Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:223

Zaaknummer

24-478/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 16 september 2024 in de zaak 24-478/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

over

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 24 juni 2024 met kenmerk Z 2257693/MK/SD.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager huurde een woning van de cliënt van verweerder. Verweerders cliënt (samen met diens ex-partner) wilde de huurwoning verkopen waartoe klager werd verzocht om medewerking te verlenen aan de in dat kader noodzakelijke taxatie van de woning.

1.2    Klager heeft geweigerd om zijn medewerking te verlenen. De client van verweerder heeft klager daarom in kort geding gedagvaard.  

1.3    Op 19 mei 2023 is een verstekvonnis gewezen waarin klager is veroordeeld om op straffe van een dwangsom zijn medewerking aan de taxatie te verlenen. Klager heeft zijn medewerking niet verleend, op grond waarvan hij een bedrag van € 10.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd.

1.4    Vanwege de aanhoudende weigering tot medewerking van klager is een tweede kort geding tegen hem aangespannen. Tijdens de zitting van 8 augustus 2023 heeft klager gesteld dat verweerder een e-mail van 8 mei 2023 van taxateur de heer Van D. zou hebben vervalst.

1.5    Bij vonnis van 21 augustus 2023 is klager wederom veroordeeld tot medewerking waarbij in het vonnis ook een tijdelijke ontruimingsbevoegdheid voor de verhuurder is toegekend.

1.6    Klager heeft verzet tegen het verstekvonnis van 19 mei 2023 ingesteld. Op 22 augustus 2023 heeft de zitting plaatsgevonden. Bij vonnis van 5 september 2023 is klager niet ontvankelijk verklaard in zijn verzet.

1.7    Op 16 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door het in rechte verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist is.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Maatstaf 4.1    De klacht heeft betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.   Beoordeling klacht

4.2    Klager stelt dat verweerder informatie heeft verstrekt waarvan hij wist althans behoorde te weten dat die informatie onjuist was. Dit verwijt ziet (gelet op de onderbouwing van de klacht) op de van de taxateur afkomstige e-mail van 8 mei 2023 om 11.48 uur. Volgens klager heeft verweerder die e-mail vervalst. 

4.3    De voorzitter volgt klager niet in dit verwijt. Verweerder heeft betwist dat hij deze e-mail zou hebben vervalst of gemanipuleerd. Verweerder stelt dat deze e-mail van klager afkomstig is en dat klager deze zelf in het geding heeft gebracht. Gelet op deze (gemotiveerde) betwisting van de klacht is de juistheid van de stelling van klager niet vast komen te staan. Ook op grond van de door klager aangevoerde omstandigheden dat de taxateur en de gemachtigde van klager zouden hebben gezegd dat zij deze e-mail niet hebben kunnen terugvinden, kan niet de conclusie worden getrokken dat verweerder deze e-mail zou hebben vervalst. Dat blijkt ook niet uit andere stukken in het klachtdossier. Omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, wordt de klacht kennelijk ongegrond verklaard.   

4.4    In de klacht maakt klager verweerder nog twee andere verwijten. Deze zijn niet in de aanbiedingsbrief opgenomen. Voor zover klager deze verwijten handhaaft, is de voorzitter van oordeel dat ook deze geen doel treffen. 

4.5    Het eerste aanvullende verwijt houdt in dat verweerder de kantonrechter op het verkeerde been heeft gezet doordat hij een e-mail van de afdeling Vergunningen Toezicht & Handhaving van de gemeente Almere aan klager zou hebben weggelaten. Klager heeft dit verwijt niet onderbouwd en verweerder heeft hierover (onderbouwd met stukken) aangevoerd dat hij deze e-mail in een brief van 4 augustus 2023 zelf in het geding heeft gebracht, waarna de kantonrechter van deze e-mail kennis heeft genomen. Bij deze stand van zaken is dit verwijt en daarmee de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet vast komen te staan. 

4.6    Het tweede aanvullende verwijt luidt dat verweerder ten onrechte gebruikt heeft gemaakt van een proces-verbaal van bevindingen van de politie. Verweerder heeft hierover aangevoerd dat uit dit proces-verbaal blijkt dat de politie in het kader van de Opiumwet een inval in de woning van klager heeft gedaan en dat dat gegeven van belang was voor de stelling van zijn client. Naar het oordeel van de voorzitter stond het verweerder als partijdige belangenbehartiger vrij om dit proces-verbaal in het geding te brengen. Hij mocht daarbij afgaan op de juistheid van deze door zijn client aan hem verstrekte informatie. Klager is bovendien in de betreffende procedure in de gelegenheid geweest om op de inhoud van dit proces-verbaal en op de volgens klager onjuiste standpunten van verweerder te reageren. Gelet op het voorgaande wordt ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaard. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.

 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 16 september 2024.