Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:161
Zaaknummer
24-494/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerster heeft zich aan de opdracht gehouden en heeft op verzoek van klager een persoonlijk gesprek met de president en behandelend raadsheer geregeld. Het stond verweerster vrij daarna te concluderen dat zij niets meer voor klager kon doen. Van het optreden als klachtenfunctionaris in de eigen zaak is geen sprake.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 september 2024 in de zaak 24-494/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 27 juni 2024 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2024/74 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 18.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Op 10 juli 2023 heeft klager een klacht ingediend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over een – volgens klager: vervalst – arrest. 1.2 Klager heeft zich in augustus 2023 tot verweerster gewend voor bijstand. Op 9 augustus 2023 heeft verweerster de opdracht bevestigd en daarbij onder meer geschreven: “Met verwijzing naar onze e-mailcorrespondentie van gisteren bevestig ik hierbij uw opdracht om u bij te staan bij de kwestie met betrekking tot een – volgens u – vervalst arrest van het Hof (…) Zoals besproken zal ik de stukken bestuderen en u van advies voorzien in deze kwestie.” 1.3 Op 10 augustus 2023 heeft verweerster aan klager geschreven dat zij op basis van de ontvangen stukken niet met zekerheid tot de conclusie kan komen dat er een vals arrest is gewezen. 1.4 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder meer geschreven dat hij graag wil dat verweerster een afspraak maakt voor een gesprek met de president van het gerechtshof en mr. D, de voorzitter van de betreffende zitting. Op 11 augustus 2023 heeft klager bericht dat de ontknoping zit in een persoonlijk gesprek met de president en mr. D. 1.5 Op 14 augustus 2023 heeft klager per e-mail aan verweerster bevestigd dat hij wil dat zij een gemotiveerde brief naar de president van het gerechtshof stuurt met het verzoek klager uit te nodigen voor een gesprek met haar en mr. D. 1.6 Op 16 augustus 2023 heeft verweerster – na goedkeuring van klager – een brief naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gestuurd, waarin zij klagers klacht nader uiteen heeft gezet en heeft verzocht om een persoonlijk gesprek met de president en mr. D. 1.7 Op 18 september 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden in het Paleis van Justitie te Arnhem, waarbij klager, vergezeld van een vriend, en verweerster aanwezig waren. 1.8 Op 19 september 2023 heeft verweerster aan klager onder meer geschreven: “Gisteren hebben we een gesprek gevoerd met [O] (werkzaam als voorzitter bij het Hof Arnhem-Leeuwarden) en [mr. D] (de rechter bij het Hof Arnhem-Leeuwarden, tevens de rechter die het arrest heeft gewezen). [O] en [mr. D] hebben beiden bevestigd dat de uitspraak die u heeft en die op rechtspraak.nl is gepubliceerd de daadwerkelijke uitspraak is die gewezen is. [Mr. D] heeft in persoon bevestigd dat hij de uitspraak daadwerkelijk met zijn collega’s – andere rechters – heeft gewezen. U heeft aangegeven dat u dit niet gelooft en dat zij niet de personen zijn wie zij zeggen dat zij zijn. Zelf herken ik [O] van de foto op de website van rechtspraak.nl als voorzitter van het Hof Arnhem-Leeuwarden. [Mr. D] heeft mij zijn beveiligingspas laten zien gisteren, waarop zijn naam is vermeld en ook de foto kwam overeen. Ik heb daarom geen enkele aanwijzing om aan te nemen dat zij zich anders voordoen dan wie zij zijn. Ik zie ook geen andere aanwijzingen of bewijzen om aan te nemen dat er sprake is van een vervalst arrest. (…) Omdat de uitspraak pas op 26 september is gepubliceerd, was deze uitspraak nog niet te zien op rechtspraak.nl, omdat de zoekperiode op een eerdere periode zag.” 1.9 Op 21 september 2023 heeft verweerster de tijdens het gesprek op 18 september 2023 ontvangen brieven naar klager gestuurd. 