Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:228

Zaaknummer

24-518/AL/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. klacht van advocaten. De voorzitter verklaard de klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2024 in de zaak 24-518/AL/A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

over

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 9 juli 2024 met kenmerk 2354785/JS/MvV. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster heeft namens haar cliënt op 9 februari 2023 een klaagschrift ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG) te Zwolle tegen de cliënten van klagers.

1.2    In het klaagschrift van verweerster wordt gesteld dat (medewerkers van de praktijk) van de cliënten van klagers, uit naam van voormalige patiënten van haar cliënt, brieven opstellen, ondertekenen en versturen. Ter onderbouwing van die stelling is onder meer als productie bij het klaagschrift een rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) ingebracht. 

1.3    Klagers hebben op 27 juni 2023 bij de deken in het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over verweerster en over mr. H. Zowel mr. H. als verweerster waren toen ingeschreven in het arrondissement Midden-Nederland. Het onderzoek naar beide klachten is ook verricht door de deken Midden-Nederland. Omdat verweerster inmiddels kantoor houdt in het arrondissement Amsterdam, is het klachtdossier over haar door de Amsterdamse deken ingediend bij de Raad van Discipline Amsterdam. In verband met de samenhang van de klachten is de voorzitter van het Hof van Discipline verzocht om deze klachtzaak voor verdere behandeling te verwijzen naar de Raad van Discipline Arnhem Leeuwarden. In een beslissing van 16 juli 2024 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline dit verzoek ingewilligd. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: niet te handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door richting het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg de cliënten van klagers te beschuldigen van valsheid in geschrifte.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    De vraag die eerst moet worden beantwoord, is of klagers een voldoende eigen en rechtstreeks belang bij deze klacht hebben. Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. 

4.2    De voorzitter is van oordeel dat daarvan niet is gebleken. Klagers verwijten verweerster dat zij de cliënten van klagers ten onrechte heeft beschuldigd van valsheid in geschrift. Dit gestelde verwijtbare handelen is gericht tegen de clienten van klagers en niet tegen klagers zelf. Als de cliënten van klagers van mening zijn dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens hen heeft gehandeld, dan kunnen zij daarover zelf een klacht indienen. De enkele omstandigheid dat klagers in deze procedure als advocaat hebben opgetreden, maakt niet dat zij een rechtstreeks eigen belang hebben. Feiten of omstandigheden op grond waarvan wel zou kunnen worden geconcludeerd dat klagers door het handelen van verweerster rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen, zijn niet aangevoerd. Het voorgaande betekent dat de klacht niet inhoudelijk zal worden besproken. De klacht wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.   

Griffier         Voorzitter

 

 

Verzonden op : 23 september 2024