Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-09-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:229
Zaaknummer
24-529/AL/MN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2024 in de zaak 24-529/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 12 juli 2024 met kenmerk Z2228282/FM/SD.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 In een vonnis van 3 februari 2016 van de Rechtbank Midden-Nederland is klager veroordeeld tot betaling van de achterstallige premies ziektekosten.
1.2 Verweerder heeft klager (onder andere) bijgestaan in een geschil met zijn zorgverzekeraar over achterstallige premiebetalingen.
1.3 Op 21 april 2022 heeft klager een intakeformulier voor akkoord ondertekend waarin de volgende bepaling is opgenomen: Met ondertekening van deze checklist verleend u ons kantoor uitdrukkelijke toestemming om gelden die ten behoeve van u zijn betaald op onze derdenrekening te verrekenen met openstaande nota's.
1.4 In een e-mail van 1 juli 2022 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij een nieuw dossier zal openen en vraagt hij klager enkele documenten aan hem te sturen.
1.5 Verweerder heeft klager in een e-mail van 19 juli 2022 het volgende geschreven: andere: Zie hieronder mijn gezonden e-mailbericht, naar aanleiding van de inhoud van ons gesprek eerder vandaag. Aan zowel de zorgverzekeraar als ook aan de (opnieuw ingeschakelde) deurwaarder gezonden. (…) Het zou mooi zijn als u op korte termijn een voorstel kunt doen dat gebaseerd is op uw toekomstige salaris bij uw nieuwe werkgever, zodat er niet opnieuw door een deurwaarder gezocht zal worden naar beslagmogelijkheden. (…) Want ik ben bang dat het in dit geval gaat om een op een onherroepelijke (dus waar geen bezwaar / (hoger) beroep meer mogelijk is) titel gebaseerde vordering.
1.6 In een andere zaak waarbij verweerder de belangen van klager heeft behartigd, heeft verweerder op 15 september 2022 een e-mail van het Ministerie van Justitie en Veiligheid ontvangen, waarin het volgende is vermeld:
Hierbij wil ik u laten weten dat de Justitiële Informatiedienst (…) akkoord is met uw voorstel tot betaling van een bedrag ad € 1. 600, - tegen finale kwijting.
1.7 In een e-mail van 16 september 2022 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:
Zodra ik de overeengekomen betaling van € 1.600,- op mijn derdengeldrekening zal hebben binnengekregen (ik denk over ongeveer 2 weken) ga ik zo nodig met u over tot verrekening van dit bedrag met openstaande vorderingen van mij op u. Als er iets overblijft is de rest van u.
1.8 Verweerder heeft - als reactie op een e-mail van klager - in een e-mail van 4 oktober 2022 het volgende aan klager geschreven:
Inmiddels is het bedrag bijgeboekt. (…) Thans ga ik, zoals eerder aangekondigd, alsmede op grond van onze contractuele afspraken jegens u over tot verrekening. (…) Hieronder treft u een overzicht van openstaande facturen, de optelsom van al hetgeen u mij verschuldigd bent: € 1.494,80 (u heeft ondanks toekenning van bijzondere bijstand € 312,- nog niet aan mijn kantoor betaald).(…) Al deze facturen zijn thans door verrekening betaald. U zult geen herinneringen meer ontvangen. Er blijft voor u over (€ 1.600,- minus € 1.494,80 =) € 105,20.
1.9 Op 14 maart 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) niets in zijn zaak te doen;
b) het in strijd met de regelgeving onderhands ontvangen van gelden door openstaande rekeningen te verrekenen met gelden op de derdengeldrekening.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf 4.1 De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht tot uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De voorzitter toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
Klachtonderdeel a) 4.2 Klager stelt dat verweerder niets heeft gedaan in zijn zaak, behalve het sturen van één standaardbrief. Verweerder heeft dit verwijt betwist en hij heeft aangevoerd dat hij deze zaak professioneel, betrokken en deskundig heeft behandeld.
4.3 De voorzitter stelt op grond van de stukken in het klachtdossier vast dat verweerder in deze zaak meer heeft gedaan dan klager heeft betoogd. Nadat verweerder de zaak van klager heeft aangenomen en aan klager heeft gevraagd om hem de relevante stukken te sturen, heeft verweerder een advies aan klager gestuurd. Op 19 juli 2022 heeft verweerder vervolgens - na overleg hierover met klager - een brief aan de deurwaarder gestuurd. In die brief heeft verweerder verzocht om de rechtsgrond van de hoofdsom en de in rekening gebrachte kosten aan hem te doen toekomen en verweerder heeft in die brief verzocht om geen executiemaatregelen te treffen. In oktober 2022 heeft verweerder nogmaals een (aanvullend) schriftelijk advies aan klager gestuurd. Gelet op deze gang van zaken is niet gebleken dat verweerder niets voor klager heeft gedaan of op een andere manier niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel b) 4.4 Verweerder heeft zijn eigen declaratie verrekend met aan klager toekomend geld dat verweerder op zijn derdengeldrekening had ontvangen. Klager stelt dat deze verrekening in strijd is met de regelgeving.
4.5 De voorzitter overweegt hierover als volgt. Advocaten zijn met betrekking tot de kantoororganisatie gehouden tot naleving van de regels zoals bepaald in de Verordening op de Advocatuur (hierna: Voda). Artikel 19 lid 2 Voda bepaalt dat een advocaat erop toe dient te zien dat derdengelden door de stichting derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Artikel 19 lid 4 Voda bepaalt dat een advocaat met de rechthebbende schriftelijk kan overeenkomen dat derdengelden worden aangewend ter voldoening van een eigen declaratie. Artikel 6.19 lid 5 Voda bepaalt dat als een verrekening heeft plaatsgevonden, de advocaat dit schriftelijk aan de rechthebbende moet bevestigen. Uit de toelichting bij artikel 6.19 lid 4 Voda volgt dat voor verrekening van derdengelden met een eigen declaratie is vereist dat de cliënt hier expliciet mee instemt en dat de instemming schriftelijk is vastgelegd.
4.6 De voorzitter is van oordeel dat uit de inhoud van het hierboven onder de feiten genoemde intakeformulier van 21 april 2022 volgt dat verweerder en klager schriftelijk en overeenkomstig de bepaling van artikel 19 lid 4 Voda zijn overeengekomen dat derdengelden mogen worden aangewend ter voldoening van openstaande declaraties. Dat klager de inhoud van dit formulier niet heeft begrepen, zoals door hem is betoogd, is niet aannemelijk geworden. Daarbij acht de voorzitter van belang dat klager geen bezwaar heeft gemaakt tegen de e-mail van verweerder van 15 september 2022 waarin verweerder (nogmaals) heeft aangekondigd dat zodra het bedrag van € 1.600 op zijn derdengeldrekening staat, hij tot verrekening van dit bedrag met de openstaande vordering over zal gaan. Na de verrekening heeft verweerder dit ook (schriftelijk) aan klager bevestigd, waarmee verweerder ook aan de in artikel 6.19 lid 5 Voda genoemde verplichting heeft voldaan. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 23 september 2024