Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-09-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:245
Zaaknummer
240061D
Inhoudsindicatie
De raad heeft het dekenbezwaar tegen verweerder gegrond verklaard en hem de maatregel van schrapping opgelegd, omdat verweerder (onder meer) onbereikbaar was voor de deken en voor cliënten, met de deken gemaakte afspraken niet nakwam en zich aan het toezicht van de deken onttrok. Verweerder is in hoger beroep gekomen met het verzoek aan het hof om hem niet de meest ingrijpende maatregel op te leggen. Het hof is van mening dat voortzetting van de praktijk van verweerder niet verantwoord is en bekrachtigt de uitspraak van de raad bij vervroeging.
Uitspraak
Beslissing van 20 september 2024
in de zaak 240061D
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
deken
1. INLEIDING
De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft het dekenbezwaar tegen verweerder gegrond verklaard en hem de maatregel van schrapping opgelegd, onder meer omdat verweerder onbereikbaar was voor de deken en voor cliënten, met de deken gemaakte afspraken niet nakwam en zich aan het toezicht van de deken onttrok. Verweerder is in hoger beroep gekomen met het verzoek aan het hof om hem niet de meest ingrijpende maatregel op te leggen. Het hof is echter van mening dat voortzetting van de praktijk door verweerder niet verantwoord is. Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en het oordeel van de raad. Daarna volgen de redenen waarom verweerder in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.2. DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
De raad heeft op het dekenbezwaar tegen verweerder (zaaknummer: 23-569/AL/NN/D) een beslissing gewezen op 22 januari 2024. In deze beslissing is het dekenbezwaar gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van schrapping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2024:3 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.Bij het hof van discipline
Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 15 februari 2024 ontvangen door de griffie van het hof.2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
de stukken van de raad; het verweerschrift van de deken; de brief met bijlagen van de deken van 2 september 2024. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 13 september 2024. Daar zijn de deken en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt mondeling toegelicht.3. FEITEN
Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld, nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten. Volgens BAR (Beheer Advocaten Registratie, de landelijke registratie van advocaten die voortkomt uit de samenwerking tussen de Nederlandse Orde van Advocaten, de Raad voor Rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand) heeft verweerder per 22 februari 2023 zijn kantoor verplaatst van Zeist in het arrondissement Midden-Nederland, naar zijn woonadres (waar hij voortaan ook kantoor zou houden) in het arrondissement Noord-Nederland. Op 16 maart 2023 is verweerder door de Orde van Advocaten verzocht de Opgave Nieuw Kantoor (ONK) in te vullen. Verweerder heeft op dat verzoek niet gereageerd, ondanks een rappel op 6 april 2023 en op 19 april 2023. Uiteindelijk heeft er op 20 april 2023 telefonisch contact met verweerder plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft verweerder toegezegd nu snel alles in orde te maken. Op 20 april 2023 heeft verweerder de ontvangst van de e-mail bevestigd en geschreven: “Ik zal dit weekend het formulier verder invullen en dan inzenden.” Verweerder is die toezegging niet nagekomen. Op 2 mei 2023 heeft een cliënt van verweerder een klacht bij de deken over verweerder ingediend. Die klacht hield, kort gezegd, in dat verweerder niet bereikbaar was. In het kader van die klachtbehandeling is namens de deken een aantal keer, tevergeefs, geprobeerd om contact met verweerder te krijgen. Verweerder is op 16 mei 2023 schriftelijk door de deken in kennis gesteld van de klacht en hij is opnieuw aangespoord om zijn administratie in orde te maken. Die brief van de deken luidt, voor zover relevant, als volgt:“Ten vervolge op mijn berichtje-mail aan u van 28 februari jl. is - na ontvangst van de verklaring ex art. 2 lid 6 Advocatenwet van de orde van advocaten Midden-Nederland - aan u een uitnodiging gestuurd voor het invullen van de Opgave Nieuw Kantoor. Ondanks twee reminders en uw telefonische toezegging van 20 april jl. heeft u die opgave nog niet ingevuld.
Inmiddels is er ook een klacht tegen u ontvangen (zaak 2235469). Naar aanleiding van het bovenstaande heb ik diverse malen getracht telefonisch met u in contact te komen. Aangezien van uw kantoor geen ander nummer bekend is dan 030-2040560, heb ik daarop een voice-mailbericht achtergelaten (op 8 en 10 mei jl.) met het verzoek contact op te nemen. Tot op heden is van u niet vernomen.
