Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-08-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:203
Zaaknummer
230283
Inhoudsindicatie
Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad verkort.
Uitspraak
Beslissing van 2 augustus 2024 in de zaak 230283
naar aanleiding van het hoger beroep van:
(…) B.V, tevens handelend onder de naam (…)-Care
Klaagster
bestuurders: (…) H(…) en (…) K(…)
tegen:
verweerder
1 INLEIDING
1.1 Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat. Klaagster heeft verweerder benaderd met het verzoek om klaagster bij te staan in een geschil tussen klaagster en zorgverzekeraar Zilveren Kruis (hierna verder: ZK) naar aanleiding van een boekenonderzoek in 2017. Verweerder heeft deze opdracht samen met zijn kantoorgenote mr. B. uitgevoerd, waarbij mr. B. de feitelijke behandelaar was en verweerder slechts op de achtergrond betrokken. In de loop van 2021 is er nog een (nieuwe) discussie over de overschrijding van het omzetplafond in 2019 bij gekomen. Volgens klaagster is de zaak niet voortvarend opgepakt – verweerder en mr. B. zouden de zaak hebben onderschat - en heeft ZK niet mee willen werken aan een regeling. Daarnaast voelt klaagster zich onheus bejegend door verweerder, omdat hij zich op ongepaste wijze zou hebben uitgelaten tegenover haar.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klaagsters in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 22-902/AL/GLD) een beslissing gewezen op 7 augustus 2023. In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2023:201 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 6 september 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof: ⦁ de stukken van de raad; ⦁ het verweerschrift van 21 november 2023. ⦁ de e-mailwisseling tussen partijen over het verplaatsen van het tijdstip van de zitting. 2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 29 april 2024. Daar zijn de bestuurders van klaagster en verweerder verschenen. De bestuurders hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 De heer H(…) (“H(…)”) en mevrouw (…) K(…) (“K(…)”) zijn sinds september 2014 aandeelhouders en bestuurders van klaagster (hierna: de bestuurders). 3.3 Klaagster is een zorginstelling die intensieve zorg verleent aan terminale patiënten. 3.4 Op 30 december 2019 hebben de bestuurders verweerder benaderd met het verzoek klaagster bij te staan in een geschil tussen klaagster en zorgverzekeraar Zilveren Kruis (hierna verder: ZK) in verband met de resultaten van een materiële controle over het jaar 2017 uit hoofde waarvan ZK een bedrag van € 400.000,- van klaagster vorderde. 3.5 Verweerder heeft de opdracht van klaagster samen met zijn kantoorgenote mr. B. uitgevoerd. Mr. B. - die op dat moment nog advocaat-stagiaire was - verrichtte de meeste feitelijke werkzaamheden en deed dat onder verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder heeft hierover het één en ander in zijn opdrachtbevestiging aan klaagster opgenomen en daarin ook verschillende uurtarieven vermeld. 3.6 In de tweede helft van 2020 is mr. B. met zwangerschapsverlof gegaan. 3.7 Op 21 februari 2021 heeft via Teams een overleg plaatsgevonden tussen de bestuurders, mr. B. en verweerder. 3.8 Op 13 juli 2021 heeft via Teams een overleg plaatsgevonden tussen ZK, mr. B. en de bestuurders. Het doel van het overleg was om te bezien of er tot een regeling kon worden gekomen. 3.9 Bij e-mail van 27 september 2021 heeft ZK aan mr. B. laten weten haar vordering op klaagster te handhaven. Daarop hebben mr. B. en verweerder op 29 november 2021 een uitgebreide reactie aan ZK gezonden, waarin de vordering namens klaagster gemotiveerd werd betwist. Deze brief is eerst in concept aan de bestuurders voorgelegd. 3.10 In de loop van 2021 ontstond tussen klaagster en ZK een discussie over de overschrijding van het omzetplafond in 2019, op grond waarvan ZK ruim € 250.000,- terugvorderde. Ook over deze kwestie hebben verweerder en mr. B. op verzoek van de bestuurders van klaagster met ZK gecorrespondeerd. 3.11 Per e-mail van 5 januari 2022 heeft ZK mr. B. uitgenodigd om uiterlijk 24 januari 2022 namens klaagster met een voorstel te komen voor een oplossing om uit de impasse te geraken. Deze e-mail heeft mr. B. per abuis over het hoofd gezien. 