Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2024:171

Zaaknummer

24-214/DH/DH

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in een familierechtelijke procedure. Niet gebleken dat sprake is geweest van belangenverstrengeling of dat verweerder voor de belangen van de wederpartij heeft opgetreden. Verweerder was als dominus litis niet gehouden om alle documenten van klager in te dienen. Van verweerder wordt verwacht niet polariserend op te treden. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 september 2024 in de zaak 24-214/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager    

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1    Op 31 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 21 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K186 2023 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 augustus 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot en met 8 (procedureel).

2    FEITEN 

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager heeft een echtscheidingsprocedure willen starten, waarvoor hij verweerder heeft benaderd om hem daarin bij te staan. Klager heeft samen met zijn ex-vrouw een dochter. 2.3    Op 9 mei 2023 om 14:32 uur heeft verweerder een conceptverzoekschrift voorlopige voorzieningen voorgelegd aan klager.  2.4    Op 9 mei 2023 om 20:25 uur heeft klager aan verweerder geschreven: “Bedankt voor uw snelle reactie. Ik heb een vraag. In het verzoekschrift staat het volgende. “Indien het verzoek om toevertrouwing van de minderjarige aan de vader wordt afgewezen dan verzoekt de vader uw rechtbank een zorgregeling vast te stellen waarbij de zorgtaken gelijkelijk over de beide ouders is verdeeld, in die zin dat [de dochter] om de week bij respectievelijk de moeder en de vader verblijft. (…)”  Er staat een verdeling om de week. Vorige week vrijdag hadden we besproken dat we vijf dagen bij mij en 2 dagen bij [de ex-vrouw] zouden kunnen voorstellen. Wordt dit hierin verwerkt of op een later moment? Voorderest ben ik met de inhoud akkoord.” 2.5    Op 14 mei 2023 om 13:11 uur heeft verweerder aan klager geschreven: “Het lijkt mij niet raadzaam om het verzoek te wijzigen. Ik vrees dat de rechter een hele week bij u en alleen in het weekend bij de moeder een stap te ver zal vinden. (…)” Om 19:56 uur heeft klager aan verweerder geschreven: “(…) Wat betreft het verzoek wil ik graag de eerste afspraak aanhouden waarin u aangaf dat [de dochter] doordeweeks bij mij kan zijn en in het weekend bij haar moeder. Dit heeft mij de motivatie gegeven om de scheiding dit keer wel door te zetten. (…)” 2.6    Op 15 mei 2023 om 11:13 uur heeft verweerder een concept bericht aan de wederpartij, klagers ex-vrouw, en een aangepast verzoekschrift voorgelegd aan klager. Om 16:39 uur heeft klager verzocht een aanpassing door verweerder terug te draaien. Om 16:46 uur heeft klager, na verweerder gesproken te hebben, verzocht om het aangepaste verzoekschrift naar hem toe te sturen voordat de definitieve versie wordt verzonden. Om 18:31 uur heeft verweerder aan klager medegedeeld de tekst te hebben aangepast en heeft hij verzocht om klagers akkoord. Daarop heeft klager om 20:02 uur gereageerd: “(…) De tekst is akkoord, alleen het woordje verlaten moet er nog bij. Er staat nu namelijk: “De vrouw heeft, samen met [de dochter], voor langere tijd de echtelijke woning en verblijft bij haar ouders in Rotterdam” Kunt u dat erbij plaatsen? Ze heeft bijna al haar spullen meegenomen namelijk en dat was haar doel.” 2.7    Op 16 mei 2023 is het verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend. 2.8    Op 2 juni 2023 heeft verweerder de advocaat van de ex-vrouw van klager aangeschreven, waarin onder meer kenbaar is gemaakt dat een verzoek om voorlopige voorzieningen is ingediend. Verweerder heeft daarin onder meer aangegeven dat klager de ex-vrouw geen toestemming zal verlenen om samen met de dochter naar Rotterdam te verhuizen. 2.9    Op 12 juni 2023 heeft verweerder de reactie van de wederpartij doorgestuurd naar klager. Klager heeft diezelfde dag daarop inhoudelijk gereageerd.  2.10    Op 23 juni 2023 heeft verweerder het conceptverzoekschrift tot echtscheiding voorgelegd aan klager. 2.11    Op 26 juni 2023 om 10:50 uur heeft verweerder een kopie van het bij de rechtbank ingediende verzoekschrift tot echtscheiding gestuurd naar klager. Om 11:13 uur heeft de advocaat van de ex-vrouw van klager verzocht om toestemming om de dochter in te schrijven op een peuterspeelzaal. Om 11:41 uur heeft verweerder aan de advocaat van de ex-vrouw geschreven: “Uw cliënte verblijft voor zover cliënt bekend slechts tijdelijk bij haar ouders in Rotterdam. Voor een verhuizing naar Rotterdam met de dochter van partijen heeft hij geen toestemming verleend. Client verleent dan ook toestemming voor de inschrijving van de dochter van partijen op een peuterspeelzaal in Rotterdam.” Om 11:42 uur heeft verweerder aan klager geschreven: “Bijgaand de e-mail wisseling van heden morgen met de advocate van de wederpartij. Men wil uw dochter voorlopig inschrijven op een peuterspeelzaal in Rotterdam. Ik heb hier voorlopig bezwaar tegen gemaakt.” Om 11:58 uur heeft klager aan verweerder geschreven: “In onderstaande mail richting de advocate staat vermeld dat er toestemming is verleend. Dit moet denk ik zijn: “geen toestemming”. Kunt u dit opnieuw verzenden voor de duidelijkheid?” Om 12:54 uur heeft klager aan verweerder geschreven: “Zoals telefonisch uitgelegd staan in het verzoekschrift fouten en heb ik nog geen akkoord gegeven op het concept. Graag een hernieuwde versie sturen naar de rechtbank want ik ben er niet mee akkoord.  