Hierdoor verzoek ik u om:
- uiterlijk 21 mei a.s. uw ONK-opgave in te vullen,
- in BAR uw actuele contactgegevens (telefoonnummer!) te vermelden,
- mij vóór 25 mei a.s. schriftelijk te berichten waarom u - desgevraagd - niet eerder heeft gereageerd.
De raad van de orde is hieromtrent in kennis gesteld en houdt het ervoor dat u, indien niet tijdig van u is vernomen, niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent. De raad zal de raad van discipline verzoeken te beslissen dat u als advocaat van het tableau wordt geschrapt (art. 8 e Advw.) als u niet binnen de gestelde termijnen heeft gereageerd.
Graag had ik eerst met u kennisgemaakt en u welkom geheten in Noord-Nederland. Ik had mij onze eerste contacten dan ook anders voorgesteld en ik hoop dtat het bovenstaande voor u reden is om snel in actie te komen.
Verweerder heeft in een e-mail van 24 mei 2023 gereageerd en toegezegd dat hij zijn omissies zal herstellen. Op 22 juni 2023 heeft de deken een nieuwe klachtzaak tegen verweerder ontvangen. Ook in het kader van die klachtbehandeling is verweerder telefonisch onbereikbaar en heeft hij niet gereageerd op meerdere ingesproken voicemails. Verweerder is op 29 juni 2023, 3 juli 2023 en 5 juli 2023 verzocht om telefonisch contact op te nemen. Uiteindelijk is er door het ordebureau telefonisch contact met verweerder geweest. In dat telefoongesprek heeft verweerder meegedeeld dat hij per 20 juli 2023 terugverhuist naar Midden-Nederland, met medeneming van zijn praktijk, en heeft hij toegezegd om daarvan een bevestiging in BAR te zullen laten zien. Dezelfde dag heeft de deken verweerder de volgende e-mail gestuurd:“Naar aanleiding van de e-mail van 25 mei jl. en de herinnering van 26 juni jl. hebben wij niet van u vernomen. Ook heb ik moeten constateren dat u het gevraagde niet heeft opgepakt.
Rechtsgebiedenregister
Zoals reeds aangegeven is registratie in het rechtsgebiedenregister per 1 maart 2020 verplicht. Ik verzoek u vriendelijk doch dringend om ten minste één rechtsgebied te registeren in het rechtsgebiedenregister, waarbij het van belang is dat u in 2022, of reeds in 2023, tenminste 10 juridische opleidingspunten op dit rechtsgebied heeft behaald. Op ‘Mijn Orde’ kunt u voor registratie zorgdragen. Daarnaast dient u uw registratie volgens het voorgeschreven model openbaar en publiekelijk toegankelijk bekend te maken op uw website. Voor de modellen verwijs ik u graag naar de website van de NOvA. Ik verzoek u mij per ommegaande te bevestigen dat u zich heeft geregistreerd in het rechtsgebiedenregister en dat u de registratie openbaar en publiekelijk toegankelijk bekend heeft gemaakt via het daarvoor verplicht gestelde model.
Stichting Derdengelden
Op uw website is nog niet vermeld dat u geen derdengelden kunt ontvangen. U wordt vriendelijk doch dringend verzocht om per ommegaande uw website aan te (laten) passen en mij te berichten zodra dat is gebeurd. Voorts verneem ik graag of uw briefpapier inmiddels wel is aangepast.
Verhuizing
Eerder vertelde u dat u per 20 juli zou verhuizen naar Midden-Nederland. Wij spraken af dat u mij een bevestiging van uw verhuizing zou sturen. Tot op heden heb ik niets ontvangen. Wilt u mij berichten per wanneer u gaat verhuizen?
Uw spoedige berichten wacht ik af. Daarbij wijs ik u erop dat de deken zich nog altijd zorgen maakt om uw bereikbaarheid en het niet nakomen van uw eerdere toezeggingen. Ik wijs u er ook op dat dit reden is voor een dekenbezwaar en verzoek u daarom nogmaals dringend uw gedane toezeggingen na te komen.”
3.9 Verweerder heeft op deze e-mail niet gereageerd, ook niet na een rappel. In een andere klachtzaak heeft verweerder ook niet gereageerd op berichten van de deken.
