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende.
1) Verweerster heeft ongepast contact onderhouden met klaagster en onjuiste informatie verstrekt in verband met een juridische aangelegenheid; 2) Verweerster heeft onjuiste en misleidende informatie verstrekt in de kortgedingprocedure van 28 maart 2023; 3) Verweerster heeft onvolledige en misleidende informatie verstrekt in het verzoekschrift van augustus 2023; 4) Verweerster heeft geweigerd mee te werken aan een verzoek van klaagsters advocaat om de rechtbank te informeren dat de vader de afspraken met betrekking tot de afgesproken zorgregeling niet zou nakomen hetgeen van belang was voor de kinderalimentatieberekening (die daarop zou moeten worden aangepast); 5) Verweerster heeft onjuiste en misleidende informatie verstrekt in het verweerschrift van 10 oktober 2023.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
5.2 In familierechtelijke kwesties, als de onderhavige, zal een advocaat er bovendien voor moeten waken, zeker als er belangen van kinderen in het spel zijn, dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. Daarbij geldt dat een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen: - het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure; - het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan; - het verloop van het geschil tot dan toe, en; - de kans op succes van een procedure.
Klachtonderdeel 1 5.3 De raad is van oordeel dat verweerster geen ongepast contact heeft onderhouden met klaagster bij de aankondiging van het kort geding in februari en maart 2023. Klaagster heeft namelijk weliswaar herhaald gesteld dat zij werd bijgestaan door een advocaat, maar zij heeft daarbij geen naam genoemd. Daardoor kon verweerster ook niet in contact treden met de advocaat. Op het moment dat klaagster uiteindelijk wel een naam noemde, ruim twee weken later, heeft verweerster vervolgens haar correspondentie via de advocaat laten verlopen.
5.4 Evenmin is gebleken dat verweerster misleidende informatie heeft verstrekt aan de rechtbank over het niet hebben ontvangen van verhinderdata op 7 maart 2023. Daartoe neemt de raad het volgende in aanmerking. Klaagster heeft aangegeven dat haar advocaat vanaf 7 maart 2023 contact op zou nemen. Verweerster heeft deze mededeling (kennelijk) opgevat aldus dat zij op 7 maart verhinderdata zou ontvangen en zij heeft de rechtbank aldus bericht. Hiermee is geen sprake van het poneren van een feit waarvan verweerster de onjuistheid kende en heeft zij zich evenmin schuldig gemaakt aan het misleiden van de rechtbank. Van enige opzet daartoe is ook niet gebleken. Bovendien stelt de raad vast dat enkel werd verzocht om de verhinderdagen van de advocaat voor het agenderen van het kort geding. Verweerster heeft, in afwachting van de verhinderdata van klaagsters advocaat, pas aan het einde van de werkdag een aanvraag gedaan voor het kort geding. Op dat moment had zij al ruim twee weken gewacht op de verhinderdagen van de wederpartij, terwijl sprake was van een (aankomend) kort geding waar haars inziens haar cliënt een spoedeisend belang bij had. Van belang is daarbij nog dat uit het aanvraagformulier voor het kort geding volgt dat een eventuele advocaat die zich namens klaagster zou stellen nog verhinderdata kon opgeven. Daarmee zijn klaagsters belangen niet onevenredig geschaad.
5.5 Onder die omstandigheden heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.
Klachtonderdeel 2 5.6 Klachtonderdeel 2 valt grotendeels samen met de verwijten die in klachtonderdeel 1 zijn gemaakt. Onder verwijzing naar het oordeel van de raad over dat klachtonderdeel, slagen deze verwijten ook niet. Daar komt nog bij het verwijt dat verweerster de dagvaarding nooit zou hebben betekend. In het dossier bevindt zich echter een dagvaarding die door een deurwaarder is betekend. Bovendien heeft klaagsters advocaat ook een inhoudelijke reactie ingediend in het kort geding, zodat ervan moet worden uitgegaan dat (de inhoud van) de dagvaarding bekend was. Klachtonderdeel 2 is ongegrond.
Klachtonderdeel 3 5.7 Het is de raad niet gebleken dat verweerster bewust onvolledige en misleidende informatie heeft verstrekt in haar verzoekschrift van 15 augustus 2023. Verweerster heeft daarin gesteld dat klaagster zonder toestemming op vakantie is geweest met de kinderen. Klaagster zegt dat slechts sprake was van korte weekenden weg. Dat verweerster een weekend weg kwalificeert als vakantie, betekent niet dat sprake is van onvolledige of misleidende informatie. Dat verweerster daarbij volgens klaagster had moeten melden dat er geen toestemming nodig is voor korte uitstapjes binnen Nederland, is iets wat klaagster zelf in de familierechtelijke procedure had kunnen inbrengen. Datzelfde geldt voor zover verweerster niet heeft vermeld dat slechts één kind een paspoort had, omdat haar cliënt volgens klaagster niet meewerkte aan het aanvragen van een nieuw legitimatiebewijs. Verweerster heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
5.8 Ook ten aanzien van de randnummers 22 tot en met 24 uit het verzoekschrift is het de raad niet gebleken dat verweerster de aan haar toekomende vrijheid in de behartiging van de belangen van haar cliënt heeft overschreden. Verweerster mocht de vrees van haar cliënt naar voren brengen, gelet op de verzoeken die aan de rechtbank werden gedaan. Daarbij mocht verweerster uitgaan van de juistheid van de informatie die zij van haar cliënt heeft ontvangen. Voor zover die informatie volgens klaagster onjuist is, kon zij dat betwisten in de verzoekschriftprocedure.
5.9 Klachtonderdeel 3 is ongegrond.
Klachtonderdeel 4 5.10 Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te weigeren om mee te werken aan een verzoek van klaagsters advocaat om de rechtbank te informeren als omschreven in 3.1 sub 4 hiervoor. Aan verweerster komt die vrijheid toe. In haar e-mail van 22 november 2023 heeft verweerster aangegeven onder welke omstandigheden haar cliënt akkoord was met het informeren van de rechtbank. Verweerster heeft daarbij uitvoerig gereageerd op de advocaat van klaagster en heeft ook een concepttekst aangeleverd. Klaagster is daar echter niet in meegegaan. Dat betekent echter niet dat verweerster daarom ondoelmatig heeft gehandeld. Klachtonderdeel 4 is ongegrond. Klachtonderdeel 5 5.11 Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat tijdens het viergesprek van 24 april 2023 de kinderalimentatie is besproken. Zij wijst erop dat klaagster nog loonstroken diende aan te leveren, zoals door verweerster op 21, 23 en 28 april 2023 is verzocht. Hoogstens erkent verweerster dat besproken is dat namens klaagster nog een onderbouwd voorstel zou worden gedaan. De raad maakt uit de afsprakenbevestiging van klaagsters advocaat aan klaagster van 24 april 2023 ook op dat de inhoudelijke discussie over de kinderalimentatie nog plaats diende te vinden. De raad beschouwt de passage “Het onderwerp van de kinderalimentatie is daar verder niet ter sprake gekomen”, mede gelet op de context van randnummers 5 tot en met 7 van het verweerschrift en de omstandigheid dat er niet inhoudelijk is gesproken over de kinderalimentatie, niet als bewuste onjuiste of misleidende informatieverstrekking. Klachtonderdeel 5 is ongegrond.
Conclusie 5.12 Gelet op het voorgaande, zal de raad de klacht in zijn geheel ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. M.J. Hoekstra en J.A. Bloo, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 14 oktober 2024