U gaf aan dat het al naar de rechtbank is verstuurd en deurwaarder, maar het is niet langs mij gegaan en ik heb er geen akkoord op gegeven. Desnoods kan er een nieuwe versie met begeleidingsbrief worden gestuurd? Hierbij een verzoek tot rectificatie, ik wil daarmee niet wachten tot de zitting of a.s. vrijdag waarbij wij een afspraak hebben ingepland. Ik maak me namelijk zorgen dat er zaken nu niet juist worden gecommuniceerd naar de rechtbank. Graag met spoed behandelen en rectificeren. Voor de duidelijkheid: ik heb eerder met u gecommuniceerd dat ik de scheiding dit keer wilde doorzetten omdat u had aangegeven dat ik [de dochter] doordeweeks kon nemen en wij dit konden verzoeken. Hieraan wil ik graag vasthouden. Het maakt mij niet uit of dit extra werk kost. Ik wil wel dat het goed gedaan wordt conform afspraak en overleg. In het door u toegestuurde verzoekschrift staat vermeld dat [de dochter] om de week bij mij zal zijn. Dit klopt niet en dit moet gelijk getrokken worden aan de tekst van het verzoekschrift voorlopige voorzieningen (definitieve versie): 1.    Indien het verzoek om toevertrouwing van de minderjarige aan de vader wordt afgewezen dan verzoekt de vader uw rechtbank een zorgregeling vast te stellen waarbij [de dochter] gedurende de doordeweekse dagen bij haar vader in de echtelijke woning verblijft en gedurende de weekenden bij moeder. (…) Hieronder nog een aantal punten met onjuistheden, graag aanpassen. -    Bij punt 3 staat vermeld dat een afschrift van de geboorteakte is opgevraagd, maar niet ontvangen. •    De tekst in het ouderschapsplan: daar heb ik geen akkoord op gegeven. Bij 3.1 staat dezelfde onjuistheid, graag aanpassen op basis van bovenstaande reactie. Voorderest ben ik er wel mee akkoord.” Om 13:23 uur heeft verweerder aan klager geschreven: “Door mij is het verzoekschrift bij de deurwaarder teruggeroepen. Een gewijzigd ouderschapsplan is bijgevoegd. Ik stuur u separaat het gewijzigde verzoekschrift. Wij zullen e.e.a. vrijdag bespreken.” Om 13:39 uur heeft klager daarop gereageerd: “Hartstikke goed en hartelijk bedankt voor het aanpassen en de snelle reactie.” 2.12    Op 27 juni 2023 heeft verweerder op klagers verzoek een BRP-uittreksel over de dochter bij de gemeente Den Haag aangevraagd. Diezelfde dag heeft klager daarop gereageerd dat verweerder de tweede naam van de dochter verkeerd heeft opgeschreven. 2.13    Op 29 juni 2023 heeft klager een tweede opname van de relatietherapiesessie met zijn ex-vrouw uitgetypt en aan verweerder verstuurd. Daarbij heeft klager aangegeven:  “In het verslag heb ik zinnen groen gearceerd waarvan ik denk dat dit in het belang is voor de zitting.” 2.14    Op 30 juni 2023 heeft klager een vaderschaps-DNA-test aan verweerder doorgezonden. 2.15    Op 1 juli 2023 heeft klager aan verweerder geschreven: “Ik wil u bedanken voor het gesprek van vandaag en dat u voor mij klaarstaat. Ik waardeer het enorm.. U gaf aan dat u het nieuwe verzoek tot echtscheiding nog niet naar de rechtbank heeft kunnen sturen. Dinsdag verwacht u een bevestigingsbrief van de rechtbank, waarna u de brief kunt intrekken en de juiste versie kunt sturen. Ik zal u maandag of dinsdag bellen of het is gelukt. Als dit dinsdag niet is hersteld wil ik de zitting van 11 jul uitstellen naar een later moment. Ik wil namelijk geen risico’s nemen mbt de veiligheid en zorg van [de dochter] en maak me er erg veel zorgen over. Ik ervoor ook erg veel stress. (…)” 2.16    Op 2 en 9 juli 2023 heeft klager diverse stukken aan verweerder verstuurd. 2.17    Op 10 juli 2023 heeft de advocaat van de ex-vrouw van klager een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft het verweerschrift diezelfde dag aan klager doorgezonden. Klager heeft daarop een reactie op het verweerschrift opgesteld, bestaande uit 11 pagina’s en diverse bijlagen waaronder WhatsAppcorrespondentie met zijn ex-vrouw, het intakeformulier voor en de gespreksverslagen van de relatietherapie, verschillende audiogesprekken en een gespreksverslag, schermafbeeldingen van klagers zakelijke agenda, foto’s van medische stukken van de dochter en de vaderschaps-DNA-test. Verweerder heeft de reactie van klager op het verweerschrift en de bijlagen niet ingediend bij de rechtbank.  2.18    Op 11 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Klager heeft een verslag gemaakt van de (kennelijk opgenomen) zitting. Daaruit volgt onder meer: “[Verweerder]: Ik denk dat mijn cliënt het belang van [de dochter] vooropstelt. Maar voor mijn cliënt is het natuurlijk gewoon onverteerbaar dat haar moeder daar meeneemt en zonder toestemming inschrijft bij een gemeente. Rechter: dat begrijp ik. [Verweerder]: Ik spreek dan even voor mijn cliënt, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat [de dochter] aan moeder wordt toevertrouwd en dat ze daar voorlopig in Rotterdam is, dan denk ik dat het voor de ontwikkeling van [de dochter] van belang is dat ze naar een peuterspeelzaal gaat. Dus ja. Rechter: dus ja. Mag ik begrijpen dat uw cliënt toestemming geeft voor die inschrijving, onder de voorwaarden dat [de dochter] aan de moeder wordt toevertrouwd? [Klager]: nee, dat wij hebben wij niet echt besproken. Mag ik even daar ook iets van zeggen? Rechter: ja, wij vragen aan u of u toestemming wilt geven. [Klager]: Ik heb ook eerder met [de ex-vrouw van klager] besproken over peuterspeelzaal, dat wilde ze heel graag. In principe had ik nog zoiets van: ze is nog klein, we hebben heel veel vrienden en familie waar we naartoe konden, waar dat socializen ook nog kan. Rechter: het is een ja of een nee vraag, [klager]. [Klager]: ja, ik moet zeggen: ik heb daar nog niet goed over kunnen nadenken. Ik zie daar geen belemmeringen in, maar ik weet dat er bij de peuterspeelzaal ook dingen kunnen gebeuren. Rechter: [klager], nogmaals het is een ja of een nee vraag. [Klager]: nee, dan nee. Rechter: (…) dan hebben we het formele punt gehad. Uw standpunt daarin is duidelijk.” 