Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:158
Zaaknummer
24-521/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerder mocht namens zijn cliënten sommeren om de overeenkomst na te komen, ongeacht welke van de twee ondernemingen nu precies de contractspartij was. Daarbij mocht verweerder aangeven de niet-nakoming voor te leggen aan de civiele rechter. Van onvoldoende distantie, belangenverstrengeling of ondoelmatig handelen is niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 september 2024 in de zaak 24-521/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 9 juli 2024 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2024/78 en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 13. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager van 21 juli 2024.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft besloten om zijn huis te voorzien van zonnepanelen. Daartoe heeft hij offertes van [ZS] B.V. aangevraagd. Op 15 juni 2023 heeft klager per e-mail aan [ZS] B.V. akkoord gegeven op de laatst gedane offerte van € 10.000,-. Gebleken is dat deze offerte niet van [ZS] B.V., maar van [ZR] B.V. was. [ZS] B.V. en [ZR] B.V. hebben (indirect) dezelfde aandeelhouders en bestuurders. Het is klager op 18 september 2023 gebleken dat de werkzaamheden door [ZR] B.V. zouden worden uitgevoerd in plaats van, zoals hij had beoogd, door [ZS] B.V. Op 19 september 2023 heeft klager per brief gericht aan [ZS] B.V. kenbaar gemaakt de opdracht te willen intrekken. 1.2 Verweerder staat zowel [ZR] B.V. als [ZS] B.V. bij als advocaat. 1.3 Bij brief van 4 oktober 2023 stelt klager de overeenkomst te vernietigen op basis van bedrog en dwaling. 1.4 Op 17 oktober 2023 heeft verweerder namens [ZR] B.V. gereageerd niet akkoord te gaan met de vernietiging en klager te houden aan de overeenkomst. Gesommeerd wordt om te bevestigen dat klager alsnog bereid is om de overeenkomst na te komen. Verweerder heeft ook aangeboden de overeenkomst te ontbinden voor een compensatie van € 5.000,-. 1.5 Diezelfde dag heeft klager op verweerder gereageerd dat hij geen overeenkomst met [ZR] B.V. heeft gesloten. Klager heeft verweerder gewezen op zijn e-mail van 15 juni 2023 aan [ZS] B.V. 1.6 Op 19 oktober 2023 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven: “De offerte waar u akkoord op hebt gegeven staat op naam van [ZR] B.V. Daar ben ik dan ook van uit gegaan. Kennelijk bent u van mening dat de overeenkomst niet is aangegaan met [ZR] B.V. maar met [ZS] B.V. Dat verandert naar mijn mening weinig aan uw positie want in dat geval zal [ZS] B.V. u aan de gemaakte afspraken houden.” Gesommeerd wordt om te bevestigen dat klager alsnog bereid is om de overeenkomst met [ZS] B.V. na te komen, voor het geval mocht komen vast te staan dat klager niet met [ZR] B.V. heeft gecontracteerd. Verweerder heeft ook aangeboden de overeenkomst te ontbinden voor een compensatie van € 5.000,-. 1.7 Op 20 oktober 2023 heeft verweerder aan klager geschreven: “Zoals u zeer goed weet heeft u op 15 Jun 2023 per e-mail de opdracht tot het leveren en plaatsen van de zonnepanelen verstrekt. Dat u eveneens van mening bent dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, kan enkel al blijken uit het feit dat u zich beroept op het intrekken van de opdracht en op vernietiging van de overeenkomst. Indien partijen niet in onderling overleg tot een schikking komen, zal de rechter uiteindelijk een oordeel moeten vellen over met wie u heeft gecontracteerd.” 