Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-09-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:124
Zaaknummer
24-591/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klager heeft zich op 12 juni 2024, derhalve ruimschoots na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over de kwaliteit van verweerders dienstverlening tot de deken gewend. Niet is gebleken dat klager niet eerder dan op 12 juni 2024 heeft kunnen klagen. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 27 september 2024
in de zaak 24-591/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
gemachtigde:
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 7 augustus 2024 met kenmerk K24-068 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klagers ex-echtgenoot heeft in 2004 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Klager heeft zich gewend tot verweerder met het verzoek om hem bij te staan in de echtscheidingszaak, aan welk verzoek verweerder gehoor heeft gegeven.
1.2 Verweerder is per 31 december 2019 geschrapt van het tableau.
1.3 Op 12 juni 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
Verweerder heeft op 22 augustus 2008 tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd.
3. VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerder dat hij klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd. Klager heeft gesteld dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2008. De voorzitter stelt dan ook vast dat de klacht ziet op vermeend handelen of nalaten van verweerder in 2008.
4.2 De voorzitter overweegt dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.
4.3 Klager heeft zich op 12 juni 2024, derhalve ruimschoots na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerder tot de deken gewend. Niet is gebleken dat klager niet eerder dan op 12 juni 2024 heeft kunnen klagen. Dat klager naar eigen zeggen eerst recent door de Hoge Raad op de hoogte is gesteld van de mogelijkheid om een klacht in te dienen, maakt dit niet anders. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. Dat sprake zou zijn van de in artikel 46g lid 2 Advocatenwet bedoelde situatie is voorts gesteld noch gebleken.
4.4 De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 september 2024