4. BEZWAAR
Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:a. onaanvaardbaar slecht bereikbaar te zijn;
b. zijn afspraken met de deken niet na te komen;
c. zich te onttrekken aan het toezicht;
d. op zijn website niet kenbaar te maken dat zijn kantoor niet beschikt over een derdengeldrekening;
e. op zijn briefpapier in strijd met de waarheid te vermelden dat zijn kantoor beschikt over een derdengeldrekening;
f. zich niet te registreren in het rechtsgebiedenregister.
5. BEOORDELING RAAD
5.1 De raad heeft overwogen dat verweerder geen verweer heeft gevoerd, waarmee de juistheid van de door de deken genoemde feiten en de bezwaren van de deken over verweerder vaststaat. Verweerder is voor de deken en zijn cliënten niet dan wel zeer slecht bereikbaar. Ondanks de meermaals door de deken geboden gelegenheid heeft hij niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Zelfs ten tijde van de zitting van de raad had verweerder (onder meer) de gevraagde financiële gegevens over zijn kantoor nog niet verstrekt. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen telkens niet nagekomen. Verweerder heeft op zijn website niet kenbaar gemaakt dat zijn kantoor niet beschikt over een derdengeldrekening, Hij heeft op zijn briefpapier in strijd met de waarheid vermeld dat zijn kantoor beschikt over een derdengeldrekening. Hij heeft zich niet geregistreerd in het rechtsgebiedenregister.
5.2 Verder heeft de raad overwogen dat verweerder de deken door zijn handelen en nalaten op ernstige wijze in haar toezichthoudende taak heeft gefrustreerd (gedragsregel 29) en niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft verweerder in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie en ook in strijd met de kernwaarden deskundigheid en integriteit (artikel 10a Advocatenwet). Verweerder heeft het de deken onmogelijk gemaakt om toe te zien op de naleving van de administratieplicht als bedoeld in de Voda. Dit nalaten duurt nog voort. Verweerder heeft zich vaak onbereikbaar gehouden voor de deken en voor zijn cliënten en heeft op klachten van cliënten over hem in het geheel niet gereageerd. Op de onderhavige dekenklacht heeft verweerder ook niet gereageerd en op de zitting van de raad is hij - zonder bericht van afmelding - niet verschenen. Ten tijde van deze zitting heeft de deken geen contact met verweerder kunnen krijgen en wist zij niet meer waar hij was. De aard en de ernst van deze feiten rechtvaardigen zonder meer een zeer zware maatregel. Gelet op de ernst van de feiten en omdat verweerder geen enkel inzicht in zijn situatie en uitleg over zijn handelen en nalaten heeft gegeven, is de raad van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De raad heeft de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd.
6. BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden verweerder
Verweerder erkent dat hij het met zijn opstelling de deken uiterst moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, heeft gemaakt om jegens hem haar toezichthoudende taak geloofwaardig uit te oefenen. Hij biedt hiervoor jegens de deken zijn verontschuldigingen aan. Hij wil alsnog zijn verweer voeren en verzoekt het hof om niet de meest ingrijpende maatregel op te leggen. Verweerder had een gezamenlijk kantoor met een andere advocaat, dat in 2022 is beëindigd. Verweerder wist niet dat hij een nieuw kantoor moest hebben en zette de praktijk voort met alleen een e-mailadres en met een gezamenlijke postbus en telefoon (met de andere advocaat). Hij nam geen nieuwe cliënten meer aan. Toen begin 2023 bleek dat hij een kantooradres moest hebben, heeft verweerder daartoe zijn huisadres in Noord-Nederland opgegeven. Toen moest hij zich ook in Noord-Nederland inschrijven. Hij wilde verhuizen naar Midden-Nederland en dat is per 1 augustus 2023 ook gebeurd. Verweerder heeft dit de deken gemeld. Met betrekking tot de verwijten van de deken voert verweerder het volgende aan.Rechtsgebiedenregister:
Het is juist dat verweerder zich niet heeft ingeschreven. Hij heeft wel steeds de punten gehaald voor de inschrijving sociaal. Dat hij niet als zodanig is ingeschreven, kan hem niet als verwijt worden aangedragen, omdat hij altijd heeft begrepen dat die inschrijving met name bedoeld is voor de rechtszoekende, die een bekwaam advocaat op het betreffende gebied wenst. Als het hof dat nodig vindt, is verweerder bereid zich alsnog in te schrijven.