2.19    Op 12 juli 2023 om 14:35 uur heeft klager aan verweerder geschreven: “Hieronder nog overige feedback van de zitting. Bij de zitting heeft u belangrijke kernpunten aangedragen, echter door enkele omstandigheden voel ik me benadeeld. Zie onder. •    U gaf tijdens de zitting aan dat mocht de rechtbank van oordeel zijn dat [de dochter] aan moeder wordt toevertrouwd en dat ze daar voorlopig in Rotterdam is, dat het voor de ontwikkeling van [de dochter] van belang is dat ze naar een peuterspeelzaal gaat. U gaf hierna namens mij toestemming. In mijn reactie op het verweerschrift staat echter dat ik hiermee niet akkoord was en zou dus bekend bij u moeten zijn. De advocate gaf tijdens de zitting aan dat het CJG dit had geadviseerd, maar dit is echter niet waar. [De ex-vrouw] heeft zonder afstemming met mij bij het CJG aangegeven dat zij [de dochter] graag op een peuterspeelzaal wilt zetten en ik dat niet wil. Er zijn naar mijn mening andere mogelijkheden voor ontwikkeling, zoals ik tijdens de zitting aangaf, we hebben heel veel vrienden en familie waar we naartoe konden, waar dat socializen ook nog kan. [De dochter] kan zich op basis hiervan prima ontwikkelen, maar [de ex-vrouw] heeft contacten met mijn familie en vrienden die kinderen hebben tot op heden zoveel mogelijk beperkt. Ik heb dit wel aangegeven tijdens de zitting: ik ben hiermee niet akkoord. Ik had verwacht dat u me tijdens de zitting om advies zou vragen, maar dit is niet gebeurd. •    Het jammere vind ik dat de onderliggende onderbouwingen die ik naar u heb verstuurd niet zijn meegenomen bij de zitting. Zijn deze documenten doorgestuurd naar de rechtbank? Pas op het eind heb ik kunnen zeggen dat er verslagen relatietherapieën waren en een melding van mij bij de politie omdat [de ex-vrouw] mij had geslagen. Deze onderbouwingen en toelichtingen zijn hierdoor niet meegenomen in het advies van de Kinderbescherming richting de rechter, ook was de rechter niet op de hoogte. Het advies van de Kinderbescherming was vrij snel gebeurd. Ik heb niet het idee dat [naam] van de Kinderbescherming volledig op de hoogte is van de situatie om een juist en betrouwbaar advies te kunnen geven. De rechter gaf namelijk aan: “het komt voor mij nu ook uit de lucht vallen wat u nu zegt. Over en weer worden er verwijten gemaakt, u zou agressief zijn, uw vrouw zou agressief zijn, haar ouders zouden agressief zijn. Ik kan dat niet controleren.” De agressiviteit van [de ex-vrouw] en de verdedigende houding van mij blijkt uit alle documentatie dat ik naar u toe heb gestuurd. •    Het door u aangegeven voorstel om [de dochter] om het weekend voor 1 weekend te zien, vind ik wel heel minimaal. Ik had verwacht dat u hierin wat stelliger kon zijn. Ik snap dat er een opbouwmogelijkheid is, ik hoop dat u er alles aan doet om dit te bewerkstelligen. Mijn vragen zijn als volgt: •    Kan bepaalde documentatie en bewijsstukken naar de rechter worden verstuurd als een soort bezwaar op het verweer? Het gaat om mijn reactie op het verweerschrift, verslagen bezoeken [de dochter], verslagen en intakeformulier relatietherapie? Ik merkte tijdens de zitting dat de rechter niet van alles op de hoogte was. Kan het advies van [naam] van de Kinderbescherming worden herzien na inzage documentatie? •    Er werd door de rechter gevraagd of de vraag inzake de vakantieverdeling kon worden ingetrokken, hiermee had u ingestemd? Wat houdt dit in, want ik heb hierover geen inspraak gehad?” Om 18:14 uur heeft verweerder gereageerd: “Ik heb namens u geen toestemming verleend om [de dochter] op een peuterspeelzaal in Rotterdam te doen. Wel heb ik gezegd dat het in de rede ligt dat [de dochter] indien zij in Rotterdam bij haar moeder blijft daar naar een peuterspeelzaal zou gaan. Ik heb betoogd dat de rechter hierover in deze procedure geen uitspraak kan en mag doen daar die beslissing niet door hem genomen kan of mag worden. Vervolgens heeft de rechter aan u gevraagd of u wel of geen toestemming wenst te verlenen. U hebt de rechter duidelijk aangegeven dat daarover geen toestemming verleent. Hierop reageerde de advocate van de wederpartij dat zij zo nodig daarover dan een aparte procedure zal starten. De verslagen van de relatie therapie zijn niet door mij in het geding gebracht. Daar voor was het gelet op het laat ingediende verweerschrift te laat en was/is voor mij ook niet duidelijk hoeen door wie deze precies zijn opgesteld en met welk doel. Voor de rechter kwamen de beschuldigingen van agressie over en weer uit de lucht vallen. Bewijs is er niet. Er is geen aangifte gedaan bij de Politie of Veilig thuis. Het is uw verklaring tegen die van [de ex-vrouw] en daar kan de rechter niets mee. Ik heb u voorgesteld om te proberen een afspraak te maken over de omgang met uw dochter. Dit zodat u zeker zou weten weer contact met haar te hebben. Door u is duidelijk aangegeven dat u de beslissing van de rechter wenst af te wachten. Dit is door mij ook aan de rechter medegedeeld. Het is jammer dat u geen goed gevoel