Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:204

Zaaknummer

24-115/AL/NN

Inhoudsindicatie

Klacht over de advocaat van de wederpartij van klager. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de grenzen van het betamelijke in haar processtukken in het langjarige familierechtelijk geschil niet overschreden. Niet is gebleken van lasterlijke en onnodig grievende uitlatingen over klager. Verweerster heeft als eerste advocaat van haar cliënte na al die jaren te maken met de zesde advocaat van klager. Dat verweerster uit irritatie daardoor wat scherpere en ietwat sarcastische bewoordingen in haar processtukken gebruikt om het standpunt van haar cliënte kracht bij te zetten ziet de raad dan ook in die context. Klacht is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 26 augustus 2024

in de zaak 24-115/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

gemachtigde:

 

over

 

verweerster

 

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 6 september 2023 is namens klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 19 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2023 KNN019/ 2266195 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 mei 2024. Daarbij waren klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

 

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1 In 2010 zijn klager en zijn echtgenote gescheiden. Afspraken over de gevolgen van de scheiding zijn neergelegd in een convenant en in een drietal vaststellingsovereenkomsten. Over de uitvoering en uitleg van de tussen hen gesloten vaststellingsovereenkomsten in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap hebben zij verschillende procedures gevoerd.

2.2 Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager vanaf het begin bijgestaan. Klager wordt in de meest recente procedure - in hoger beroep - bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.3 Voor zover relevant in deze procedure heeft verweerster in de memorie van antwoord van 28 maart 2023 geschreven:

Punt 8: [Klager] deed om hem moverende redenen al het mogelijke om verkoop van de woning te frustreren. Zo meldde hij tot twee maal toe anoniem bij de politie dat er in de bewuste woning een wietkwekerij aanwezig was. De meldingen waren vals, er was nimmer sprake geweest van een wietkwekerij in dit pand en de politie was steeds welkom zelf onderzoek komen doen.

Punt 11: De als productie 3 overgelegde verklaring van de heer [D] kan [klager] ook nu niet baten. [B] heeft aangenomen dat deze verklaring enkel en alleen tot doel had om verkoop van de woning aan de [straatnaam] tegen te houden. Verwezen wordt opnieuw naar het vonnis van 12 februari 2020. Ook in die procedure kwam [klager] met het sprookje van een potentiële koper die aanzienlijk meer had te bieden maar zich heel bewust pas meldde bij de verkoopmakelaar toen de woning al was verkocht. Deze heer [D] kreeg destijds het nadrukkelijke advies om zich te melden bij de makelaar die de verkoop van de woning aan de [straatnaam] voor zijn rekening nam tegen te houden. De heer [D] weigerde echter zich bij de verkopende makelaar te melden, hetgeen aantoonde dat hij niet werkelijk belangstelling had voor de woning maar enkel handelde in opdracht van [klager] teneinde de indruk te wekken dat een hogere verkoopprijs te behalen viel.

2.4 Voor zover relevant in deze procedure heeft verweerster in de akte uitlaten van 23 mei 2023 in de procedure in hoger beroep geschreven:

Punt 2: [Cliënte] gebruikt deze akte om, na een protest van de zijde van [klager], te nuanceren hetgeen staat vermeld onder kantnummer 8 van de memorie van antwoord. [Cliënte] kan niet bewijzen dat [klager] tot tweemaal toe bij de politie meldde dat er in de woning aan [adres] een wietkwekerij aanwezig was. [Cliënte] vermoedt dat [klager] de meldingen deed omdat [klager] ook degene was die in januari 2018 in een door hem opgestart hoger beroep via de memorie van grieven melding maakte van twee politie-invallen. (…)

Punt 4:Hij schakelde een makelaar in die bereid was om hem te adviseren over de vraagprijs zonder dat deze makelaar de woning had bezocht. Hij schermde met belangstelling voor de woning maar de persoon die zich volgens [klager] bij hem had gemeld als serieuze koper bleek pas bereid om zich bij de verkoopmakelaar, [naam makelaar], te melden nadat bekend was geworden dat er een koopovereenkomst was gesloten. De bewuste persoon heeft nimmer de bedoeling gehad om de woning te kopen, hij was [klager] slechts ter wille met het verstrekken van een schriftelijke verklaring.

 

3. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

in processtukken ernstige beschuldigingen over klager te uiten die lasterlijk en onnodig grievend zijn, waardoor verweerster in strijd met de gedragsregels 7 en 8 heeft gehandeld.

Toelichting: Klager verwijst naar passages zoals opgenomen in de processtukken van verweerster, die zijn weergegeven onder de feiten hiervoor. Naar aanleiding van de ernstige beschuldigingen aan het adres van klager onder punt 8 van de memorie is namens klager aan verweerster gevraagd om daarvan bewijs te leveren of die ongefundeerde beschuldigingen over klager in te trekken. Dat heeft verweerster niet gedaan. Voor klager is de ‘nuancering’ onder punt 2 in de akte uitlaten van verweerster onvoldoende geweest.  

