Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-10-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:253
Zaaknummer
240011
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging beslissing raad. Klacht over gebrekkige dienstverlening in strafzaken ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 4 oktober 2024 in de zaak 240011
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
1.1 De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-105/AL/GLD) een beslissing gewezen op 18 december 2023. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.
1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2023:363 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline 1.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 9 januari 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
1.4 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad; - het verweerschrift. 1.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 9 augustus 2024. Daar zijn klager en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht.
2 FEITEN
In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.
3 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door gebrekkige en nalatige diensten aan klager te verlenen in een aantal strafzaken.
4 BEOORDELING RAAD
De raad heeft overwogen dat klager verweerder als eerste verwijt dat verweerder niet bereid was om hem op de zitting van 20 februari 2020 bij te staan. Vast staat dat verweerder klager ruim drie weken vóór die zitting heeft bericht dat hij verhinderd was om daar aanwezig te zijn, waardoor hij hem in die procedure niet als raadsman kon bijstaan. De zitting ging over een vordering wijziging bijzondere voorwaarden die in de ogen van verweerder zonder meer zou worden toegewezen. Gelet op de onderbouwing van klager en de uitleg van verweerder is niet gebleken dat de beslissing van verweerder om klager niet op deze zitting bij te staan tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Ook in zijn communicatie daarover in de richting van klager is verweerder niet nalatig geweest. Een ander verwijt van klager gaat over het advies van verweerder aan klager om zijn medewerking te verlenen aan het opstellen van een multidisciplinaire rapportage en een reclasseringsrapportage. Verweerder heeft verklaard dat hij klager nooit heeft geadviseerd om mee te werken aan die rapportages. Omdat dat ook niet uit andere stukken volgt, kan de raad niet vaststellen dat verweerder dat advies heeft gegeven. Aan een oordeel over de juistheid van dat (door klager gestelde) advies komt de raad daarom niet toe. Ook het laatste verwijt, inhoudende dat het reclasseringsrapport fouten zou bevatten die verweerder onvoldoende (op de zitting) aan de orde zou hebben gesteld, is onvoldoende onderbouwd en is door verweerder (gemotiveerd) betwist. Omdat een feitelijke onderbouwing van dit verwijt ontbreekt, is de juistheid daarvan niet komen vast te staan.
5 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klager
5.1 Klager heeft aangevoerd dat de raad de processtukken niet, althans niet volledig, heeft meegenomen in zijn beoordeling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager zijn hoger beroep nog toegelicht aan de hand van de zes punten die hij in zijn oorspronkelijke klaagschrift aan de deken heeft geformuleerd.
Verweer in beroep
5.2 Verweerder heeft in zijn verweer in beroep verwezen naar hetgeen hij eerder naar voren heeft gebracht bij de deken en in de procedure bij de raad.
6 BEOORDELING HOF
Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad heeft gedaan. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.
7 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 18 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-105/AL/GLD.
Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. R. van der Hoeven en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 oktober 2024.