1.10 Klager heeft er herhaaldelijk op aangedrongen dat verweerster de zaak zou voortzetten, maar verweerster heeft aangegeven dat zij klager niet verder kan helpen. Verweerster heeft op 28 september 2023 aan klager onder meer geschreven: “Het weekoverzicht dat u heeft uitgedraaid ziet op de zoekperiode van 19 september 2022 t/m 25 september 2022, het arrest is gewezen op 26 september 2022 en daarom stond het niet in het overzicht. (…) Als [mr. D] – rechter in deze kwestie – persoonlijk bevestigt, samen met de president van het Hof (…), dat het arrest daadwerkelijk is gewezen door het Hof en wel op de genoemde dag, dan kunnen we zelf heel erg weinig. De punten die u noemt – welke ik overigens ook niet helemaal kan volgen – zijn niet overtuigend, tegenover de verklaring van [mr. D] dat hij het arrest heeft gewezen. Ik heb u zo goed mogelijk geprobeerd te helpen, en zaken proberen uit te leggen en ik kan echt niets meer voor u doen. De dingen die u ziet, ik zie dat niet zo. (…) Ik zeg hierbij de opdracht dan ook op en zal geen werkzaamheden meer uitvoeren. (…) Ik ga vanaf u ook niet meer reageren op uw emails” 1.11 Op 1 oktober 2023 heeft klaagster verweerster gevraagd met wie zij het complot van 18 september 2023 heeft opgezet. 1.12 Op 19 oktober 2023 heeft klager verweerster toestemming verleend om inlichtingen over zijn zaak te verstrekken aan de Wetswinkel. Klager heeft verder in die e-mail onder meer geschreven dat verweerster met haar frauduleuze handelingen de zorgplicht jegens klager heeft geschonden. 1.13 Op 23 oktober 2023 heeft verweerster bevestigd dat zij inlichtingen zal verstrekken aan de Wetswinkel en heeft zij betwist dat zij fraude heeft gepleegd of klager heeft opgelicht. 1.14 Op 11 december 2023 heeft klager verweerster aansprakelijk gesteld. 1.15 Op 22 januari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster heeft haar zorgplicht jegens klager geschonden. Zij heeft zich niet aan de opdracht gehouden, te weten het indienen van een klacht bij de klachtencommissie van het gerechtshof. b) Verweerster heeft klager benadeeld door willens en wetens op te treden als klachtenfunctionaris van haar advocatenkantoor. 2.2 Klager stelt dat hij verweerster had ingehuurd om hem bij te staan in verband met een vervalst arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Verweerster zou met de bewijsstukken de vervalsing van het arrest bewijzen. Zij heeft een persoonlijk gesprek georganiseerd, maar dat werd een opgezet toneel om klager ervan te overtuigen dat het arrest niet is vervalst. Bij het gesprek moest klager diverse trappen oplopen, terwijl hij versleten knieën heeft en zijn vriend hart- en longaandoeningen. Verweerster greep echter niet in. De bij het gesprek aanwezige personen waren niet mw. O en mr. D. Verweerster heeft vergeten een kopie bij haar e-mail te voegen en doet er alles aan om de VvE 75 77 79 de grond in te boren.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De klacht ziet op de kwaliteit van dienstverlening van verweerster. De voorzitter neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat, gezien het bepaalde in artikel 46 van de Advocatenwet, de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:32). Beoordeling 4.2 De klacht ziet met name op de manier waarop verweerster klagers zaak heeft behandeld. Verweerster heeft de opdracht aangenomen om klager bij te staan in de kwestie rondom een (volgens klager: vervalst) arrest van het gerechtshof. Zij heeft zich ook aan die opdracht gehouden. Zij heeft daarover met klager overlegd en op verzoek van klager een persoonlijk gesprek met de president en de behandelend raadsheer geregeld. Dat gesprek was voor klager teleurstellend, maar het is de voorzitter niet gebleken dat verweerster daarvan een verwijt valt te maken. Evenmin is de voorzitter gebleken dat verweersters verdere bijstand van onvoldoende kwaliteit was. Verweerster heeft na het gesprek bij het gerechtshof geconcludeerd dat zij niets meer voor klager kon doen. Klager heeft daarop herhaaldelijk zijn standpunt uiteengezet en aangedrongen op voortzetting van de bijstand. Dat heeft verweerster gemotiveerd geweigerd. Zij heeft uiteindelijk op 28 september 2023 de opdracht opgezegd. Dat stond haar vrij. 4.3 De voorzitter ziet in de overgelegde correspondentie tussen klager en verweerster geen concrete klacht aan het adres van verweerster. Klager heeft herhaaldelijk gemotiveerd zijn standpunt uiteengezet en gevraagd of verweerster de zaak wilde voortzetten. In zijn e-mail van 19 oktober 2023 maakt klager verweerster diverse verwijten, zonder daarbij te benoemen dat sprake zou zijn van een klacht tegen verweerster. Verweerster heeft op die e-mail gereageerd en de door klager gemaakte verwijten betwist. De voorzitter acht het niet onbegrijpelijk dat verweerster klagers e-mails niet als daadwerkelijke klacht heeft opgevat, nu de e-mail grotendeels een herhaling is van eerder door klager ingenomen standpunten. Van het optreden als klachtenfunctionaris in haar eigen zaak is geen sprake. De klachten zijn daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 september 2024.