3.12 Op 31 januari 2022 hebben de bestuurders aan verweerder het volgende geschreven. Resumerend kunnen wij stellen dat de behandeling van onze zaak door [mr. B.] in geen enkel geval geleid heeft tot een feitelijke oplossing. MHC is in een uitzichtloze positie geraakt en uitgehold door een advocaten gevecht. Wij zijn nu precies 24 maanden verder, veel kosten gemaakt veel tijd geïnvesteerd om de zaak uit te leggen aan [mr. B.] en tot nu toe geen enkele progressie geboekt. Dit is de rede dat wij de twee laatste facturen niet voldaan hebben. Wij beschouwen deze brief dan ook als een klacht en daarbij is het vertrouwen in [mr. B] tot het nulpunt gezakt, zeker naar aanleiding van de misser op 5 januari jl. 3.13 Verweerder heeft daarop per e-mail van 31 januari 2022 als volgt gereageerd: Jullie brief heb ik in goede orde ontvangen. Zoals jullie weten is [mr. B.] deze week met vakantie. Ik zal daarom even wachten totdat zij weer terug is en ik haar gesproken heb, voordat ik er bij jullie op terugkom. 3.14 Op 21 februari 2022 heeft via Teams een gesprek plaatsgevonden tussen de bestuurders, mr. B. en verweerder. Tijdens dit gesprek is gesproken over de juridische positie van klaagster ten opzichte van ZK in de beide lopende kwesties, over de haalbaarheid van eventuele procedures, over het feit dat de administratie van klaagster van groot belang was voor de positie van klaagster in de zaak over de materiële controle en over de openstaande declaraties. 3.15 Per aangetekende brief van 2 maart 2022 hebben de bestuurders aan de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder onder meer het volgende bericht: Naar aanleiding van ons laatste telefoongesprek, via teamviewer, met onze advocate [mr. B.] en [verweerder] deel ik u het volgende mede. Sinds het eerste telefoongesprek met [verweerder] in december 2019, waarin ik om rechtshulp vroeg in de afhandeling van een materiële controle over 2017 door het Zilveren Kruis met een terugvordering van 380 K, zijn wij doorverwezen naar [mr. B.] als onze behandelaar/specialist. Tot op de dag van vandaag heeft zij deze zaak en een tweede zaak hieraan gelinkt in behandeling en tracht zij met het [ZK] een dialoog aan te gaan met als doel aanzienlijke vermindering van de 1e terugvordering te komen en een volledige terugvordering van de 2e z.g.n budgetoverschrijding van 250 K over 2019. Zij heeft diverse brieven, rapellen telefoongespreken en een presentatie gevoerd. Inmiddels staat de teller bij [het advocatenkantoor] op 25 K. Met name de laatste twee brieven van [mr. B.] aan ZK en de stoïcijnse beantwoording of juist geen beantwoording door ZK, hebben ertoe geleid dat wij de laatste twee facturen niet hebben voldaan en een klachtenbrief via de mail hebben geschreven naar [verweerder] de verantwoordelijke vennoot van [mr. B.]. Op deze mail is een team viewer gesprek gearrangeerd wat tot doel had, na later bleek voor [verweerder], dat het over de onbetaalde facturen zou gaan. [Verweerder] geeft aan dat hij weinig tijd heeft want er zijn nog twee belangrijke zaken die hij moet doen. (afspraak was twee weken van te voren ingepland door de secretaresse) [Verweerder] was zeer kort over de facturen: ‘’er is voorgewerkt dus er moet betaald worden”. Dit lijkt ons niet logisch als er 5 K in rekening wordt gebracht voor een brief aan ZK tot op de dag van vandaag niet beantwoord heeft. Ook deelde [verweerder] mede dat het ongebruikelijk is bij [het advocatenkantoor] om klachten via de mail te doen en kregen wij het dwingende verzoek dit voortaan via de telefoon af te handelen. Onze insteek van het gesprek was dat er wederom stoïcijns dan wel niet was gereageerd door ZK, waarbij notabene de twee verschillende zaken bewust samengevoegd waren door ZK met als voorstel om uit de impasse te komen “ doe maar een redelijke voorstel”. Om niet nog verder in het oerwoud van vage toezeggingen en harde feiten te verdwalen en duizenden euro’s aan advocaatkosten verder, wensen wij een opstelling van onze advocaat die hout snijdt en niet de opmerking van een onderuitgezakte [verweerder.] “jullie administratie is niet op orde ‘’, ‘’ik zeg niet dat jullie de boel geflest hebben’’, ‘’maar jullie moeten gewoon betalen. !!!’’ [Verweerder] weet dit te verkondigen, met zijn kat strelend op zijn schoot, na twee jaar [mr. B.] met de zaak te laten aanmodderen, zonder feitelijk de dossiers door hem inhoudelijk te hebben ingezien, dit te beweren, in tegenstelling tot [mr. B.] die een andere mening is toegedaan, na uiteindelijk fysieke inzage van onze dossiers. Lees brief van [mr. B.] in oktober aan ZK. Wij merken op dat de manier waarop [verweerder] zich presenteerde, zeer ongepast, respectloos en niet zakelijk was. Hij sloot af met dat hij ons echt wel aardig vindt en dat als wij alsnog iets goeds konden aanleveren, de zaken er misschien wel weer heel anders uit kunnen gaan zien. Ook een inschatting van prijsopgave voor opnieuw een onderhandeling met ZK, is niet mogelijk voor [verweerder], “Je weet nooit hoelang dat duurt”. 