Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-09-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:156
Zaaknummer
24-586/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij in een familierechtzaak; Van schending van gedragsregel 8 is niet gebleken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 16 september 2024 in de zaak 24-586/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 6 augustus 2024 met kenmerk 2314297/JS/MvV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klaagster en haar ex-partner zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster staat in deze procedure de ex-partner van klaagster als advocaat bij. Klaagster wordt bijgestaan door mr. Van R. 1.2 Bij e-mail van 19 januari 2024 heeft verweerster mr. Van R het volgende geschreven, voor zover relevant: “Omgang Wat betreft de omgang vindt cliënt het zeer opmerkelijk dat uw cliënte haar bedenkingen heeft bij de omgang terwijl uw cliënte bovengenoemde agressieve en dreigende gedragingen laat zien. Cliënt heeft al vaker aan uw cliënte aangegeven dat het niet klopt dat hij met een minderjarige zou chatten. Deze beschuldiging is dan ook nergens op gebaseerd en zeer ernstig. Uw cliënte heeft meermaals gedreigd om dit soort zaken te versturen naar het werk en familieleden van cliënt. Uw cliënte dient hiermee te stoppen anders zal cliënt zich bezinnen op een eventuele smaad/lasterprocedure.” 1.3 Op 20 februari 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 1.4 Op 27 februari 2024 heeft klaagster een e-mail gestuurd naar familieleden van haar ex-partner. Daarin staat het volgende, voor zover relevant: “Op 26 november heb ik het besluit genomen het huwelijk met Piet te beëindigen. Reden hiervoor is de constatering dat piet grensoverschrijdende, seksueel getinte contacten onderhield met een meisje van 16 De bewijzen hiervoor heb ik tijdig kunnen veiligstellen, maar desondanks blijft Piet ontkennen. Omdat ik vind dat jullie recht hebben op de waarheid, doe ik jullie hierbij enkele berichten toekomen, waarvan de inhoud voor zich spreekt.” 1.5 Op 7 maart 2024 heeft verweerster namens de ex-partner een verweerschrift tevens houdende aanvullende verzoeken ingediend. Daarin staat, voor zover relevant, het volgende: “4. De vrouw lijkt zich op het standpunt te stellen dat vanwege vermeend seksueel grensoverschrijdende berichten naar jonge vrouwen de kinderen niet aan de man kunnen worden toevertrouwd, desalniettemin is dit wel wat zij feitelijk doet en blijkt nergens uit dat de man niet in staat zou zijn om de zorg van de kinderen op zich te nemen. Bovendien stelt de vrouw dit vermeende grensoverschrijdende gedrag maar legt zij hier geen bewijs van over. De vrouw is al verzocht om te stoppen met dit soort ernstige aantijgingen terwijl ze hiervan geen bewijs overlegd. Nota bene, de vrouw heeft deze ernstige aantijgingen zelfs per e-mail verstuurd naar een deel van de familie van de man. De man heeft hierom op advies van een strafrechtadvocaat op donderdag 7 maart 2024 een afspraak met de politie ingepland om ofwel een melding te maken van de vermeende chantage en smaad en laster van de vrouw ofwel om hiervan aangifte te doen. Daarbij stelt de man zich op het standpunt dat hij geen seksueel appcontact met (een) minderjarige(n) heeft gehad.” 1.6 Klaagster heeft bij haar repliek screenshots van appberichten overgelegd waaruit volgens klaagster blijkt dat haar ex-partner seksueel getinte grensoverschrijdende contacten heeft gehad met een zestienjarige.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij in haar e-mail van 19 januari 2024 (weergegeven onder 1.2) en in het verweerschrift van 7 maart 2024 (weergegeven onder 1.5) ten onrechte heeft geschreven dat haar cliënt - de ex-partner van klaagster - geen contact heeft gehad met een zestienjarig meisje. Uit de door haar in de klachtprocedure overgelegde chat/appberichten blijkt namelijk wel degelijk dat haar ex-partner seksueel getinte grensoverschrijdende contacten heeft gehad met een zestienjarig meisje. 3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Maatstaf 4.1 De klacht gaat over het handelen van verweerster als de advocaat van de wederpartij van klager. Een advocaat van de wederpartij heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van de cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met de cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel b) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van haar cliënte moet behartigen op grond van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verschaft, en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor haar cliënte wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van haar cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.2 Op grond van gedragsregel 8 dient de advocaat zich zowel in als buiten rechte te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. 4.3 In familiekwesties moet de advocaat daarnaast waken voor onnodige polarisatie tussen de partijen. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, waaronder vooral belangen van (minderjarige) kinderen. Oordeel 4.4 Klaagster heeft een aantal citaten aangehaald uit stukken van verweerster (de e-mail van 19 januari 2024 en het verweerschrift van 7 maart 2024) waarin verweerster volgens klaagster bestrijdt dat haar cliënt contact heeft gehad met een zestienjarig meisje. 4.5 De voorzitter overweegt dat verweerster in de overgelegde stukken niet haar eigen standpunt naar voren brengt, maar steeds het standpunt van haar cliënt verwoordt. Zo constateert verweerster in haar e-mail van 19 januari 2024 aan de advocaat van klaagster (mr. Van R) slechts dat klaagster via haar advocaat haar cliënt ervan heeft beticht dat hij contact heeft gehad met een zestienjarige, maar dat de advocaat van klaagster noch in zijn processtukken noch in zijn e-mail hiervan bewijs heeft overgelegd. Verweerster beweert verder, anders dan klaagster stelt, niet stellig dat er geen bewijsstukken zijn, maar stelt slechts vast dat er tot op heden door klaagster dan wel door haar advocaat geen bewijsstukken zijn overgelegd. Wat betreft verweersters citaat in het verweerschrift van 7 maart 2024 brengt verweerster ook hierin enkel het standpunt van haar cliënt naar voren. De voorzitter overweegt dat het verweersters taak is om het standpunt van haar cliënt te verwoorden. Daarbij mag verweerster afgaan op de juistheid van de informatie die haar cliënt haar heeft verschaft. Niet gebleken is van een uitzonderingsgeval waarin verweerster gehouden was de juistheid van de informatie te verifiëren. 4.6 Evenmin is gebleken dat verweerster bij het verwoorden van het standpunt van haar cliënt gedragsregel 8 heeft geschonden. Klaagster heeft in de klachtprocedure bepaalde appgesprekken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat er seksueel getint appcontact is geweest tussen de ex-partner van klaagster en een minderjarig meisje. Deze berichten rechtvaardigen echter niet het oordeel dat verweerster daarmee gedragsregel 8 zou hebben geschonden. Voor die toets is immers relevant of verweerster in de onderliggende civiele procedure feiten naar voren heeft gebracht waarvan zij op dat moment wist, dan wel behoorde te weten dat deze niet juist zijn. Dat is met het overleggen van deze berichten in de klachtprocedure onvoldoende komen vast te staan. Verweerster heeft toegelicht dat zij een deel van overgelegde appberichten van haar cliënt had ontvangen, maar dat zij het op de tweede pagina afgedrukte appgesprek niet eerder heeft gezien. Uitsluitend op die pagina wordt gesproken over de leeftijd van het meisje. 4.7 De voorzitter komt gelet op voorgaande feiten en omstandigheden tot de slotsom dat verweerster binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die zij als advocaat wederpartij geniet en dat verweerster derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klaagster. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: - de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 16 september 2024