Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:232

Zaaknummer

24-594/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerster mocht als partijdig advocaat afgaan op de van haar cliënten verkregen informatie zonder nader onderzoek. Dat zij tijdens de zitting onjuiste feiten of standpunten heeft verkondigd, is de voorzitter niet gebleken. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2024 in de zaak 24-594/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 9 augustus 2024 met kenmerk K 23/175.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    In 2020 heeft klaagster, een vennootschap, een vakantiebungalow van EP Real Estate B.V. gekocht (hierna: EP). Gelijktijdig met de koopovereenkomst heeft klaagster een beheerovereenkomst gesloten met Resort L B.V. (hierna: Resort L). De beheerovereenkomst houdt kort gezegd in dat klaagster de aangekochte vakantiebungalow voor de duur van vijf jaar ter beschikking stelt aan Resort L en de verhuur volledig door haar laat regelen. 

1.2    Tussen klaagster en EP en Resort L is een geschil ontstaan.

1.3    Mr. W heeft namens klaagster op 28 maart 2023 EP en Resort L gedagvaard. Verweerster heeft namens gedaagden verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingediend. 

1.4    Op 15 november 2023 heeft bij de rechtbank Limburg de mondelinge behandeling plaatsgehad. Verweerster heeft ter gelegenheid daarvan haar spreekaantekeningen voorgelezen. Daarin stond onder meer opgenomen: 10. Voor zover aan de vorderingen van [klaagster] ten grondslag wordt gelegd dat [EP dan wel Resort L] invloed zou (kunnen) uitoefenen bij boekingen en zij boekingen zodanig zouden sturen dat woningen van EP eerst verhuurd zouden worden en pas daarna woningen van derden, is dat uit de lucht gegrepen. [Klaagster] stelt zelf dat zij dit idee heeft, maar dat is niet onderbouwd. Deze aanname is onjuist. [EP] dan wel Resort L hebben in principe geen recreatiewoningen in eigendom die worden verhuurd aan derden. Van het sturen van boekingen op die wijze kan dus geen sprake zijn. Ook van sturing van boekingen op een andere wijze is geen sprake. Het boekingssysteem kent een zogenaamd omzet-verdeelsysteem op basis waarvan boekingen evenredig worden verdeeld. Dit wordt steekproefsgewijs gecontroleerd en bevestigd door een verhuurpanel, bestaande uit afgevaardigde eigenaren uit belangenverenigingen van de verschillende parken. (…) 13 Op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 3 en lid 4 van de beheerovereenkomst, alsmede bijlage 2 bij die overeenkomst, is [klaagster] verplicht om beschadigd dan wel gebrekkig meubilair op verzoek van Resort L te herstellen. Doet zij dit niet, dan kan Resort L hiertoe zelf overgaan voor rekening en risico van [klaagster]. Voor zover [klaagster] stelt dat zij niet zou kunnen worden aangesproken, waarmee zij mogelijk bedoeld dat op haar geen herstelplicht rust, is dat aldus onjuist. Bovendien is in lid 1 van artikel 6 bepaald dat het de Eigenaar is, die verplicht is de woning in goede staat van onderhoud te houden. Meubilair wordt daar expliciet genoemd.  (…) 18 [EP] en Resort L kunnen de stellingen van [klaagster] omtrent het aantal woningen waarvoor de woning geschikt zou zijn niet volgen. Er lijkt geen discussie over te bestaan dat in de koopovereenkomst een 10-persoons woning overeengekomen is. Naderhand is tussen partijen overeengekomen dat deze woning voor wat betreft de verhuur aan derden zou worden aangeprezen als 8-persoons woning. Resort L ontving namelijk klachten van huurders (zie nadere productie 5) dat tien bedden verdeeld waren over slechts vier slaapkamers. [Klaagster] lijkt te menen dat voorgaande van belang is voor het aantal voorkeursboekingen. Dat is het niet; er is immers een vast rendement overeengekomen. Daarbij doen het aantal boekingen niet ter zake. Overigens begrijpt Resort L niet hoe voornoemde stelling van [klaagster] (randnummer 1.29 conclusie van antwoord in reconventie, [klaagster]) verband zou houden met de reconventionele vordering. Waar het Resort L om gaat is, zoals zij reeds heeft toegelicht in randnummer 59 en 60 van de conclusie van antwoord, dat er acht eetkamerstoelen z ouden moeten staan, welke stoelen niet beschadigd zijn en dus hersteld dan wel vervangen dienen te worden. (…)

1.5    Op 19 december 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

1.6    Bij vonnis van 20 december 2023 heeft de rechtbank de vorderingen van klaagster afgewezen, klaagster veroordeeld tot herstel en/of vervanging van het in haar vakantiebungalow aanwezige meubilair en klaagster in de proceskosten veroordeeld. Daartegen is hoger beroep ingesteld. 