hebt bij het verloop van de zitting. Ik stuur u separaat nog een e-mail aan de advocaat van [de ex-vrouw]” 2.20    Klager heeft daarop om 21:25 uur gereageerd: “Verweerschrift te laat Dat het verweerschrift te laat is ingediend heeft u niet ingebracht. Hierom vind ik de inhoud van de zitting teleurstellend en de waarheid is niet boven tafel gekomen. U heeft niet tegen de rechter gezegd dat het verweerschrift de dag ervoor kwam en dat u niks meer kon doen hierin. (…) Verslagen relatietherapie zijn verifieerbaar Inzake de verslagen relatietherapie heb ik de mails gestuurd. Ik heb duidelijk aangegeven dat wij relatietherapie sessies hebben gehad en dat u dit moet gebruiken voor de zitting, maar u heeft er niks van gebruikt en hierdoor raak ik mijn kind kwijt, terwijl ik alle bewijzen heb. Zie printscreens mails hieronder dat ik aangeef dat het van belang is voor de zitting. Dit heeft u niet ingediend, maar ook niet ter sprake gebracht voor de uitspraak van de kinderbeschermer of daarna. Ik heb daarnaast meerdere malen aangegeven dat ik de onderliggende audio heb, dus het is verifieerbaar op juistheid naar de bron toe. Het zijn spreekverslagen, dus het is 100% volledig en juist. Ik zal alsnog de verslagen opvragen bij de relatietherapeute en vragen of ze mijn verslagen wil verifiëren en dat u haar kunt oproepen als getuige. U kunt de verslagen eveneens opvragen bij de relatietherapeute, want er wordt een verkeerd beeld over mij geschetst en ik krijg het gevoel niet serieus genomen te worden. Wat ik jammer vind is dat u vandaag telefonisch aangaf dat er geen documentatie naar de rechter kan worden verstuurd omdat de zitting voorlopige voorziening al voorbij is. Dit betekent dat al mijn werk en voorbereiding voor niks is geweest. Verzoek voor 50% van de tijd Kunt u een verzoek indienen dat ik [de dochter] voor de helft van de weken krijg, eventueel met de aanvullende onderbouwingen? Bijvoorbeeld 1 week bij [de ex-vrouw] en 1 week bij mij? Dit is voor mij het minimum. Zo niet, dan wil ik het verzoek tot voorlopige voorzieningen intrekken.” Klager heeft bij zijn e-mail schermafbeeldingen gevoegd van zijn e-mail van 29 juni 2023 aan verweerder met het tweede gespreksverslag van de relatietherapie. 2.21    Op 13 juli 2023 hebben klager en verweerder elkaar telefonisch gesproken. Na afloop van het gesprek, heeft klager aan verweerder geschreven: “Zoals vanmiddag besproken bevestig ik de afspraak dat u de werkzaamheden per direct stopzet omdat we niet overeenkomen met uw werkwijze. Graag per onmiddellijke ingang stopzetting of opschorting van alle procedures, ook bij de rechtbank. Ik heb u betaald en u bent verantwoordelijk hiervoor. Aangezien er zoveel vormfouten zijn gemaakt wil ik alles intrekken. Ik heb u vandaag gevraagd of u de advocaat van [de ex-vrouw] bent en hierop zei u dat het beter is om afscheid van elkaar te nemen. U heeft ook aangegeven dat u de advocaat van de tegenpartij op de hoogte zou brengen dat u ermee stopt. Dat vind ik vreemd. Het lijkt erop dat u in het voordeel van de tegenpartij werkt, want u gaf aan vandaag toestemming te geven om [de dochter] bij de gemeente Rotterdam in te schrijven, zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Graag hoor ik verder over de afwikkeling. Ik zie erop toe dat u de procedures stopzet. Tijdens de zitting zei u persoonlijk tegen mij, dat als de uitkomst van de procedure voorlopige voorziening tegenvalt, het verzoek kon worden ingetrokken. Maar ik heb contact opgenomen met een andere advocaat en het schijnt niet waar te zijn dat de procedure ingetrokken kan worden. Ik heb het gevoel dat ik ben voorgelogen door u. U heeft naar uw eigen wil gehandeld zonder met mij te overleggen, dit is heel schadelijk voor mij en de toekomst van [de dochter]. Ook heb ik het gevoel dat u dit in de hand heeft gewerkt, in het voordeel van de tegenpartij.” 2.22    Op 14 juli 2023 om 03:04 uur heeft klager een klacht ingediend over verweerder bij de klachtenfunctionaris van het kantoor. Diezelfde dag heeft verweerder aan klager geschreven: “Hierbij bevestig ik dat ik mijn werkzaamheden voor u zal beëindigen.  Er zijn twee procedures. De zitting van woensdag betrof een voorlopige voorziening. Een tijdelijke beslissing /orde maatregel voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Deze procedure is afgerond en kan niet worden ingetrokken. Dat heb ik ook nooit tegen u gezegd. Dit kan ook niet omdat door de wederpartij ook verzoeken zijn ingediend. Indien ik uw verzoeken in zou trekken dan hoeft de rechter alleen maar te beslissing op de verzoeken zoals die namens [de ex-vrouw] zijn ingediend. Door de rechter is een dringend beroep op u gedaan om te komen met een onderling gemaakte afspraak over uw dochter. Indien hij deze afspraak niet voor 19 juli a.s. van u heeft ontvangen zal hij uitspraak doen. Door mij is ook het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend. Dit betreft dus de zogenaamde hoofdprocedure. Dat verzoek zal wel door mij worden ingetrokken, zodat uw nieuwe advocaat een nieuw verzoekschrift kan opstellen en indienen. Indien ik het verzoek in de hoofdprocedure intrek wordt automatisch ook de advocaten van [de ex-vrouw] hierover geïnformeerd. Door mij kan geen toestemming zijn verleend om [de dochter] in Rotterdam in te schrijven. Dat kan ik helemaal niet en is ook niet aan de orde geweest op de zitting. Op de zitting was de vraag aan de orde of [de dochter] naar een peuterspeelzaal mocht gaan in Rotterdam. U hebt de rechter duidelijk aangegeven dat u daarvoor geen toestemming geeft. De rechter kan hierover verder geen beslissing nemen. Door mij zijn zoals u dat noemt geen vormfouten gemaakt en ik heb u zeker niet voorgelogen. Ik heb ook niet uit eigen wil, zonder overleg met u, gehandeld. Ik betreur deze gang van zaken en wens u het aller beste. Zodra uw nieuwe advocaat zich bij mij heeft gemeld zal ik hem/haar het dossier toesturen.” 