Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:246

Zaaknummer

240031

Inhoudsindicatie

In deze zaak is aan de orde of verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over zijn recht op gefinancierde rechtsbijstand. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij bij aanvang van de opdracht geen inschatting heeft gegeven van de te verwachten kosten en hem ondanks zijn verzoek daartoe het dossier niet heeft toegezonden. Het beroep tegen de beslissing van de raad inzake de laatste twee klachtonderdelen wordt ongegrond verklaard. Het beroep tegen de beslissing van de raad inzake de eerste klacht slaagt. Aan verweerder wordt (alsnog) de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van 2 september 2024 in de zaak 240031 naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

gemachtigde: mr. R.E. Jonen

 

1    INLEIDING

1.1  In deze zaak is aan de orde of verweerder klager voldoende heeft geïnformeerd over zijn recht op gefinancierde rechtsbijstand. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij bij aanvang van de opdracht geen inschatting heeft gegeven van de te verwachten kosten en hem ondanks zijn verzoek daartoe het dossier niet heeft toegezonden. Het beroep tegen de beslissing van de raad inzake de laatste twee klachtonderdelen wordt ongegrond verklaard. Het beroep tegen de beslissing van de raad inzake de eerste klacht slaagt. Aan verweerder wordt (alsnog) de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.  

 

2    DE PROCEDURE 

 

Bij de raad van discipline

2.1    De raad van discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-442/A/A) een beslissing genomen op 18 december 2023. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:236 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het Hof van Discipline

2.3     Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 16 januari 2024 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.4    Verder bevat het dossier van het hof: -    de stukken van de raad;  -    het verweerschrift van verweerder.    2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 8 juli 2024. Daar zijn klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen.

 

3    FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1    Op 11 augustus 2021 heeft klager het kantoor van verweerder per e-mail benaderd en verzocht om rechtsbijstand met betrekking tot een geschil met de gemeente H. (hierna: de gemeente) over de huur van een bedrijfspand met bovenwoning. Diezelfde dag heeft een kantoorgenoot van verweerder, mr. Van der K, telefonisch contact met klager gehad en hem daarna per e-mail bevestigd dat zijn kantoor klager zou bijstaan in het huurgeschil met de gemeente en dat verweerder, die gespecialiseerd is in het huurrecht, de zaak zou oppakken.

3.2    Op 13 augustus 2021 heeft klager telefonisch met verweerder gesproken. Diezelfde dag heeft verweerder een opdrachtbevestiging en voorschotnota naar klager gestuurd ter hoogte van  € 1.633,50. In de opdrachtbevestiging staat onder meer het volgende: 

Declaraties zullen op maandelijkse basis digitaal worden verzonden. Ik verzoek jou hierbij zorg te dragen voor betaling binnen 14 dagen na ontvangst van de desbetreffende factuur. Graag wijs ik erop dat het kantoor geen zaken behandelt op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand (ook bekend onder de naam 'toevoeging') en dat jij bij het aangaan van de opdracht bewust hiervoor hebt gekozen. Dit betekent dat jij bewust afziet van gesubsidieerde rechtsbijstand indien achteraf mocht blijken dat jij hiervoor toch in aanmerking komt. Meer informatie over de gesubsidieerde rechtsbijstand kun je vinden op de website www.rvr.org.

Klager heeft de voorschotnota voldaan.

3.3    Bij e-mail van 25 augustus 2021 heeft klager verweerder gevraagd wie zijn dossier in behandeling zou nemen en wie zijn aanspreekpunt is. Verweerder heeft hierop diezelfde dag geantwoord: 

Ik zal jouw dossier in behandeling nemen. Derhalve ben ik ook jouw aanspreekpunt. Mocht dat nog niet duidelijk zijn geweest, excuus daarvoor. Ter zake de mededeling dat een collega van mij mee zal gaan naar de bespreking met jou, wijs ik erop dat ik jouw dossier samen met hem zal behandelen waarbij ik de verantwoordelijke advocaat ben en blijf. Uiteraard hoef jij niet voor twee advocaten te betalen. Mocht je niet willen dat mijn collega meewerkt in dit dossier, verneem ik dat graag.