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in haar spreekaantekeningen van de zitting van 15 november 2023 informatie te verstrekken waarvan zij wist, dan wel behoorde te weten, dat die onjuist was en aldus in strijd te handelen met gedragsregel 8. Toelichting: In punt 10 van haar spreekaantekeningen neemt verweerster het onjuiste standpunt in dat het boekingssysteem de boekingen evenredig verdeelt. In punt 13 van haar spreekaantekeningen neemt verweerster het onjuiste standpunt in dat de eigenaar (in dit geval klaagster) verplicht is beschadigd dan wel gebrekkig meubilair op verzoek van het park te herstellen. In punt 18 van haar spreekaantekeningen neemt verweerster het onjuiste standpunt in dat tussen partijen is overeengekomen dat de bungalow wat betreft de verhuur aan derden zou worden aangeprezen als een 8-persoons bungalow. Dat punt is volgens klaagster echter niet ter sprake gekomen tijdens een gesprek tussen klaagster en EP op 3 januari 2023;

b)    in strijd te handelen met gedragsregel 20. Toelichting: In punt 10 van haar spreekaantekeningen neemt verweerster voor het eerst het standpunt in over het boekingssysteem. Doordat verweerster deze stelling pas in haar spreekaantekeningen opnam en niet al in haar eerdere conclusie van antwoord, kon klaagster deze stelling tijdens de zitting niet inhoudelijk en onmiddellijk weerleggen. Dit heeft geleid tot een voor klaagster nadelige conclusie van de rechtbank. Daarnaast heeft verweerster in punt 13 van haar spreekaantekeningen de relevante informatie weggelaten dat er aanvullende afspraken waren die onderhoud van het meubilair uitsluit. Het weglaten van deze informatie heeft ook voor klaagster geleid tot een nadelige conclusie van de rechtbank.

 

3    VERWEER

Klachtonderdeel a) 3.1    Verweerster betwist dat zij stellingen heeft geponeerd die in strijd met de waarheid zijn. In de procedure, waarin klaagster door een advocaat werd bijgestaan, zijn over en weer ingenomen stellingen betwist.  Klachtonderdeel b)

3.2    Verweerster betwist dat zij in strijd met gedragsregel 20 heeft gehandeld. Die regel omhelst geen verplichting die ertoe zou moeten leiden dat alle stellingen van partijen reeds bij een conclusie van antwoord ingenomen dienen te worden. Klaagster heeft tijdens de zitting ook voldoende gelegenheid gekregen te reageren op de door verweerster namens haar cliënten ingenomen stellingen. Van benadeling van klaagster

 

4    BEOORDELING Maatstaf 4.1    Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.

4.2    De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

4.3    De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Klachtonderdeel a)

4.4    Uitgangspunt is dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn (gedragsregel 8). Klaagster beklaagt zich erover dat verweerster een aantal onjuiste feiten tijdens de zitting heeft gesteld en verwijst daartoe naar een aantal punten in haar pleitaantekeningen. Volgens klaagster heeft verweerster daarmee de rechter op het verkeerde been heeft gezet. Daartegen heeft verweerster verweer heeft gevoerd.  

4.5    Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerster zonder nader onderzoek afgaan op de van haar cliënten ontvangen feitelijke informatie en de stellingen namens haar cliënten poneren zoals zij dat heeft gedaan. Daarnaast treedt een advocaat als partijdige belangenbehartiger voor de cliënt op. Het had tijdens de zitting van 15 november 2023 op de weg van de advocaat van klaagster gelegen om tegen vermeende onjuiste feiten of onjuiste standpunten verweer te voeren. Het behoort verder niet tot de taak van de tuchtrechter om over de juistheid van standpunten in een civielrechtelijk geschil een oordeel te geven. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de voorzitter echter niet gebleken. Feiten of omstandigheden die dat standpunt onderbouwen, ontbreken. 

4.6    Nu een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster richting klaagster niet is komen vast te staan, zal de voorzitter klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond verklaren. 

Klachtonderdeel b) 4.7    Verweerster heeft het in het belang van haar cliënten en als partijdig advocaat het noodzakelijk geoordeeld om de standpunten tijdens de zitting in te nemen zoals deze zijn genoemd in haar pleitaantekeningen. Voor zover verweerster tijdens de zitting een voor klaagster nieuw standpunt heeft ingenomen, had het op de weg van de advocaat van klaagster gelegen om daartegen bezwaar te maken en verweer te voeren. Ook had de advocaat van klaagster aan de rechter kunnen verzoeken om nog de gelegenheid te krijgen om daarop schriftelijk bij akte te mogen reageren. Dat dit is gebeurd, kan de voorzitter op grond van stukken niet vaststellen. 

4.8    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster aldus niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klaagster geschonden. De voorzitter zal klachtonderdeel b) eveneens kennelijk ongegrond verklaren. 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.   

Griffier         Voorzitter

Verzonden op : 23 september 2024