2.23    De rechtbank Den Haag heeft op 25 juli 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening beslist. Daarin is onder meer overwogen: “(…) De rechtbank stelt voorop dat partijen vooralsnog op belangrijke punten een andere lezing van de feiten hebben, en dus geen gedeelde waarheid: niet over hoe de vrouw de woning heeft verlaten met [de dochter], niet over wie wie zou hebben mishandeld tijdens de relatie, niet over wie welke zorgtaken voor [de dochter] op zich nam. Wat wel vaststaat is dat [de dochter] op dit moment bij de vrouw in Rotterdam woont en dat de man [de dochter] één keer per week gedurende een paar uur (in de aanwezigheid van de vrouw) ziet. Op basis van het dossier en wat besproken is tijdens de zitting ziet de rechtbank geen aanleiding om de huidige situatie gedurende de echtscheidingsprocedure te veranderen zoals verzocht door de man. (…) Gelet op de leeftijd van [de dochter] gaat de rechtbank ervanuit dat de zorg voor [de dochter] bij de vrouw lag. De man heeft op zitting betwist dat de vrouw alle zorg op zich nam (…).  De man heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij toevertrouwing van [de dochter] aan hem in staat is om de volledige doordeweekse zorg op zich te nemen. Weliswaar heeft de man toegelicht dat hij afspraken heeft gemaakt met zijn werkgever, maar onduidelijk is hoe hij een voltijdbaan kan combineren met de voltijds zorg voor zijn tweejarige dochter. De man heeft verder toegelicht dat zijn moeder kan oppassen, voltijds als dat nodig is, maar de rechtbank vindt dat niet in het belang van [de dochter]; als de keuze is tussen grotendeels verzorgd worden door oma vaderszijde of door de vrouw, gaat in dit geval de voorkeur uit naar de vrouw. (…) Zoals ook op de zitting is besproken zijn de toevertrouwing van [de dochter] aan de vrouw en de voorlopige zorgregeling tijdelijke maatregelen ter overbrugging van de periode van de echtscheidingsprocedure. De toevertrouwing van [de dochter] aan de vrouw is dan ook geen toestemming voor de vrouw om met [de dochter] te verhuizen naar Rotterdam. (…)” 2.24    Op 28 juli 2023 heeft verweerder aan klager kenbaar gemaakt dat hij de berekening van de kinderalimentatie van de advocaat van de ex-vrouw niet heeft betwist, omdat de berekening niet klopte, terwijl deze in het voordeel van klager uitviel. 2.25    Op 29 juli 2023 om 20:01 uur heeft klager gereageerd op verweerder, onder meer erop neerkomend dat berekening waarvan verweerder uitgaat niet meer actueel is. 2.26    Op 29 juli 2023 om 20:33 heeft klager aan verweerder geschreven: “Hieronder voor de volledigheid mijn reactie.  U heeft wel duidelijk aan mij doorgegeven dat u de regeling zou kunnen intrekken als de regeling voortvloeiende uit het verzoek voorlopige voorzieningen zou tegenvallen. Op 14 juli hadden wij telefonisch een afspraak gemaakt voor op 17 juli, u gaf aan om te kijken of we door een deur kunnen wat de mogelijkheden zijn. Tijdens deze afspraak heeft u bovenstaande punt toegelicht. U gaf aan dat ik binnen 4 weken na de uitspraak over de voorlopige voorziening een verzoek tot echtscheiding moet indienen. Doen wij dat niet, dan geldt de uitspraak voorlopige voorzieningen vanaf dat moment niet meer. U achtte de kans hierop nihil, aangezien de wederpartij anders het verzoek tot echtscheiding zou kunnen indienen. Ik heb u daarnaast op 14 juli telefonisch gesproken, u gaf aan dat ik een verkeerde voorstelling van zaken gaf. Dit is echter niet het geval, ik heb hierop aangegeven dat ik bepaalde verwachtingen heb op basis van uw input. U gaf verder aan dat ik emotioneel was, dit heb ik bevestigd. De situatie omtrent [de dochter] is veel te moeilijk en complex geworden. Inzake de toestemming inschrijving gemeente heb ik het niet over de dag van de zitting. Dit heeft u telefonisch aangegeven op 13 juli 2023. U gaf namelijk aan dat u wilde voorstellen om met 1 dag in de week te beginnen en tezamen met het voorstel gaf u aan dat u zou doorgeven toestemming te geven voor de inschrijving van [de dochter] in Rotterdam. Dit was uiteraard niet de bedoeling, zelfs de rechter zei tijdens de zitting tegen [de ex-vrouw] dat het natuurlijk lastiger is om betrokken te zijn bij je kind als het kind in een heel andere stad woont: “terwijl meneer heel duidelijk aangeeft, ik wil een relatie met [de dochter]. Ik wil vader zijn voor [de dochter]. En als je in Rotterdam gaaf wonen, het wordt niet onmogelijk, maar ik kan me voorstellen dat meneer daar best bag voor is”. Er zijn dus wel vormfouten gemaakt en dat heeft u toegegeven tijdens het gesprek bij u op kantoor op 17 juli, o.a. dat er fouten in het echtscheidingsverzoek zijn gemaakt en dat ik geen mogelijkheid heb gehad om te reageren op het concept stuk.”  2.27    Op 30 juli 2023 heeft klager aan verweerder geschreven: “Ik heb nog geen reactie ontvangen op de vraag waar [de dochter] verblijft en ingeschreven staat. (…) U gaf aan dat dit tijdens de zitting naar voren zou komen, maar dit is niet gebeurd. Ik heb geen onderbouwing vanuit de BRP gezien. Graag ontvang ik de gegevens vanuit de gemeente vanaf de maand mei 2023 en eventuele mutaties zo spoedig mogelijk.”