3.4    Klager heeft hierop op 30 augustus 2021 geantwoord, voor zover relevant: 

Ik zou het fijn vinden en op prijs stellen als u zelf de zaak behandel[t] en het aanspreekpunt blijft.

3.5    Op 31 augustus 2021 heeft een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden op de locatie van het gehuurde pand in H. Verweerder heeft bij e-mail van 1 september 2021 de gemaakte afspraken bevestigd. Hij heeft klager voor zover relevant bericht: 

Voornoemde informatie heb ik nodig om een brief aan de gemeente voor te bereiden. Een concept schrijven stuur ik ter beoordeling naar jou toe. Wij hebben met elkaar afgesproken om te bezien of we tot een akkoord kunnen komen met de gemeente, maar dat we hieromtrent niet steeds brieven blijven schrijven. Daar ben jij niet mee geholpen. Als de gemeente niet reageert of niet tot een oplossing wil komen, zal helaas de rechtbank een beslissing moeten nemen in deze kwesties. Dan zal ik namens jou en in overleg met jou een procedure starten bij de rechtbank.

3.6    Op 23 september 2021, 6 oktober 2021 en 25 oktober 2021 heeft verweerder namens klager brieven gestuurd naar de gemeente. Klager heeft deze brieven vooraf in concept toegezonden gekregen en deze geaccordeerd bij e-mailberichten van respectievelijk 21 en 22 september 2021, 4 oktober 2021 en 22 oktober 2021.

3.7     Tijdens een bespreking tussen klager en verweerder op 9 november 2021 heeft klager verweerder laten weten een procedure tegen de gemeente te willen starten. Op 11 november 2021 heeft verweerder klager bericht een concept-dagvaarding te zullen opstellen, maar dat hij op een aantal punten nog bewijs nodig had ter onderbouwing van klagers standpunten en vorderingen. Op 19 november 2021 (08:24 uur) heeft klager verweerder bericht dat hij daar zo spoedig mogelijk op terug zou komen. Diezelfde dag (09:00 uur) heeft verweerder klager bericht de dinsdag daaropvolgend een concept-dagvaarding gereed te hebben. Hierop heeft klager verweerder bij e-mail van 19 november 2021 (15:43 uur) verzocht tot nader order alle werkzaamheden te staken. 

3.8    Op 25 november 2021 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. Verweerder heeft de klacht ter behandeling doorgezet naar de klachtenfunctionaris van verweerders kantoor. Op 10 december 2021 heeft verweerder klager - met de klachtenfunctionaris in cc - een antwoord gestuurd op zijn klacht. Verweerder kan zich niet vinden in de klacht van klager.

3.9    Op 20 december 2021 heeft klager verweerder gevraagd waarom alle brieven door verweerder zijn ondertekend, terwijl er op naam van mr. Van der K is gefactureerd. Verweerder heeft klager op 21 december 2021 uitgelegd dat dit een administratieve verwerking betrof, omdat mr. Van der K de verantwoordelijke advocaat is en verweerder de behandelend advocaat en dat alle werkzaamheden door hem als behandelend advocaat zijn verricht. Op 6 januari 2022 heeft klager hierop inhoudelijk gereageerd en verzocht om een oplossing voor de ontstane situatie. Hierop heeft verweerder in overleg met de klachtenfunctionaris op 2 februari 2022, voor zover relevant, als volgt gereageerd: 

Jij wenst graag op de kortst mogelijke termijn een procedure te starten tegen de gemeente. Ik sta je hierin graag bij. Op basis van de thans beschikbare informatie kan een dagvaarding worden opgesteld. Met verwijzing naar mijn eerdere berichten (bijv. mijn e-mail van 11 november 2021) dient er echter nog wel bewijs te worden verstrekt ter onderbouwing van jouw standpunten en vorderingen. Daarvoor ben en blijf ik van jouw input afhankelijk. In dit kader verneem ik bijvoorbeeld graag of er over de afgelopen periode nog relevante informatie is, dat van belang kan zijn voor de procedure. (…) Bij vervolging van onze samenwerking, is ons kantoor bereid tot het doen van een onverplichte tegemoetkoming om jouw onvrede weg te nemen, inhoudende dat kantoor een korting verleent op de reeds gefactureerde werkzaamheden van € 605,-- (inclusief BTW). Ten behoeve van het opstellen van de dagvaarding zal ik - conform kantoorbeleid - een voorschotbedrag vragen van  € 2.750,-- (inclusief 5% kantoorkosten en 21% BTW).