1.8 Op 23 oktober 2023 heeft verweerder aan klager geschreven: “Ik zie niet in waarom ik u een email zou moeten toesturen die u zelf heeft verzonden en waarbij u de opdracht verstrekt. Uit de wijze waarop u reageert maak ik op dat u de overeenkomst niet zult nakomen en dat u ook niet ingaat op het voorstel dat aan u is gedaan om de zaak te schikken. U laat mij geen andere keus dan over te gaan tot dagvaarden” 1.9 Op 1 december 2023 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven: “Het is spijtig dat u het geschil tussen u en [ZR]/[ZS] nu op het persoonlijke vlak tussen u en mij trekt. Als advocaten kijken wij met een juridisch oog naar een geschil en vereenzelvigen wij ons niet met onze cliënt. In voorliggend geschil bent u per e-mail akkoord gegaan met het verstrekken van een opdracht. Daarbij kan vooralsnog in het midden worden gelaten aan wie u de opdracht heeft verstrekt, [ZR] B.V. dan wel [ZS] B.V. Dat u er zelf ook vanuit gaat dat er sprake is van een overeenkomst blijkt uit het feit dat u de vernietiging inroept van de overeenkomst. Al deze zaken wijzen er in beginsel op dat er een overeenkomst bestaat. Het staat cliënten vrij om uw gebondenheid aan deze overeenkomst te laten toetsen door een rechter. Of cliënten deze kwestie daadwerkelijk wensen te laten toetsen door de rechter, hebben zij in beraad. Zodra ik hier meer over weer, dan zal ik u nader berichten.” 1.10 Diezelfde dag heeft klager aangekondigd een klacht in te dienen tegen verweerder als de kwestie niet op 5 december 2023 om 9:00 uur tot klagers bevrediging is opgelost. 1.11 Op 4 december 2023 heeft verweerder aan klager geschreven: “In navolging van mijn schrijven van afgelopen vrijdag kan ik u berichten dat cliënten, [ZS] B.V. en [ZS] B.V., mij inmiddels als volgt hebben geïnformeerd. Cliënten bevestigen dat zij in het kader van de kwestie die met u speelt omtrent de levering en plaatsing van zonnepanelen op uw woning, geen verder acties zullen onder de voorwaarde dat partijen elkaar over en weer finale kwijting verlenen. Graag ontvang ik uw bevestiging inzake de finale kwijting jegens cliënten.” 1.12 Diezelfde dag heeft klager gereageerd niet akkoord te zijn met finale kwijting en dat verweerders cliënten een schadeclaim tegemoet kunnen zien. 1.13 Op 7 december 2023 heeft klager een bij de directie van het advocatenkantoor van verweerder een klacht ingediend. Op 8 januari 2024 heeft de klachtenfunctionaris gereageerd op de klacht. Op 9 januari 2024 heeft klager daarop gereageerd. De klachtenfunctionaris heeft daarop op 15 januari 2024 geantwoord. Op 1 februari 2024 heeft een gesprek tussen onder meer klager en verweerder op het advocatenkantoor van verweerder plaatsgevonden. 1.14 Op 6 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft onbetamelijk en niet integer gehandeld door zijn cliënten te faciliteren om klager op te lichten en daaraan deel te nemen, waardoor klager onnodig op kosten is gejaagd. b) Verweerder heeft bewust onwaarheden verkondigd waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist waren, door te stellen dat klager een overeenkomst met [ZR] B.V. had en daaraan – ook nog tijdens het gesprek van 1 februari 2024 en in zijn reactie op de klacht – vast te houden ondanks de ontkenningen van klager. c) Verweerder is niet onafhankelijk geweest door de belangen van zijn cliënt te blijven behartigen, waarmee hij zich vereenzelvigt met de onrechtmatige praktijken van zijn cliënten. d) Verweerder heeft opgetreden voor meer dan één partij die duistere en verstrengelde belangen hebben en heeft daarbij doelbewust mist gecreëerd over zijn hoedanigheid als advocaat. 2.2 Volgens klager heeft verweerder in strijd gehandeld met de kernwaarden in artikel 10a lid 1 onder a en d van de Advocatenwet en de gedragsregels 1, 2, 6, 8, 9 en 15. Klager heeft bovendien verzocht om met redenen omkleed uit te spreken of verweerder jegens klager de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. 