3    KLACHT 

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 1)    Verweerder heeft bij het aannemen van de zaak een valse toezegging gedaan dat klager het eenhoofdig gezag over zijn dochter zou krijgen, terwijl klager zijn dochter uiteindelijk om de week een weekend mag zien. Verweerder is niet daadkrachtig genoeg en houdt zich niet aan gemaakte afspraken. 2)    Verweerder heeft op 26 juni 2023 een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend zonder de inhoud daarvan met klager af te stemmen. Verweerder heeft het verzoek niet ingetrokken bij de rechtbank . 3)    Verweerder heeft niet aangevoerd dat de wederpartij het verweerschrift te laat heeft ingediend en heeft op de zitting van 11 juli 2023 fouten gemaakt door: a)    de met klager afgestemde documentatie en bewijsstukken niet in te dienen, waaronder een reactie op het verweerschrift, inclusief bijlagen en verslagen van de relatietherapie; b)    tijdens de schorsing van de zitting met een dwingende toon en op dominante wijze klager ertoe aan te zetten om een omgangsregeling aan de ex-vrouw voor te stellen; c)    meer op te komen voor de belangen van de wederpartij dan voor klager;  d)    de beschuldigingen van de wederpartij over huiselijk geweld door klager niet te weerspreken, omdat hij dat niet relevant vond. 4)    Verweerder maakt veel fouten in de documentatie, zoals bijvoorbeeld in de e-mails van 15 mei 2023 en 26 juni 2023. 5)    Verweerder wil alles bepalen zonder afstemming met klager. Klager wijst erop dat: a)    verweerder toestemming heeft gegeven aan de wederpartij om de dochter bij de gemeente Rotterdam in te schrijven, zonder uitdrukkelijke toestemming van klager; b)    verweerder in het voordeel van de wederpartij lijkt te werken; c)    hij het vreemd vindt dat verweerder de advocaat van de wederpartij op de hoogte zou brengen dat hij de zaak heeft neergelegd; d)    verweerder op 13 juli 2023 zegt dat hij eerder had aangegeven dat door klager opgestelde verslagen niet konden worden gebruikt, terwijl hij dat niet eerder heeft gecommuniceerd; e)    verweerder zei dat de rechter audiofragmenten van de relatietherapiesessies niet zou beluisteren omdat de rechter daar geen tijd voor zou hebben; f)    verweerder niet heeft gereageerd toen klager aankaartte dat de audiofragmenten als bewijsmateriaal konden worden ingediend ter verificatie van de spreekverslagen; g)    verweerder niet voorafgaand aan de zitting heeft aangegeven hoe de verslagen van de relatietherapie konden worden aangeleverd, bijvoorbeeld als zij door de therapeut zouden zijn opgesteld; h)    verweerder de ingediende bewijsmaterialen niet heeft gebruikt bij de zitting, waardoor klager is bestempeld als een agressieve man met een onveilige thuishaven.  6)    Verweerder heeft zich onvoldoende voor klager ingespannen, heeft te veel in het voordeel van de wederpartij gehandeld en heeft zich passief opgesteld. De zorg en veiligheid van klagers dochter lijken verweerder niets te doen. 7)    Verweerder heeft klagers reactie op het verweerschrift niet meegenomen tijdens de zitting. Verweerder heeft toestemming gegeven aan de wederpartij om de dochter bij een peuterspeelzaal in te laten schrijven, zonder dit vooraf met klager af te stemmen, terwijl hij wist dat klager hier niet mee akkoord was. Klager heeft dit moeten corrigeren, hetgeen bij de rechter niet goed overkomt. 8)    Verweerder heeft de klacht van klager niet serieus genomen, heeft daarbij een verkeerde voorstelling van zaken gegeven, is niet ingegaan op hoe hij de klachten kan oplossen en heeft een verdedigende houding aangenomen. 9)    Verweerder heeft de reden voor de scheidingsaanvraag niet naar voren gebracht in documentatie of ter zitting. In het verweerschrift van de wederpartij staat ten onrechte dat het weigeren van seks de reden van de echtscheiding is, maar verweerder heeft dat niet betwist. Klager vraagt zich af of verweerder de e-mails van klager heeft gelezen en zijn problemen wel serieus heeft genomen. 10)    Verweerder heeft de veiligheid van de dochter niet voldoende naar voren gebracht in de procedure of op zitting, terwijl klager dit wel heeft aangekaart. Verweerder heeft niet ingebracht dat de dochter vaak bij de ex-vrouw op haar hoofd viel, omdat zij niet goed op haar lette. 11)    Verweerder heeft namens klager ter zitting aangevoerd dat de dochter door de moeder is ontvoerd, maar heeft daarbij niet verzocht om een ordemaatregel. Ook heeft verweerder niets gedaan met video’s die klager heeft aangeleverd waarin zijn dochter zegt met klager mee te willen. Verweerder heeft daarnaast niets gedaan met de verklaring van geen bezwaar van de MIVD, terwijl dat ter verdediging kon worden ingebracht ter ondersteuning dat klager niet agressief is. Ook heeft verweerder niets gedaan met de vaderschaps-DNA-test die klager heeft ondergaan in 2021, toen de ex-vrouw aangaf dat de dochter niet klagers dochter zou zijn.  12)    Verweerder heeft een verkeerde voorstelling van zaken gegeven in het telefoongesprek van 26 juni 2023, toen klager hem verzocht om het verzoek tot echtscheiding te rectificeren. Verweerder zei het verzoekschrift bij de deurwaarder te hebben teruggeroepen, maar heeft dit niet gecorrigeerd bij de rechtbank. 13)    Verweerder heeft de meldingen van klager over huiselijk geweld door de wederpartij niet opgevraagd bij de politie en Veilig Thuis, omdat hij dat niet nodig vond vanwege privacygevoelige omstandigheden. 14)    Verweerder heeft diverse vormfouten gemaakt, zoals de spelfout bij het opschrijven van de tweede naam van de dochter, het niet tijdens de zitting naar voren brengen dat de eindejaarsuitkering van klager in de stukken staat en het niet vooraf bespreken en narekenen van de hoogte van de kinderalimentatie. 15)    Verweerder heeft klagers bewijsstukken, waaruit blijkt dat de ex-vrouw met de dochter de woning uit eigen wil heeft verlaten, niet ingebracht, waardoor de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat partijen op belangrijke punten een andere lezing van de feiten hebben. 