Derdengelden:
De rekening derdengelden was niet meer nodig en is geschrapt. Dat is echter gebeurd kort na de bestelling van nieuw briefpapier, zodat op het briefpapier nog het oude rekeningnummer is vermeld. Nu het nummer niet meer bestaat, heeft het voor ontvangers van het papier geen zin om te weten dat het nummer niet meer van belang is. Overigens gebruikt verweerder het briefpapier in de praktijk niet, omdat alle schriftelijke communicatie per e-mail gaat.
Bereikbaarheid:
Verweerder erkent dat hij met name van februari 2023 tot en met november 2023 slecht bereikbaar is geweest en dat de deken haar taak jegens hem niet goed heeft kunnen uitoefenen. Verweerder zal niet langer slecht bereikbaar zijn en belt cliënten steeds terug.
Afspraken niet nagekomen:
Dit verwijt begrijpt verweerder niet goed. Voor zover verweerder weet, is hij met de deken overeengekomen om te verhuizen naar Midden-Nederland, waarmee hij klaar was met het afwikkelen van de inschrijving in Noord-Nederland.
Onttrekken aan toezicht:
Verweerder begrijpt dit verwijt. Hoewel hij het zelf niet zo heeft ervaren, ziet hij in hoe hij dit heeft opgeroepen.
Niet ter zitting verschenen:
Verweerder heeft zich niet gerealiseerd dat er een zitting was, waarvoor hij ook was uitgenodigd. Voor zijn verhuizing per 1 augustus 2023 is hij twee maanden bezig geweest met bijvoorbeeld het inkrimpen van zijn archief en zijn meubilair. Verweerder kreeg tijdens de verhuizing een beroerte of tia, waardoor hij geen idee meer had wat van hem verwacht werd. Pas nadat zijn zoon hem naar de huisarts en het ziekenhuis had gebracht, begreep hij dat er reden was om zich ziek te melden. Het had geen zin om een invaller te zoeken. Vrijwel alle resterende cliënten wachten nog op een zitting, waarna hun zaken afgewikkeld zouden zijn. Omdat er in eerste instantie geen zittingen waren, heeft verweerder ervoor gekozen af te wachten. Verweerder heeft niet gemerkt dat de deken een klacht heeft ingediend. Dat werd hem pas duidelijk toen hij de uitspraak van de raad ontving.
Verweer deken
De deken constateert dat verweerder de hem gemaakte verwijten erkent, althans niet ontkracht. De deken heeft na de zitting en/of de uitspraak van de raad geen contact meer met verweerder gehad. Het beroepschrift van verweerder was zijn eerste levensteken. Ook de deken Midden-Nederland heeft niet van verweerder vernomen. Om in aanmerking te komen voor een lichtere maatregel had verweerder er goed aan gedaan alle verzuimen inmiddels te repareren. Dat heeft hij niet gedaan.6.5 De deken licht het voorgaande als volgt toe:
Verweerder staat (ondanks de door hem gestelde verhuizing naar Soest) nog steeds ingeschreven in Noord-Nederland. Hij heeft zich ook nog steeds niet ingeschreven in enig rechtsgebied. Kennelijk kent hij de regels (art. 6.32 Voda) niet en heeft hij zich daarin nog steeds niet verdiept. Hoezo kan hem dat verwijt ‘niet worden aangedragen’? Voor wat betreft de normale opleidingspunten klopt het dat verweerder die in 2022 heeft gehaald, maar verweerder heeft niet voldaan aan de eisen van gestructureerd intercollegiaal overleg (website NOvA en art. 4.3b Voda). Verweerder blijkt ook zijn telefoonnummer niet te hebben geregistreerd als geheimhoudersnummer (art. 6.10 Voda). Het is juist dat een rekening derdengelden niet meer verplicht is, maar de advocaat moet wel kenbaar maken dat hij niet over een derdengeldenrekening beschikt (art. 7.4 Voda). Verweerder heeft dat nog steeds niet gedaan. Als verweerder niet heeft ‘gemerkt’ dat de deken een klacht had ingediend, heeft hij minstens vijf brieven/e-mails gemist: twee aankondigingen van een dekenbezwaar, het dekenbezwaar zelf en twee berichten over de zittingsdatum bij de raad. Weet verweerder zeker dat hij geen zittingen van cliënten heeft gemist? De bij het ordebureau binnengekomen klachten van cliënten over de onbereikbaarheid van verweerder staan in schril contract met zijn mededeling dat hij altijd meteen terugbelt. Enige dagen voor het verstrijken van de appeltermijn is het ordebureau gebeld door een wanhopige cliënte, die geen contact met verweerder kon krijgen. Op 13 maart 2024 heeft een advocaat om bemiddeling verzocht voor afwikkeling van een toevoeging, omdat hij op geen enkele manier contact kon krijgen met verweerder. De onbereikbaarheid van verweerder is nog even problematisch als ten tijde van de zitting bij de raad.7. BEOORDELING HOF