3.16 Per e-mail van 3 maart 2022 heeft K(...) aan mr. B. het volgende geschreven: Wij hebben een antwoord voor ZK. 1. De vermeende budget overschrijding in 2019 gaat van tafel. Er is geen enkele aanneembare reden dat dit heeft plaats gevonden. Hetgeen door [mr. B.] is onderbouwd en gemotiveerd in haar correspondentie hierover. 2 De maximale uren boven 16 uur in de 14 gecontroleerde dossiers van de materiële controle over 2017 worden terug betaald met een betaalregeling. Het zoekgeraakte dossier dat geheel is gereconstrueerd wordt geaccepteerd en gaat uit de terugvordering. 3 De aangekondigde materiele controles over 2018,2019,2020,2021 door [R.] blijven achterwege zijn niet conform de regelgeving daaromtrent. 4 De eis van 1 “terminale” client per postcode komt te vervallen in het contract van 2022 wat aanleiding zou zijn als deze productie-eis niet gehaald word dat dan er geen contract wordt aangeboden voor 2023. De nog niet betaalde facturen zijn wij nog aan het bestuderen en komen wij aanstaande week op terug.” 3.17 In reactie op deze e-mail heeft mr B. per e-mail van dezelfde datum aan K(...) bericht in afwachting van de behandeling van de klacht de werkzaamheden te staken. 3.18 Bij brief van 16 maart 2022 aan de klachtenfunctionaris hebben verweerder en mr. B. op de klachtbrief gereageerd en daarin tevens aangegeven te moeten vaststellen dat er vanuit de bestuurders onvoldoende vertrouwen was in hen als hun advocaten waardoor het voor hen onvermijdelijk was de advocaat-cliëntrelatie te beëindigen. 3.19 Op 17 maart 2022 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de klachtenfunctionaris en de bestuurders. In dit telefoongesprek hebben zij de klachtenfunctionaris gevraagd te bemiddelen zodat verweerder en mr. B. hun werkzaamheden voor klaagster weer konden voortzetten. Er heeft geen bemiddelingspoging plaatsgevonden. 3.20 Bij brief van 30 maart 2022 aan de bestuurders heeft de klachtenfunctionaris toegelicht waarom een bemiddelingspoging zinloos was en heeft hij zijn visie op de klacht(en) kenbaar gemaakt. In die brief heeft hij het volgende geconcludeerd: 3.1 Naar mijn mening is het onvermijdelijk dat de advocaat-cliëntrelatie eindigt en dat [het advocatenkantoor] haar werkzaamheden voor MHC-Care B.V. beëindigt. [Verweerder] zal u daarover verder informeren. [Verweerder] zal u ook berichten over de openstaande declaraties die u naar mijn mening zult moeten betalen. 3.2 Ik vind het oprecht jammer dat u ontevreden bent over de adviezen van [mr. B.] en de wijze waarop zij uw belangen heeft behartigd maar als ik objectief naar uw zaken kijk is dat naar mijn overtuiging onterecht. Met de conclusie dat uw klachten (met uitzondering van uw klacht over de te laat doorgestuurde reactie van [(ZK)] naar mijn oordeel ongegrond zijn sluit ik de klachtenbehandeling af. 3.21 Per 1 april 2022 heeft mr. B. zich als advocaat uitgeschreven van het tableau en sinds die datum vervult zij een andere functie binnen het kantoor van verweerder. Dit is na 17 maart 2022 aan klaagster medegedeeld. 3.22 Op 26 april 2022 heeft klaagster een klacht over verweerder ingediend bij de deken. 4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) de geschillen met het ZK niet voortvarend te beslechten en de geschillen te onderschatten; Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klaagster dat mr. B. 36 maanden lang tevergeefs bezig is geweest om schot in de zaak te krijgen. Verweerder heeft haar aan het lijntje gehouden en nam soms andere standpunten in dan mr. B. b) zich tijdens het online gesprek op 21 februari 2021 ongepast uit te laten; Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klaagster dat verweerder tijdens het online overleg op 21 februari 2021 onder meer heeft gezegd: “Er is geen zaak, jullie moeten gewoon betalen en wij zeggen niet dat jullie de boel hebben geflest.” c) nadat de klacht aan hem kenbaar was gemaakt, mede te delen dat mr. B. niet meer werkzaam was als advocaat. Ter toelichting op klachtonderdeel c) stelt klaagster dat mr. B. anderhalf jaar lang intensief contact heeft gehad met de bestuurders maar niet uit zichzelf aan hen heeft verteld dat zij niet meer werkzaam was / zou zijn als advocaat.
