Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-10-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:134
Zaaknummer
24-684/DB/GLD/W
Inhoudsindicatie
Wraking kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 7 oktober 2024
in de zaak 24-684/DB/GLD/W
naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechters, ingediend door:
verzoeker
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) is een klachtzaak aanhangig onder nummer 24-264/AL/GLD met verzoeker als klager. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2024 door mrs. G.F. van den Berg, H. van Katwijk, G.W. Roest, A.W. Siebenga en M. Tijseling. Bij brief, gedateerd 13 september 2024 en verzonden op 16 september 2024 om 00:00 uur, heeft verzoeker mrs. G.F. van den Berg, H. van Katwijk, G.W. Roest, A.W. Siebenga en M. Tijseling (hierna: de tuchtrechters) gewraakt.
1.2 De tuchtrechters hebben niet berust in de wraking.
1.3 De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de dossierstukken, waaronder het wrakingsverzoek van 16 september 2024 en de reactie van de tuchtrechters van 27 september 2024.
2. BEOORDELING
3.1 Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 513 Sv bepaalt dat het wrakingsverzoek dient te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag worden gelegd aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2 De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker zijn wrakingsverzoek, gedateerd 13 september 2024, één week na de zitting heeft ingediend op 16 september 2024 om 00:00 uur. Verzoeker heeft toegelicht dat het voor hem fysiek niet mogelijk was om het wrakingsverzoek eerder in te dienen. Het is de wrakingskamer echter niet gebleken dat verzoeker daadwerkelijk niet eerder in staat was om het wrakingsverzoek in te dienen. Verzoeker wijst weliswaar op een verklaring van zijn huisarts van 11 mei 2023 – waaruit volgt dat hij veel stress heeft gehad rond gerechtelijke procedures en de nasleep daarvan, waardoor zijn gezondheid achteruit is gegaan – maar daaruit volgt niet dat het voor verzoeker in september 2024 fysiek onmogelijk was om eerder een wrakingsverzoek in te dienen. De wrakingsgronden van verzoeker richten zich op de procedurele beslissingen die de raad ter zitting van 9 september 2024 heeft genomen. Verzoeker was bij die zitting zelf aanwezig en heeft, aldus het proces-verbaal en ook klagers eigen wrakingsgronden, ter zitting ook zijn ongenoegen geuit over deze beslissingen. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat klager op diezelfde zitting zijn wrakingsgronden naar voren had kunnen en moeten brengen. Het wrakingsverzoek is daarom niet tijdig gedaan.
3.2 Gelet op het voorgaande, is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek. Op grond van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline wordt op het wrakingsverzoek beslist zonder behandeling ter zitting.
BESLISSING
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
Aldus beslist door mr. E. Loesberg , voorzitter, mrs. M.M.C van de Ven en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024 .
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 7 oktober 2024