Verweerder heeft ter zitting van het hof bevestigd dat zijn hoger beroep alleen is gericht tegen de zwaarte van de door de raad opgelegde maatregel. Verweerder zou graag nog enige tijd advocaat blijven om de paar zaken die hij nog onder zich heeft voor zijn cliënten af te wikkelen. Verweerder lijkt daarbij echter niet goed te begrijpen welke verwijten hem door de deken worden gemaakt en aan welke regels een advocaat zich dient te houden. Hij heeft niets gedaan om de hem door de deken en de raad verweten verzuimen te repareren en hij heeft geen verklaring voor die verzuimen en zijn stilzitten. Er valt dan ook sinds de uitspraak van de raad geen enkele verbetering in de situatie te constateren, integendeel. Zo is verweerder ruim een jaar geleden (terug)verhuisd naar Midden-Nederland, maar staat hij nog steeds als advocaat ingeschreven in Noord-Nederland op zijn voormalig woonadres. Daar wonen inmiddels al geruime tijd andere mensen en op dat adres is verweerder dus niet bereikbaar. De deken heeft inmiddels twee maal een last onder dwangsom opgelegd, waaraan verweerder geen gehoor heeft gegeven. Verweerder blijkt niet te weten wat er wel of niet op zijn website staat vermeld, want hij heeft die website naar eigen zeggen “eerlijk gezegd nooit echt gebruikt”. Verweerder reageert ter zitting niet of nauwelijks op een opsomming door de deken van alle regels en vereisten waaraan verweerder niet heeft voldaan. Verweerder lijkt totaal niet (meer) te beseffen wat de organisatie van een advocatenpraktijk inhoudt, wat er aan zijn organisatie schort en wat de ernst hiervan is. Dit alles baart het hof zeer ernstige zorgen. Nog zorgwekkender acht het hof echter dat verweerder meent zijn (weinige) cliënten nog wel te kunnen bijstaan. Verweerder blijkt voor die cliënten nog steeds niet bereikbaar te zijn. Een mobiele telefoon heeft verweerder niet voor zijn praktijk en de vaste telefoon kan hij (uiteraard) alleen opnemen als hij thuis is. Bij de deken komen over verweerders onbereikbaarheid nog steeds klachten binnen, zo ook nog in de week voorafgaand aan de zitting bij het hof, van een cliënte voor wie op zeer korte termijn een zitting bij een gerechtshof is gepland. Verweerder verklaarde hierover dat hij naar aanleiding van een e-mail van de cliënte had geagendeerd dat hij haar moest bellen, maar dat hij daar (meerdere weken na die e-mail) nog niet aan toegekomen was. Gelet op het voorgaande heeft het hof er geen vertrouwen in dat verweerder in staat is om zijn nog lopende zaken voor cliënten op een correcte wijze af te wikkelen. Hij heeft problemen met het agenderen van zaken, met het (na)bellen van cliënten en dat alles kan een inhoudelijke behandeling van zijn zaken ook niet ten goede komen. Verweerder heeft een lange carrière als advocaat achter zich, die hij tuchtrechtelijk zonder veel kleerscheuren heeft doorlopen en het hof heeft sympathie voor zijn wens om op een andere manier afscheid van het vak te nemen. Met de raad is het hof echter van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder nog langer als advocaat de praktijk uitoefent. De beslissing van de raad zal dan ook bekrachtigd worden. Het hof ziet in haar zorgen over de praktijkvoering van verweerder ook aanleiding om bij vervroeging op de kortst mogelijke termijn uitspraak te doen.8. PROCESKOSTEN
Omdat het hof een beslissing bekrachtigt waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:a) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
b) € 1.000,- kosten van de Staat.
Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.9. BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 22 januari 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-569/AL/NN/D; bepaalt dat de schrapping ingaat op 25 september 2024; veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.Deze beslissing is genomen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. M.S.A. van Dam, K. van Dijk, G.J.K. Elsen en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024.