3.10      Bij e-mail van 3 februari 2022 heeft klager verweerder verzocht om een kostenindicatie te geven van een nog te starten procedure. Verder heeft klager gemeld dat de situatie met de gemeente een andere wending had gekregen en informatie hierover met verweerder gedeeld. 

3.11      Bij e-mail van 7 februari 2022 heeft verweerder een kostenindicatie gegeven van de nog te starten procedure. Verweerder heeft klager in dit verband geschreven: 

Hieronder geef ik een inschatting van de tijd/kosten voor het voeren van een procedure. Een overzicht van de volledige/daadwerkelijke kosten is lastig in te schatten, aangezien er geen zekerheid bestaat over hoe de procedure exact verloopt. Bijvoorbeeld, indien de gemeente zelf ook een vordering of vorderingen indient - wat ik overigens wel verwacht - zal dit meer kosten met zich brengen aangezien wij daar dan ook schriftelijk op moeten reageren. Desalniettemin heb ik een inschatting gemaakt. Hierin zitten in ieder geval de volgende werkzaamheden verdisconteerd: (…).Totaal: 22 uur (…).

3.12      Bij e-mail van 16 februari 2022 heeft klager, voor zover relevant, geantwoord: 

Als eerst betreur ik het feit dat je in beginstel noch in de aanloop naar - de aanpassing van de dagvaarding - de indicatie van de te verwachten kosten niet kenbaar hebt gemaakt met als gevolg een uitzichtloze financiële situatie. Als adviseur zul je vast ook begrijpen dat als de procedeerkosten hoger uitvallen dan de schade bedraagt, het niet reëel is om te gaan procederen. Hierin heb ik jouw oprechte advies als belangenbehartiger dan ook gemist. (…) Om een verdere verhitte discussie te voorkomen en om onze relatie goed af te sluiten en de zaak in der minne te regelen, stel ik voor om de door jou totaal gefactureerde kosten (…) te matigen met 50%, waardoor wij beide een offer brengen.

3.13      Verweerder heeft niet ingestemd met het voorstel van klager en heeft hem op 14 maart 2022 een tegenvoorstel gedaan met betrekking tot betaling van zijn facturen.

3.14      Op 14 maart 2022 is aan klager een toevoeging verleend in de zaak die verweerder aanvankelijk voor hem behandelde, maar welke is overgenomen door een andere advocaat. 

3.15      Op 3 april 2022 heeft klager verweerder, voor zover relevant, het volgende bericht gestuurd: 

Uit onderzoek is gebleken dat ik gezien mijn financiële situatie in aanmerking kom voor rechtshulp. Ik heb een toevoegingsaanvraag ingediend en deze is ondertussen goedgekeurd door de raad van rechtsbijstand. Gezien je geen gefinancierde rechtshulp voor mij hebt aangevraagd noch gevraagd hebt naar mijn financiële informatie zijn de facturen onterecht. Om onze relatie goed af te sluiten zonder tussenkomst van de orde van de advocaten, verzoek ik je hierbij om het totale betaalde bedrag van €2.286,90 binnen 14 dagen over te maken (…). Tevens verzoek ik u om mijn dossier toe te sturen.

3.16       Op voorgaand bericht van klager heeft de klachtenfunctionaris op 4 april 2022 gereageerd. Hij heeft klager, voor zover relevant, als volgt bericht: 

Graag verwijs ik u naar de bijlage, zijnde een aan u verzonden opdrachtbevestiging waarin uitvoerig (en schriftelijk) door [verweerder] op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand is ingegaan, en ten overvloede is bevestigd dat u zich ervan bewust bent dat deze zaak niet op zo'n basis zal worden behandeld en dat u daarvan (voor zover aan de orde) afstand hebt gedaan. Wat u in de onderstaande e-mail daarover heeft opgemerkt staat dus in het geheel niet in de weg aan betaling van de openstaande declaraties. Ik geef u hierbij nog eenmaal de kans met het zeer ruimhartige, onverplichte voorstel d.d. 14 maart 2022 van [verweerder] (…) akkoord te gaan. Dat akkoord zie ik graag uiterlijk a.s. woensdag per mail van u tegemoet. Bij uitblijven daarvan komt het voorstel te vervallen. Alsdan is geen schikking bereikt.

