Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:229

Zaaknummer

240230

Inhoudsindicatie

Artikel 13-beklag. Klager wil in hoger beroep komen tegen het vonnis van de kantonrechter omdat hij een vergoeding wenst van de uren die hij in de procedure heeft gestoken in plaats van een forfaitaire proceskostenvergoeding. Geen redelijke kans van slagen. Deken heeft op goede gronden beslist. Beklag ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 27 augustus 2024 in de zaak 240230      naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:     klager      tegen:     de deken

1    DE PROCEDURE

Bij de deken 1.1    Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. 

1.2    De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 20 augustus 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft.  

Bij het hof 1.3    Klager heeft op 20 augustus 2024 per e-mail een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Het beklag is eveneens per post op 21 augustus 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier: een e-mail van 22 augustus 2024 van de deken met dossierstukken; een e-mail van 23 augustus 2024 van de deken met een verweerschrift met bijlagen.

1.4    Na ontvangst van het verweerschrift van de deken heeft het hof het onderzoek gesloten, omwille van de spoedeisendheid in deze kwestie. Klager verzoekt namelijk om een advocaat aan te wijzen om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis waartegen hoger beroep open staat tot 29 augustus 2024. 

1.5    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier. 

2    FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

2.1    Klager heeft een eigen bedrijf in het maken van systemen die katten binnen een tuin kunnen houden en andere katten uit diezelfde tuin kunnen weren. Klager heeft een geschil met een klant, van wie een kat uit diens tuin is ontsnapt. 

2.2    De klant stelt zich op het standpunt dat klager tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De klant heeft bij de kantonrechter ontbinding van de koop/aanneemovereenkomst van het kattensysteem en ongedaanmaking van de daaruit voortvloeiende verbintenissen gevorderd. In reconventie heeft klager het volgende gevorderd:

“Primair: (…) e. [de klant] betaalt de kosten van deze procedure en de door [klager] afgedwongen salariskosten van [klager] te weten 28 manuur a € 75 excl. btw. De overige extra kosten leg u edelachtbare direct bij [gemachtigde klant] zijnde een bedrag van 15 manuur a € 75 excl. BTW; f. [klager] verzoekt de kantonrechter deze boetes zo helder mogelijk op te leggen om een duidelijk voorbeeld te stellen voor bescherming van het MKB en alle kleinere ondernemers die met maatwerk te maken hebben. [klager] legt de kantonrechter dit verzoek voor op basis van zijn benoeming voor het leven van de titel RI registerinformaticus. (…).”

2.3    Bij vonnis van 29 mei 2024 heeft de kantonrechter de vorderingen van zowel de klant als van klager afgewezen. Verder zijn beide partijen in de eigen proceskosten veroordeeld. Over de vorderingen in reconventie van klager, overweegt de kantonrechter:

“De vordering in reconventie wordt, mede gelet op hetgeen in conventie is geoordeeld, afgewezen. De wet voorziet namelijk niet in de veroordeling van een partij om omstandigheden te erkennen, noch is een grondslag gesteld voor het toekennen van de geëiste boetes, een contactverbod en het opleggen van een verbod aan [de klant] om gedurende de komende 12 maanden negatieve opmerkingen te maken. Daarbij zijn de buitengerechtelijke kosten niet onderbouwd, zodat deze worden afgewezen.”

2.4    Klager wil tegen het vonnis van 29 mei 2024 hoger beroep instellen. Op 8 augustus 2024 heeft klager zich tot de deken gewend met het verzoek om een advocaat aan te wijzen om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 29 mei 2024. Klager wil de “onnodig gemaakte extra kosten” vergoed krijgen.

2.5    De deken heeft op 20 augustus 2024 het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken heeft overwogen dat een hoger beroep tegen de proceskostenveroordeling in het vonnis van 29 mei 2024 kansloos is. De deken motiveert dit besluit als volgt:

“In Nederland wordt in een rechtszaak als deze de in het ongelijk gestelde of anders gezegd de verliezende partij veroordeeld tot betaling aan de andere partij van een forfaitair bedrag aan proceskosten (en niet in de daadwerkelijk gemaakte kosten)”.

3    BEKLAG EN VERWEER

Gronden van het beklag

3.1    Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de overeenkomst afgewezen en geoordeeld dat de klant moet betalen voor het door hem van klager afgenomen maatwerksysteem om katten te weren. Klager omschrijft de rechtszaak als een poging van zijn klant om (alsnog) korting te krijgen voor de geleverde producten en diensten, hetgeen in het midden- en kleinbedrijf vaak voorkomt. Voor klager is het onbegrijpelijk dat er geen advocaat wordt aangewezen om een vergoeding van de werkelijke kosten in rechte af te dwingen.

Verweer

3.2    Het verweer van de deken zal hierna worden besproken waar nodig.

4    BEOORDELING

Toetsingskader

4.1    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Overwegingen hof

4.2    Het hof oordeelt dat het verzoek om aanwijzing van een advocaat op goede gronden is afgewezen. De deken heeft terecht geoordeeld dat het in juridische procedures gebruikelijk is dat een eventuele proceskostenveroordeling geen vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten inhoudt, maar vergoeding van een forfaitair bedrag bij wijze van tegemoetkoming in de kosten. Dit bedrag is ook bedoeld voor de (eigen) tijd die een procespartij in de procedure heeft gestoken, ongeacht of hij eisende of verwerende partij (in conventie) is. 

4.3    De conclusie is dat het hof de beslissing van de deken onderschrijft. Hij wijst daarom het beklag van klager af.

5    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 20 augustus 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant ongegrond. 

Deze beslissing is genomen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2024.

griffier     voorzitter

De beslissing is verzonden op 27 augustus 2024.