Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:219

Zaaknummer

24-520/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk voor zover de verwijten zien op het handelen van verweerster van vóór 30 november 2020. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Verweerster heeft gehandeld zoals dat van een advocaat wordt verwacht, binnen de aan haar toekomende vrijheid.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 9 september 2024 in de zaak 24-520/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 9 juli 2024 met kenmerk K 23/162, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 01 tot en met 05. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 23 juli 2024.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    De moeder van klager is op 6 december 2016 overleden. Verweerster treedt op namens de broer van klager, die net als klager een van de erfgenamen is.

1.2    Op 11 november 2020 heeft verweerster kenbaar gemaakt dat zij optreedt als advocaat van de broer en bij klager nagevraagd of hij in kon stemmen met de verkoop van de percelen uit de nalatenschap en het afvoeren van een auto naar de sloop. Verweerster heeft daarbij een volmacht meegestuurd die klager kon ondertekenen.

1.3    Op 30 november 2020 heeft klager op het voorstel gereageerd. Kort samengevat heeft klager aan de door verweerster voorgestelde volmacht niet te tekenen maar dat hij wel betrokken wil zijn bij de verkoop van de percelen. De auto mag van klager worden verkocht en anders naar de sloop worden gebracht.

1.4    Op 21 juni 2022 heeft verweerster een dagvaarding laten betekenen aan klager. 

1.5    Op 6 april 2023 heeft klager bij de deken aangekondigd een klacht te willen indienen over verweerster. Klager heeft de lopende procedure willen afwachten alvorens de klacht daadwerkelijk in te dienen. 

1.6    Op 18 april 2023 is de zaak ter zitting behandeld en is een minnelijke regeling getroffen.

1.7    Op 22 november 2023 heeft klager een klacht ingediend bij de klachtenfunctionaris van verweersters kantoor. Op 29 november 2023 heeft de klachtenfunctionaris kenbaar gemaakt dat de klachtenregeling niet van toepassing is voor klager, omdat hij geen cliënt is (geweest).

1.8    Op 30 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft gewekt vertrouwen geschonden en is toezeggingen niet nagekomen; b)    Verweerster maakt misbruik van haar positie en bevoegdheden als advocaat; c)    Verweerster heeft een minnelijke regeling ondergeschikt gemaakt aan een proces bij de rechter; d)    Verweerster heeft zich niet doelmatig ingezet in het belang van partijen;

2.2    Klager heeft aan zijn verwijten de volgende punten ten grondslag gelegd: Verweerster heeft een 77 pagina’s tellend document gestuurd, waarvan meerdere pagina’s ontbraken. Verweerster meende klager daarmee ‘even’ te kunnen commanderen om binnen twee weken te reageren. Zij is haar toezegging om de zaak niet voor te leggen aan een rechter en een minnelijke oplossing te bereiken niet nagekomen. Verweerster heeft nooit gereageerd op klagers brief van 30 november 2020. Ze heeft klager gedagvaard op zijn verjaardag om hem te pesten, terwijl het bovendien een verzoekschriftprocedure moest zijn. Ze heeft daarmee ernstig misbruik gemaakt van haar bevoegdheden om een derde in klagers woning te laten binnendringen, waardoor de rust en vrede is verstoord. Verweerster heeft stiekem contact gehad met de executeur en heeft niets gedaan om de belangenverstrengeling bij de executeur te voorkomen. Verweerster heeft ook opdracht gegeven aan de taxateur om geen medewerking te verlenen aan klager, waardoor zijn preferente aankoopoptie opzettelijk is gefrustreerd. Klager meent dat verweerster discrimineert en bevooroordeeld is. Ook was zij niet deskundig, want ze wilde de percelen verkopen op basis van drie jaar oude taxaties. Op de zitting van 18 april 2023 heeft verweerster ook de waarheidsvinding ernstig gefrustreerd door ongevraagd te interveniëren over de declaratiewijze van de executeur.

2.3    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht, stelt klager dat hij zijn klacht tijdig heeft ingediend. Met zijn aankondiging om een klacht in te dienen van 6 april 2023 heeft klager de termijn gestuit. Ook is zijn klacht pas ontstaan bij het uitbrengen van de dagvaarding van 21 juni 2022, zodat klager tijdig heeft geklaagd.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft zijn klacht ingediend op 30 november 2023. Voor zover de verwijten zien op het handelen van verweerster van vóór 30 november 2020, is klager niet-ontvankelijk in zijn klacht op grond van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Anders dan klager stelt, bestaat er geen mogelijkheid om de vervaltermijn van drie jaar uit voornoemd artikel te stuiten.

4.2    Voor zover de klacht ziet op het handelen van daarna, geldt dat die vermeende gedragingen – voor zover zij al zijn komen vast te staan – niet klachtwaardig zijn. Verweerster heeft gehandeld zoals dat van een advocaat wordt verwacht, binnen de aan haar toekomende vrijheid om de belangen van haar cliënt te behartigen. Haar analyse om in deze zaak op verzoek van haar cliënt te procederen in plaats van het verder nastreven van een minnelijke regeling is niet onbegrijpelijk, aangezien klager niet heeft ingestemd met het voorstel en gelet op de door verweerster geschetste familie-voorgeschiedenis. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  -    de klacht, voor zover gericht op het handelen van verweerster van vóór 30 november 2020, niet-ontvankelijk; -    de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.

Griffier         Voorzitter

 

 

Verzonden op : 9 september 2024