3.17     Verweerder heeft een incassobureau opdracht gegeven de openstaande factuur van het kantoor te incasseren. Verweerder heeft klager voor zijn werkzaamheden gedurende de behandeling van klagers zaak op 9 september 2021, 8 oktober 2021 en 9 november 2021 facturen gestuurd met urenspecificaties.    

3.18     Op 19 mei 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

3.19     Op 30 augustus 2022 heeft de secretaresse van verweerder klager bericht dat zij via WeTransfer het dossier naar hem had gestuurd. Op 7 december 2022 heeft verweerder het dossier van klager per post naar hem gestuurd. Klager heeft het dossier op 8 december 2022 ontvangen.

4    KLACHT

 

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en, voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat  a)    verweerder bij aanvang van de opdracht geen inschatting heeft gegeven van de te verwachten kosten;  b)    verweerder bij aanvaarding van de opdracht niet met klager heeft overlegd of hij in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand;  (…)  d)    verweerder ondanks het verzoek van klager, het dossier niet aan klager heeft toegezonden. 

 

5    BEOORDELING RAAD

 

5.1    Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de raad overwogen dat verweerder toereikend heeft toegelicht waarom hij in de onderhavige zaak niet direct een kostenindicatie heeft gegeven. Bij aanvang van de werkzaamheden was immers nog niet duidelijk welke werkzaamheden exact moesten worden uitgevoerd. Vooraf was niet in te schatten hoe de gemeente zich zou opstellen. Voor klagers stelling dat verweerder slechts één brief zou sturen en daarna een procedure zou starten, biedt het dossier onvoldoende grondslag. Bovendien heeft verweerder alle brieven die hij namens klager naar de gemeente heeft gestuurd steeds vooraf aan klager voorgelegd en pas na zijn akkoord verzonden. Toen verweerder namens klager begin 2022 een procedure wilde starten, heeft verweerder klager alsnog een indicatie gegeven van de kosten die daarmee gemoeid waren. Hoewel het zorgvuldiger was geweest als verweerder dit uit eigen beweging had gedaan, betekent het feit dat verweerder de kostenindicatie heeft gegeven op verzoek van klager niet dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover klager stelt dat hij niet meer kosten wilde maken dan de schade die hij vergoed zou kunnen krijgen, heeft verweerder toereikend aangevoerd dat bij aanvang van de zaak nog niet bekend was hoe groot de schade was die klager had geleden of nog zou lijden en dat dit ook nooit inzichtelijk is geworden. Dat klager bij aanvang van de werkzaamheden als voorwaarde voor het aanvangen van verweerders werkzaamheden had gesteld dat de kosten voor verweerders bijstand het schadebedrag niet mochten overschrijden, is volgens verweerder onjuist en is de raad ook niet op die manier uit het dossier gebleken. De raad heeft klachtonderdeel a) vervolgens ongegrond verklaard.

5.2    Ook klachtonderdeel b) heeft de raad ongegrond verklaard. Volgens de raad heeft verweerder gedragsregel 18 niet veronachtzaamd. In de opdrachtbevestiging staat dat het kantoor van verweerder geen zaken op basis van een toevoeging behandelt en dat klager heeft afgezien van  gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarnaast heeft verweerder ter zitting (onbetwist) toegelicht dat hij zijn cliënten er ook altijd mondeling op wijst dat zij mogelijkerwijs in aanmerking kunnen komen voor gefinancierde rechtsbijstand, maar dat het beleid van zijn kantoor is om dergelijke zaken niet te doen.  Verweerder heeft daarbij uitdrukkelijk aangevoerd dat hij, anders dan klager stelt, ook klager tijdens de eerste bespreking hierop heeft gewezen, juist omdat klager - hoewel hij een zakelijke klant was - mogelijk toch in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand nu hij als natuurlijk persoon de huurovereenkomst met de gemeente had gesloten.