2.3 Klager richt zijn klachten ook tot het kantoor van verweerder en de klachtenfunctionaris mr. L. Omdat klachten worden ingediend tegen individuele advocaten, kan in onderhavige zaak enkel worden geoordeeld over het handelen van verweerder. De voorzitter laat verwijten tegen anderen dan ook buiten beschouwing. Voor zover klager in zijn aanvullende e-mail met bijlage van 21 juli 2024 nieuwe klachtenonderdelen naar voren heeft gebracht, stelt de voorzitter vast dat deze klachtonderdelen niet aan de deken zijn voorgelegd. Omdat (nieuwe) klachten op grond van artikel 46c lid 1 van de Advocatenwet bij de deken moeten worden ingediend, zal de voorzitter deze nieuwe klachtonderdelen buiten beschouwing laten.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die de voorzitter bij de beoordeling daarvan hanteert, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Voorop wordt gesteld dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Beoordeling 4.2 De voorzitter is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk heeft gehandeld. De cliënt van verweerder, [ZR] B.V., heeft na het accepteren van een offerte gemeend een overeenkomst met klager te hebben. Die offerte zat kennelijk bij de stukken die [ZS] B.V. naar klager had gestuurd. Als verweerders cliënt [ZR] B.V. meende dat sprake was van een geldige overeenkomst, dan mocht verweerder als partijdige advocaat de nakoming daarvan afdwingen. Toen was gebleken dat klager de overeenkomst met [ZS] B.V. had willen aangaan, heeft verweerder die nakoming ook namens [ZS] B.V. afgedwongen. Hij was immers de advocaat van beide ondernemingen, die dezelfde (indirecte) aandeelhouders hadden. Dat klager zich door deze ondernemingen om de tuin geleid voelde is voorstelbaar, maar dat maakt niet dat verweerder niet meer mocht sommeren om de overeenkomst na te komen, ongeacht of dat namens [ZR] B.V. of [ZS] B.V. was. Verweerder mocht daarbij aangeven dat bij niet-nakoming de vraag welk van de twee ondernemingen nu precies de contractspartij was aan de civiele rechter zou worden voorgelegd. Daar is de civiele rechter namelijk voor bedoeld. Verweerder heeft gehandeld binnen de aan hem toekomende vrijheid in de behartiging van de belangen van zijn cliënten. 4.3 Niet is gebleken dat verweerder onvoldoende distantie heeft bewaard ten opzichte van zijn cliënten. Dat verweerder een standpunt in bleef nemen dat nadelig was voor klager, is daarvoor onvoldoende. Evenmin is gebleken dat [ZR] B.V. en [ZS] B.V. tegenstrijdige belangen hadden; beide ondernemingen wilden immers dat klager de overeenkomst zou nakomen. Zoals klager in zijn aanvullende stukken van 21 juli 2024 uitvoerig uiteen heeft gezet, hadden beide ondernemingen bovendien dezelfde (indirecte) aandeelhouders. Verder is het aan deze partijen zelf om te klagen over eventuele belangenverstrengeling van hun advocaat. 4.4 Tot slot is niet gebleken dat verweerder ondoelmatig heeft gehandeld door klager op onnodige kosten te jagen. Dat klager kosten heeft gemaakt, is niet gebleken. In zijn klacht stelt klager juist zelfredzaam te zijn geweest. Als er al kosten waren gemaakt, was dit bovendien niet onnodig geweest. Verweerder mocht namens zijn cliënt(en) immers sommeren tot nakoming van de vordering. 4.5 Op grond van het voorgaande, zal de voorzitter de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond verklaren. Omdat de klacht kennelijk ongegrond is, wijst de voorzitter het verzoek op grond van artikel 48 lid 9 van de Advocatenwet af.
BESLISSING De voorzitter: - verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond; - wijst het verzoek op grond van artikel 48 lid 9 van de Advocatenwet af.