16)    Verweerder heeft het audiomateriaal niet ingebracht waaruit volgt dat de ex-vrouw van nature liegt en valse meldingen bij de politie wilde doen. 17)    De overweging in de voorlopige voorzieningen-beschikking dat het zwaartepunt van de zorg van de dochter bij de moeder lag, is niet juist, hetgeen verweerder had kunnen voorkomen door klagers reactie op het verweerschrift in te brengen. 18)    Verweerder heeft klagers zorgplan voor de dochter niet ingebracht, zoals dat volgt uit klagers reactie op het verweerschrift van 10 juni 2023. Klager kan ouderschapsverlof opnemen en mag zijn werkuren flexibel indelen, terwijl klagers moeder bij hem inwonend is en de resterende uren op de dochter kan passen. Ook heeft verweerder de verkeerde voorstelling van zaken van de ex-vrouw niet weersproken, bijvoorbeeld omdat uit het verweerschrift van de ex-vrouw en de uitdraaien van het Centrum Jeugd en Gezin blijkt dat klager wel bij de besprekingen was. Verweerder heeft ook het gezondheidsboekje en de zakelijke agenda van klager niet ingebracht. 19)    Verweerder heeft niet bij de gemeente Rotterdam nagevraagd op welk adres de dochter staat ingeschreven en heeft niet naar voren gebracht dat de ex-vrouw klagers handtekening moet hebben vervalst bij het uitschrijven van de dochter.  20)    Verweerder heeft op de zitting niet inhoudelijk weersproken dat de dochter goed aardt in Rotterdam, terwijl dat niet het geval is omdat zij een bult op haar hoofd had en de ex-vrouw geen traphekje in huis heeft. Ook heeft verweerder de video’s en e-mails waaruit volgt dat de dochter niet naar het huis van de ex-vrouw wil niet ingebracht.  21)    Verweerder heeft veel fouten gemaakt, waardoor hij inefficiënt werkte en de zaak onnodig duur werd. Klager wijst erop dat: a)    verweerder bij het doen van een voorstel heeft opgeschreven “anderzijds heeft hij ook begrip voor de situatie van uw cliënte”, waaruit blijkt verweerder in het belang van de ex-vrouw denkt en handelt; b)    verweerder in de onderhandelingen een te laag openingsvoorstel heeft gedaan over de zorgregeling voor de dochter; c)    verweerder niet-lopende zinnen heeft gebruikt en woorden is vergeten in het verzoek om echtscheiding; d)    verweerder heeft gesteld dat het om een advies en suggestie van de rechter gaat, terwijl het een opdracht is.  22)    Verweerder heeft klager niet geholpen. Klager en zijn collega’s hebben vraagtekens geplaatst bij mogelijke belangenverstrengeling tussen verweerder en de advocaat van de ex-vrouw. 

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING 

Toetsingskader 5.1    De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat. Gezien het bepaalde bij artikel 46 van de Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak om de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. Beoordeling 5.2    Verweerder heeft een aanzienlijke hoeveelheid – soms dubbele – klachtonderdelen naar voren gebracht. De klachtonderdelen zijn onder te brengen in drie hoofdthema’s: 1. de inspanning van verweerder en ‘vormfouten’; 2. de (aanloop naar de) zitting van 11 juli 2023; 3. zijn handelen na de zitting van 11 juli 2023. 5.3    De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze hoofdthema’s bespreken. Thema 1: de inspanning van verweerder en ‘vormfouten’ 5.4    Klager is van mening dat verweerder hem onder valse voorwendselen heeft laten scheiden en dat verweerder zich vervolgens onvoldoende heeft ingespannen. Er is sprake van belangenverstrengeling, aldus klager, omdat verweerder opkomt voor de belangen van de ex-vrouw. Ook is verweerder onzorgvuldig geweest in de belangenbehartiging volgens klager. Verweerder heeft dit weersproken. 5.5    De raad kan niet vaststellen of verweerder bij aanvang van het contact met klager heeft toegezegd dat klager het eenhoofdig gezag zou krijgen. Dit is door klager niet onderbouwd en wordt door verweerder betwist. Overigens lijkt dit niet in de rede te liggen, gelet op verweerders e-mail van 14 mei 2023 waarin hij aan klager bericht dat hij verwacht dat een rechter het een stap te ver vindt dat de dochter de hele week bij klager is. 5.6    Het is de raad niet gebleken dat sprake is geweest van belangenverstrengeling of dat verweerder (enkel) voor de belangen van de ex-vrouw heeft opgetreden. De suggesties van klager in die richting zijn onvoldoende onderbouwd. Voor zover verweerder niet alle documenten van klager heeft gebruikt, is hij daartoe als dominus litis niet gehouden. Het is aan de advocaat om te bepalen wat wel en niet relevant is om aan te voeren. Dat geldt ook ten aanzien van eventuele betwistingen van stellingen van de wederpartij. Niet alle stellingen zijn namelijk relevant voor het geschil dat voorligt. Daar komt bij dat van advocaten verwacht wordt dat zij in familierechtelijke geschillen waarbij de belangen van kinderen zijn betrokken zich terughoudender opstellen en onnodige polarisatie voorkomen. Dat verweerder zich niet heeft opgesteld zoals klager kennelijk achteraf wenste, kan hem dan ook niet worden aangerekend. Ook de voor klager negatieve uitkomst van de procedure, hoe teleurstellend en ingrijpend ook voor klager, maakt niet dat verweerder daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de belangen van klager onvoldoende zijn behartigd of dat sprake was van belangenverstrengeling. Evenmin is het de raad gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door passief te zijn in de belangenbehartiging. Uit het procesverloop en de regelmatige contacten tussen beiden blijkt eerder het tegendeel.  5.7    Voor zover verweerder ‘vormfouten’ heeft gemaakt, zoals klager de spelfouten of vergeten woorden noemt, is dat wellicht slordig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, zeker nu dit geen nadelige consequenties heeft gehad.  