5.3     Ook het laatste klachtonderdeel (d) heeft de raad ongegrond verklaard. Verweerder heeft pas maanden na het verzoek van klager het dossier naar klager gestuurd. Hiervan valt hem evenwel geen verwijt te maken, nu de correspondentie met klager op dat moment door de klachtenfunctionaris was overgenomen. Voor het overige heeft klager niet toegelicht welke stukken er ontbreken in het dossier. 

 

6    BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

 

Beroepsgronden klager

6.1    Klager voert aan dat verweerder hem bij aanvang van de werkzaamheden in algemene zin had moeten informeren over de te verwachten kosten, zelfs als de specifieke werkzaamheden nog niet helemaal duidelijk waren. Volgens klager was een proactieve houding bij aanvang van de zaak passend geweest om zo te voldoen aan de geldende normen van integriteit en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Klachtonderdeel a) dient volgens klager dan ook alsnog gegrond te worden verklaard. Klager voldeed aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Verweerder had klager moeten wijzen op die mogelijkheid en heeft door dit niet te doen niet gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De opvolgende advocaat van klager heeft – in dezelfde zaak – een toevoeging aangevraagd die ook is verleend. Klager is dan ook van mening dat klachtonderdeel b) gegrond dient te worden verklaard.  Dat geldt volgens klager ook voor klachtonderdeel d). Verweerder heeft niet het volledige dossier aan klager doen toekomen, essentiële stukken ontbreken. 

Verweer verweerder

6.2    Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.

 

7    BEOORDELING HOF

 

Omvang beroep

7.1 Vooropgesteld wordt dat het hof het beroepschrift van klager zo leest dat hij in beroep komt tegen de beslissing van de raad over de klachtonderdelen a), b) en d). Weliswaar gaat klager in zijn beroep met name in op diverse rechtsoverwegingen uit de beslissing van de raad waarin enkel stellingen van partijen zijn opgenomen, maar het hof leest hierin dat klager het niet eens is met het oordeel van de raad over die stellingen. Het verweer van verweerder dat klager te laat is met het maken van bezwaar tegen de diverse rechtsoverwegingen van de raad treft dan ook geen doel.  7.2 Nu klager zijn beroep niet richt op de beslissing van de raad over klachtonderdeel c) behoeft dit onderdeel geen bespreking. 7.3    Het hof ziet aanleiding om eerst klachtonderdeel b) te behandelen.  Ad klachtonderdeel b): voldoende geïnformeerd om de keuze voor rechtsbijstand op betalende basis te maken? 

7.4    Dit klachtonderdeel ziet op de vraag of verweerder in de opdrachtbevestiging kon volstaan met de passage dat zijn kantoor geen zaken behandelt op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand en dat klager bij het aangaan van de opdracht bewust daarvoor heeft gekozen. 

Maatstaf

7.5    De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

7.6    Regel 18 lid 1 van de Gedragsregels 2018 bepaalt dat de advocaat, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, verplicht is met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. 7.7    Regel 18 lid 3 bepaalt dat wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dit schriftelijk dient vast te leggen. Ook als een advocaat, om welke reden dan ook, een cliënt niet op toevoegingsbasis wil bijstaan, moet hij met zijn cliënt de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand overleggen. De cliënt kan dan op basis van volledige informatie beslissen door wie, en op welke basis, hij wil worden vertegenwoordigd. Als de cliënt afziet van zijn recht op een toevoeging, dan moet de advocaat zich ervan vergewissen dat zijn cliënt de consequenties van die keuze overziet (zie HvD 10 januari 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:19). Overwegingen

7.8    Klager stelt zich op het standpunt dat hij voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand en dat verweerder hem hierop had moeten wijzen. Pas toen het contact tussen klager en verweerder wat stroever verliep en klager vragen ging stellen over de facturen (en de tenaamstelling) is volgens klager aan de orde gekomen dat het kantoor van verweerder geen toevoegingszaken behandelt. Eerder heeft verweerder klager niet over het mogelijke recht op een toevoeging geïnformeerd, aldus klager. 