Door klager zijn de volgende uitlatingen van verweerster als lasterlijk en (onnodig) grievend ervaren namelijk de beschuldiging dat hij:

(a) met "het sprookje van een potentiële koper' kwam;

(b) een makelaar inschakelde ‘die bereid was hem te adviseren over een vraagprijs  zonder dat deze makelaar de woning had bezocht’. De door klager aangetrokken makelaar is niet aangezocht omdat hij bereid was te adviseren zonder bezichtiging, maar om te adviseren. De cliënte van verweerster heeft die makelaar de toegang tot de woning ontzegd waardoor uiteindelijk door haar toedoen advisering zonder bezichtiging (geveltaxatie) moest plaatsvinden;

(c) met [D] een soort doorgestoken kaart heeft afgesproken/hem als pseudo-koper heeft ingeschakeld. Iemand die dus volgens verweerster ‘nimmer de bedoeling had' te kopen en ‘weigerde zich bij de verkoopmakelaar te melden’. Die koper meldde zich bij verkoopmakelaar ‘nadat bekend was geworden dat er een koopovereenkomst was gesloten’ dus kennelijk expres te laat. Daarmee was die derde volgens verweerster ‘slechts [klager] ter wille’ met ‘het verstrekken van een schriftelijke verklaring’. Dus kennelijk heeft die derde op verzoek van klager een valse hoedanigheid (van gegadigde koper) aangenomen en een valse verklaring afgelegd die klager in rechte heeft gebruikt.

 

4. VERWEER

4.1 Volgens verweerster wilde klager niet meewerken aan de nakoming van de met zijn ex-echtgenote gesloten vaststellingsovereenkomsten, ondanks rechterlijke uitspraken. Zij staat haar cliënte vanaf het begin bij, terwijl klager inmiddels in de meest recente procedure - in hoger beroep - zijn zesde advocaat heeft. Dat is lastig volgens verweerster omdat elke opvolgend advocaat nieuwe standpunten inneemt wat tot herhaling van zetten leidt. Zij betwist klager in die jaren respectloos te hebben weggezet. Haar cliënte was ervan overtuigd dat klager achter de anonieme meldingen over een wietkwekerij in de woning zat. Haar cliënte vond het belangrijk om dit in de processtukken te vermelden, ook al beschikte zij niet over bewijzen. Op verzoek van klager heeft zij haar in punt 8 in de memorie weergegeven standpunt van haar cliënte in punt 2 in de akte uitlating genuanceerd.

4.2 Verweerster betwist dat zij zich in haar processtukken onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Op grond van de feitelijke gang van zaken, zoals blijkt uit het tussen partijen op 12 februari 2020 gewezen vonnis, en de onschuldige betekenis van het woord sprookje valt voor verweerster niet in te zien wat grievend zou zijn aan haar uitlating over ‘het sprookje van een potentiële koper’. De door klager aangezochte makelaar heeft een geveltaxatie van de woning uitgevoerd en heeft klager op basis daarvan geadviseerd. Dat was een feitelijke constatering. Volgens haar cliënte heeft de heer D nooit daadwerkelijk de intentie gehad om de woning te kopen, daar wist volgens haar cliënte zelfs diens echtgenote niets vanaf. Dit standpunt van haar cliënte over de pseudokoper wordt onderbouwd in de over de verkoop van de woning gevoerde e-mailwisseling. Dat klager haar uitlatingen op dat punt als onwenselijk en grievend heeft ervaren, kan verweerster tuchtrechtrechtelijk echter niet worden aangerekend.

 

5. BEOORDELING

Maatstaf

5.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.

5.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.3 De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Beoordeling klacht

5.4 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster niet de grenzen overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klager gehandeld. De raad overweegt daarover als volgt.

5.5 Verweerster heeft als partijdige belangenbehartiger namens haar cliënte de gewraakte uitlatingen gedaan. Dat zij daarin feitelijke onjuistheden heeft vermeld, terwijl zij dat wist of kon weten, heeft verweerster betwist en is de raad ook uit de stukken niet gebleken. Verweerster heeft, naar aanleiding van het uitdrukkelijke bezwaar van klager over hetgeen zij in punt 8 van de memorie van antwoord heeft gesteld, alsnog in punt 2 van de akte uitlaten op punt 8 een nuancering aangebracht. Naar het oordeel van de raad kon verweerster daarmee volstaan.

5.6 Het is inherent aan het voeren van een procedure dat partijen het niet met elkaar eens zijn en dat de stellingen van de wederpartij worden betwist. De door verweerster gebruikte bewoordingen in haar processtukken, waarover klager zich nu beklaagt, zijn naar het oordeel van de raad in dat kader toegestaan en moeten worden bezien in het licht van en binnen de context van het al jaren gevoerde debat en de vele procedures die hieromtrent tussen partijen spelen. Daarbij heeft verweerster als eerste advocaat van haar cliënte na al die jaren te maken met de zesde advocaat van klager. Dat verweerster uit irritatie daardoor wat scherpere en ietwat sarcastische bewoordingen in haar processtukken gebruikt om het standpunt van haar cliënte kracht bij te zetten ziet de raad dan ook in die context.

5.7 Het enkele feit dat de door verweerster gedane uitlatingen door klager als grievend zijn ervaren betekent nog niet dat die uitlatingen ook onnodig waren. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad voldoende toegelicht dat en waarom zij vond dat zij de gewraakte bewoordingen in de processtukken in het belang van haar cliënte zo moest gebruiken. Naar het oordeel van de raad heeft zij daarmee niet de grenzen van het betamelijke overschreden.

5.8 Nu op grond van het vorenstaande van een tuchtrechtelijk handelen door verweerster geen sprake is, zal de raad de klacht ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. M.H. Pluymen en S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2024.

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 26 augustus 2024