Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:137

Zaaknummer

24-192/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 14 oktober 2024 in de zaak 24-192/DB/ZWB  

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 april 2024 op de klacht van:

 

klaagster

over:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 14 januari 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Het dossier is door de deken gesloten nadat klaagster had medegedeeld haar klacht elders in te zullen dienen.

1.2    Op 5 november 2023 heeft klaagster bij de deken opnieuw een klacht ingediend.

1.3    Op 13 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-014 van de deken ontvangen. 

1.4    Bij beslissing van 29 april 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.

1.5    Op 13 mei 2024 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.

1.6    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 2 september 2024. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

1.7    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van klaagster van 21 mei 2024.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: De voorzitter is uitgegaan van een onjuiste klachtenformulering. De aanklacht tegen verweerder betreft niet de gerechtgang en ook niet de cassatie; het betreft het te dragen leed omdat er maatschappelijk geen mogelijkheden meer zijn, hetgeen te wijten is aan het bedrijfstechnisch misleidend handelen van verweerder. Er is aldus klaagster geen tijdsperiode aan onderhevig en zij verwerpt artikel 46 van de Advocatenwet.

2.2    Tegen de vaststaande feiten komt klaagster in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen en overweegt daartoe het volgende. De voorzitter heeft aangesloten bij de klachtenformulering van klaagster zoals zij die bij de deken heeft ingediend en de voorzitter heeft bij de beoordeling van die klacht vervolgens de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, voorzitter, mrs. M.J. Hoekstra en J.A. Bloo, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2024.

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op: 14 oktober 2024