Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2024:160

Zaaknummer

24-543/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen eigen advocaat. Klager heeft zijn klacht onvoldoende onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 23 september 2024 in de zaak 24-543/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 juli 2024 met kenmerk 2282948/JS/MvV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van klager van 1 augustus 2024 met bijlagen, door de raad ontvangen op 8 augustus 2024. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager heeft verweerster verzocht hem bij te staan in een aantal procedures bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).  1.2    Op 5 augustus 2022 heeft verweerster zich tot mr. H gewend en hem als volgt geschreven: “Zojuist heeft zich tot mij gewend [klager] met het verzoek hem bij te staan in de aanhangige beroepszaken bij de Raad voor Strafrechtstoepassing met kenmerken 2022/25335/GA en 2022/28212/GA. Als u tegen overname geen bezwaar heeft, wilt u mij dan de dossiers, de toevoegingsstukken en de urenspecificatie(s) toesturen. Graag hoor ik als er kwesties zijn die op korte termijn dringend de aandacht behoeven.” 1.3    Het antwoord van mr. H van 6 augustus 2022 op het verzoek van verweerster luidt als volgt: “Er valt niets meer over te nemen in beide zaken. In beide zaken zijn reeds de standpunten van de verdediging alsmede de PI ingediend. Enkel de uitspraken van de beroepscommissie in deze geheel schriftelijke procedures dienen nog te volgen. Derhalve zijn er geen werkzaamheden meer die over te dragen zijn.” 1.4    De zaken die verweerster voor klager heeft behandeld bij de RSJ, betreffen de zaken met kenmerken 22/30807/GA en 22/29654/GA. De zaak met kenmerk 22/30807/GA betrof het beroep tegen de uitspraak van de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht van de PI Veenhuizen, locatie Klein Bankenbosch. De procedure met kenmerk 22/29654/GA betrof een beroep tegen de uitspraak van de Commissie van Toezicht van de PI Zwolle en ging over een drietal klachten, te weten een ordemaatregel (Z1-2022-210) het verstrekken van informatie (Z1- 2022-277) en de wijze van geboden medische verzorging (Z1-2022-278). Verweerster heeft op verzoek van klager hiertegen beroep ingesteld en op 23 oktober 2022 een motivering bij de RSJ ingediend.  1.5    Op 21 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster zijn  belangen in de beklagzaken onvoldoende te hebben behartigd, door:  a)    Ten minste twee stukken achter te houden; b)    de medische klacht van klager (Z1-2022-278) in de beroepsprocedure onvoldoende te beargumenteren.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De klacht van klager heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster als de advocaat van klager. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdeel a) 4.2    Klager stelt zich in dit klachtonderdeel op het standpunt dat verweerster zijn belangen onvoldoende heeft behartigd door twee stukken achter te houden. Het gaat om een verweer van mr. H tegen dwangmedicatie en een e-mail aan de privacydeskmedewerker van de politie en klagers reactie daarop over klachten 2016/2017. 4.3    Dit klachtonderdeel faalt. Verweerster heeft onderbouwd aangevoerd dat zij begrijpt dat de verwijten van klager zien op de beroepsprocedure die verweerster voor klager heeft gevoerd tegen de uitspraak van de beklagcommissie van de PI Zwolle. Klager verwijt haar dat zij twee stukken zou hebben achtergehouden. Ten aanzien van een e-mail aan de privacydeskmedewerker van de politie en zijn reactie over klachten 2016/2017, heeft verweerster toereikend betoogd dat haar volledig onbekend is waar dit over gaat. Verweerster kan een dergelijk stuk op geen enkele wijze linken aan een zaak waarin zij klager heeft bijgestaan. Ook een verweer van mr. H dat (naar verweerster begrijpt) gaat over dwangmedicatie is verweerster niet bekend. Verweerster heeft ook geen zaak overgenomen van mr. H. Verweerster heeft mr. H wel benaderd in het kader van een overnameverzoek van twee lopende zaken bij de RSJ, maar mr. H had te kennen gegeven dat er in deze zaken niets viel over te nemen omdat het nog enkel wachten was op een uitspraak van de RSJ. Verweerster verwijst naar de e-mail van mr. H van 6 augustus 2022 (weergegeven onder de feiten). Een overname heeft daarom niet plaatsgevonden, aldus verweerster. Verweerster kan geen stukken verstrekken in een zaak waarin zij geen advocaat is geweest en er zijn door haar geen stukken achtergehouden in zaken waarin zij klager wel heeft bijgestaan.   4.4    Nu naar het oordeel van de voorzitter ook het klachtdossier verder geen feitelijke grondslag voor het verwijt van klager biedt, zal de voorzitter klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaren.  Klachtonderdeel b)  4.5    In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerster dat zij de belangen van klager  onvoldoende heeft behartigd door de medische klacht van klager (Z1-2022-278) in de beroepsprocedure onvoldoende te beargumenteren. Volgens klager is er aantoonbaar gefraudeerd in rapportages en processen-verbaal die over hem gaan. Van klager wordt ten onrechte het beeld gecreëerd dat hij chronisch psychotisch is. Dit blijkt echter nergens uit. Van een advocaat mag verwacht worden dat die opkomt voor de belangen van zijn cliënt en derhalve het volledige dossier opvraagt, dit leest en vervolgens beargumenteert waarom een en ander niet klopt. Dit heeft verweerster echter niet gedaan. Verweerster heeft ook niets gedaan met de informatie die hij verweerster ter beschikking heeft gesteld.  4.6    De voorzitter overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. De voorzitter is met verweerster van oordeel dat klager onvoldoende met bewijsstukken heeft onderbouwd waarom hij van mening is dat verweerster het beroep onvoldoende zou hebben beargumenteerd, terwijl in de overgelegde stukken ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijten. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, is ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond. 4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, volledig daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 23 september 2024