7.9    Volgens verweerder heeft klager aanvankelijk niet aan hem of zijn collega kenbaar gemaakt dat hij beperkte financiële middelen had en hem evenmin gevraagd om onderzoek te doen of hij in aanmerking zou kunnen komen voor een toevoeging. Het kantoorbeleid van verweerder is dat zaken niet op basis van gefinancierde rechtsbijstand worden behandeld. Verweerder heeft klager bij aanvang over dit kantoorbeleid geïnformeerd en dit beleid is ook schriftelijk vastgelegd in de opdrachtbevestiging die klager heeft ontvangen.

7.10    Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder klager voldoende heeft voorgelicht over zijn (mogelijke) recht op gefinancierde rechtsbijstand. Daartoe was verweerder wel gehouden, nu niet is gesteld of gebleken dat verweerder goede gronden had om aan te nemen dat klager daarvoor niet in aanmerking kwam. 

7.11    Klager heeft betwist dat verweerder hem tijdens het eerste contact heeft gewezen op de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand. In de opdrachtbevestiging staat weliswaar dat verweerders kantoor geen zaken op toevoegingsbasis behandelt en dat klager bewust afziet van gesubsidieerde rechtsbijstand, maar daaruit volgt naar het oordeel van het hof niet dat klager op een deugdelijk geïnformeerde wijze afstand van dat recht heeft gedaan. Uit die opdrachtbevestiging blijkt immers onvoldoende dat verweerder met klager de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand heeft besproken en zich er van vergewist heeft dat klager de consequenties van de keuze om af te zien van zijn recht op een toevoeging overzag. Voor zover verweerder voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden voor klager toegelicht zou hebben dat klager mogelijk in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand en na een bewuste afweging toch voor rechtsbijstand op betalende basis heeft gekozen, geldt dat tegenover de betwisting hiervan door klager de onduidelijkheid die hierover is ontstaan bij klager voor rekening en risico komt van verweerder. Het voorgaande maakt dat verweerder niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Dit betekent dat het beroep tegen dit klachtonderdeel gegrond zal worden verklaard.

Klachtonderdelen a) en d)

7.12 Ten aanzien van klachtonderdeel a) (geen inschatting geven van de te verwachten kosten) sluit het hof aan bij de overwegingen en beslissing van de raad hieromtrent en maakt deze tot de zijne.   Het beroep tegen dit klachtonderdeel treft dus geen doel.

7.13 Dat geldt ook voor het beroep van klager tegen de beslissing van de raad over klachtonderdeel d) (het niet toezenden van het dossier aan klager). Ook ten aanzien hiervan wordt aangesloten bij de overwegingen en beslissing van de raad hierover. Ook in hoger beroep heeft klager niet concreet toegelicht welke stukken er nog ontbreken.

Slotsom

7.14 Het beroep tegen de beslissing van de raad over de klachtonderdelen a) en d) wordt ongegrond verklaard en over klachtonderdeel b) gegrond verklaard.

 

8    MAATREGEL

 

Verweerder is tekortgeschoten in het geven van een goede voorlichting aan klager over zijn recht op gesubsidieerde rechtsbijstand. Bij gebreke van voldoende schriftelijke vastlegging kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft overlegd of klager in aanmerking zou kunnen komen voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, en indien dat het geval was, of klager een gewogen keuze heeft kunnen maken tussen bijstand op grond van een toevoeging of op betalende basis. Het hof acht daarom voor verweerder de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats.

 

9    PROCESKOSTEN

 

9.1 Omdat het hof de klacht alsnog gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager in eerste aanleg betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken na deze beslissing. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

9.2 Omdat het hof een maatregel oplegt, zal het hof verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:                                                                                                                                    a) € 50,- kosten van klager (forfaitair);  b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten; c) € 1.000,- kosten van de Staat.

9.3 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

9.4 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.

 

10    BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

10.1  vernietigt de beslissing van 18 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 23-442/A/A, voor zover het klachtonderdeel b) betreft;

en doet opnieuw recht:

10.2    verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

10.3 legt aan verweerder de maatregel op van een waarschuwing;

10.4    bekrachtigt de beslissing van 18 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 23-442/A/A, voor zover het klachtonderdelen a) en d) betreft;

10.5     veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald; 10.6 veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald; 10.7 veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.

Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024.  

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 2 september 2024.