5 BEOORDELING RAAD
Ten aanzien van klachtonderdeel a)
5.1 De raad heeft klachtonderdeel a) ongegrond verklaard nu dit klachtonderdeel ziet op het handelen van mr. B. terwijl de klacht zich richt tegen verweerder. De raad overweegt verder dat gesteld noch gebleken is dat klaagster mr. B. daar tijdens de behandeling van de zaak in de jaren 2019 tot en met 2021 op heeft aangesproken, zodat verweerder van dit verwijt dus niet op de hoogte kon zijn.
Ten aanzien van klachtonderdeel b)
5.2 Nu verweerder betwist dat hij tijdens het Teams-overleg op 21 februari 2021 de door klaagster gestelde uitlatingen heeft gedaan en de raad de juistheid van die verwijten niet kan vaststellen aan de hand van het dossier, is dit klachtonderdeel ook ongegrond verklaard.
Ten aanzien van klachtonderdeel c)
5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c) merkt de raad op dat onduidelijk is wie aan klaagster heeft medegedeeld dat mr. B. vanaf 1 april 2022 niet meer als advocaat werkzaam was. Die vraag kan wat de raad betreft ook in het midden blijven, nu de advocaat-cliënt relatie toen al was beëindigd. Verder merkt de raad op dat voor zover die mededeling niet door mr. B. aan klaagster is gedaan maar door verweerder, niet valt in te zien waarom verweerder daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Het lag immers op de weg van mr. B. klaagster daar zelf van op de hoogte te brengen. De raad acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klaagster
6.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van de raad. Ten aanzien van klachtonderdeel a) voert zij aan dat de raad in haar beoordeling het e-mailverkeer in 2020 niet heeft meegenomen. Klaagster geeft vervolgens een opsomming van gebeurtenissen in de periode 6 april 2020 en 16 maart 2022, waaruit zou blijken dat verweerder bij alle cruciale momenten betrokken is geweest. Ten aanzien van klachtonderdeel b) is klaagster van oordeel dat verweerder liegt. Klaagster meent dat het opvragen van het Teams-gesprek op 21 februari 2020 om 15:00 uur hier meer duidelijkheid over kan geven. Ten aanzien van klachtonderdeel c) merkt klaagster op dat mr. B. op 10 maart 2022 per ongeluk aan haar heeft medegedeeld dat zij haar werkzaamheden had gestaakt.
Verweer verweerder
6.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De strekking van het verweer is – kort weergegeven – dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
7 BEOORDELING HOF
Omvang hoger beroep
7.1 De bestuurders hebben in hoger beroep gronden aangevoerd die zien op de kwaliteit van de verrichte dienstverlening door verweerder, terwijl de onderhavige werkzaamheden hoofdzakelijk door mr. B. zijn verricht. Dit betreft een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht. Tijdens de behandeling in eerste aanleg heeft de raad, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal, de klacht zoals omschreven door de deken aan partijen voorgehouden en hebben de bestuurders ingestemd met de omschrijving van die klacht. Het hof is bij de beoordeling van (de omvang van) de klacht in hoger beroep aan die omschrijving gehouden, op grond van de wet en de daarop gebaseerde vaste jurisprudentie kan de klacht bij het Hof niet (meer) worden uitgebreid. Dit brengt met zich mee dat klagers in zoverre niet-ontvankelijk zijn in hun beroep.
Maatstaf
7.2 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Overwegingen hof
7.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad nu klaagster geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die hiertoe zouden nopen, dan wel bij het hof tot nieuwe inzichten hebben geleid. Het hof acht de beslissing van de raad voldoende gemotiveerd en sluit zich hierbij aan. In aanvulling hierop merkt het hof op dat het enkele feit dat klaagster ontevreden is over de uitkomst van de zaak, nu ZK in de onderliggende procedure voet bij stuk bleef houden waardoor het niet mogelijk bleek om tot een regeling te komen, nog niet betekent dat verweerder hiervan een verwijt kan worden gemaakt.
Slotsom
7.4 De beroepsgronden van klaagster falen. Het hof zal de beslissing van de raad bekrachtigen.
8 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 7 augustus 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 22-902/AL/GLD.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. R. Verkijk en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 2 augustus 2024.