5.8    De raad stelt vast dat verweerder een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend, zonder dat klager daarvoor akkoord had gegeven. De raad stelt echter ook vast dat verweerder, nadat klager hem dat had bericht, heeft geprobeerd dat verzoekschrift terug te roepen. Dat verweerder het verzoekschrift niet kon terugroepen bij de rechtbank, komt volgens verweerder omdat de zaak  intern bij de rechtbank zoek is geraakt. Er was geen zaaknummer en er loopt dus geen zaak. Het kan verweerder niet worden aangerekend dat het verzoekschrift niet meer kan worden ingetrokken, omdat het kennelijk (binnen de rechtbank) in het ongerede is geraakt en er geen zaak is aangemaakt. Overigens stelt de raad vast dat verweerder zijn excuses heeft aangeboden. Verder acht de raad het niet aannemelijk dat klager in zijn belangen is geschaad omdat zonder zijn toestemming een verzoekschrift heeft ingediend, terwijl dat geen gevolgen heeft gehad. 5.9    Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 1, 2, 4, 5b, 6, 12, 14, 21 (a tot en met d) en 22 zijn ongegrond. Thema 2: de (aanloop naar de) zitting van 11 juli 2023 5.10    Klager verwijt verweerder verder zijn reactie van 10 juli 2023 en de daarbij behorende documenten niet te hebben ingediend en klager onvoldoende te hebben verdedigd op de zitting van 11 juli 2023. Ook had verweerder volgens klager bezwaar moeten maken tegen het te laat indienen van het verweerschrift. Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 5.11    De raad overweegt dat niet is gebleken dat de wederpartij het verweerschrift te laat heeft ingediend. Dat dit de dag voor de zitting was ingediend, is daarvoor niet voldoende. Het betrof immers een voorlopige voorzieningenprocedure. Formeel gezien kon het verweerschrift tot de zitting worden ingebracht.  5.12    De raad is verder van oordeel dat van verweerder niet kon worden verwacht dat hij alle argumenten en documenten van klager aan de rechter zou voorleggen, waaronder de door klager opgestelde reactie. Zoals in overweging 5.6 al is opgemerkt, is het aan de advocaat om te bepalen wat wel en niet relevant is om aan te voeren in een procedure. Verweerder heeft uitgelegd wat het doel van de voorlopige voorziening was, namelijk het herstellen van normaal onbelast contact tussen klager en zijn dochter. De reden van de scheiding, de video’s en audiofragmenten, de DNA-test, een verklaring van geen bezwaar van de MIVD, de uitdraaien van het Centrum Jeugd en Gezin, het gezondheidsboekje van de dochter en de zakelijke agenda vond verweerder (blijkbaar) niet relevant voor dat doel. Dat raad acht dat niet onbegrijpelijk. Gelet op de aard van de procedure en de maatstaf dat van advocaten wordt verwacht dat zij zich in familierechtelijke geschillen terughoudender opstellen en onnodige polarisatie voorkomen, acht de raad het evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder geen stukken heeft ingediend waaruit zou volgen dat niet hij, maar de wederpartij zou liegen, agressief was en niet instond voor de veiligheid van de dochter, waaronder een melding bij Veilig Thuis. De reactie van klager op het verweerschrift hoefde verweerder dus niet in te dienen. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee heeft gehandeld binnen de vrijheid die hem als dominus litis toekomt. De raad merkt nog op dat uit de beschikking van de rechtbank volgt dat klager zijn lezing over het vertrek van de vrouw uit de woning en de mishandeling ter sprake heeft gebracht. Dat de rechtbank klager niet in zijn lezing van de feiten heeft gevolgd, omdat de ex-vrouw een andere lezing van de feiten had, maakt niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook volgt uit de beschikking dat het zorgplan dat klager voor ogen had aan bod is gekomen. Dat is echter afgewezen omdat de rechtbank de voorkeur gaf aan zorg door de wederpartij.  5.13    Het is de raad niet is gebleken dat verweerder toestemming heeft gegeven om de dochter in Rotterdam in te schrijven in de basisregistratie personen en bij een peuterspeelzaal. Dat volgt niet uit het verslag van de zitting van 11 juli 2023, en evenmin uit de beschikking van 25 juli 2023 van de rechtbank. 5.14    Evenmin acht de raad het verwijtbaar dat verweerder klager heeft aangespoord om tot een omgangsregeling te komen tijdens de schorsing van de zitting. Dat dit met een dwingende toon of op dominante wijze is gebeurd, is niet nader onderbouwd. De raad kan niet vaststellen dat verweerder zich tijdens de schorsing (of overigens) onbetamelijk heeft gedragen. 5.15    Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 3 (a tot en met d), 5 (a, c tot en met h), 7, 9, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 18 en 20 zijn ongegrond. Thema 3: Na de zitting van 11 juli 2023 5.16    Volgens klager zou verweerder zijn klacht niet serieus hebben genomen na afloop van de zitting van 11 juli 2023. De raad maakt uit het dossier echter op dat verweerder uitgebreid heeft gereageerd op de door klager ingediende klacht en kritiek. Dat verweerder een andere visie heeft dan klager, maakt nog niet dat hij een verkeerde voorstelling van zaken geeft of een verdedigende houding aanneemt. Dat verweerder niet inging op het oplossen van de klachten, kan hem niet worden verweten. Klager had hem immers al uitdrukkelijk verzocht zijn werkzaamheden neer te leggen. 5.17    Daarnaast zou verweerder geen navraag hebben gedaan bij de gemeente Rotterdam naar het inschrijfadres van de dochter. De raad ziet niet in waarom verweerder daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. De raad kan overigens uit het dossier niet achterhalen wanneer klager hem daarom heeft verzocht. Voor zover dit volgt uit zijn e-mail van 30 juli 2023, overweegt de raad dat verweerder op dat moment zijn werkzaamheden op verzoek van klager had neergelegd. Klager verwijt verweerder ook nog dat hij niet naar voren heeft gebracht dat de wederpartij klagers handtekening moet hebben vervalst. Dit vergaande verwijt is echter op geen enkele wijze onderbouwd door klager. De raad ziet ook niet in dat dit een onderwerp van geschil was in de procedure over de voorlopige voorziening. 5.18    Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 8 en 19 ongegrond. Conclusie 5.19    Uit het voorgaande volgt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. De raad zal de klacht daarom in zijn geheel ongegrond verklaren. 

BESLISSING 

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en M.P. de Klerk, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.