Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-07-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:179

Zaaknummer

24-149/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Klager klaagt (onder meer) over het feit dat verweerder niet transparant zou zijn geweest over de hoedanigheid waarin hij is opgetreden. De raad is van oordeel dat verweerder gelet op de genoemde omstandigheden wel in strijd met de letter van gedragsregel 9 heeft gehandeld, maar dat hij niet onbetamelijk heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en dat zijn handelen daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad zal dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem‑Leeuwarden

van 29 juli 2024

in de zaak 24-149/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over

 

verweerder

gemachtigde: 

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDUREN 

1.1 Op 31 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 28 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22/136 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 april 2024. Daarbij waren klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.

 

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen uit van de volgende feiten.

2.1 [D] (hierna: [D]) is een onderneming die zich bezig hield met het begeleiden en realiseren van projecten op het gebied van duurzaamheid, met name het aanbrengen van zonnepanelen bij zakelijke klanten.

2.2 Klager en de heer [F] (hierna: [F]) waren gezamenlijk bestuurder van [D].

2.3 Op 15 juni 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van een klant van [D]([H]) om de problemen in de samenwerking met [H] te bespreken. Tijdens dit gesprek waren klager, verweerder en [F] aanwezig.

2.4 Voorafgaand aan dit gesprek is er op 14 juni 2022 WhatsAppcontact geweest tussen klager en verweerder:

[14:39, 14-06-2022] [E] : Hi [W], jij bent er morgen bij? is eigenlijk wel nodig voor het beste restultaat! Hgr. [E]

[14:40, 14-06-2022] [W] : Jazeker. Heb ik ook bij [F] van [H] aangegeven

[14:50, 14-06-2022] [E] : Top. Jouw tekstblok ga ik verder in de middag doorzetten naar [H], tot morgen! 

[14:50, 14-06-2022] [W] : Top. Kijk ff goed naar zinsbouw spelling etc

[14:51, 14-06-2022] [E] : Doe ik!

[09:21, 21-06-2022] [E] : [W], bel je me ff terug? Hgr. [E]. 

2.5 Ter voorbereiding op het gesprek bij [H] heeft er een Teams-gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerder en [F]. Tijdens dat gesprek bevond [F] zich op het kantoor van verweerder.

2.6 Na het gesprek bij [H] is [F] in juni 2022 uitgetreden bij [D] waardoor klager als enig bestuurder van [D] overbleef.

2.7 In de periode van juni tot augustus 2022 hebben klager en verweerder e-mailcontact met elkaar gehad.

2.8 Op 29 juni 2022 om 12.07 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

Beste [W], Inmiddels sprak ik [F] en probeerde ik je te bellen. Om kort te gaan: [F] heeft ontslag genomen als bestuurder van [D] en is inmiddels als bestuurder uitgeschreven bij de KvK. (…) Dit betekent, dat jij ni als enig bestuurder van [D] de handen vrij hebt om de kwestie met [H] af te wikkelen en dat jij dat niet meer samen met [F] hoeft te doen. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat je de ingezette lijn blijft volgen: schadebeperkend handelen en [X] de opdracht op regiebasis gunnen. Formeel komt mijn rol hiermee ten einde, maar ik zou het op prijs stellen als je me nog even laat weten hoe dit afloopt.

2.9 Op 21 juli 2022 heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:

Jouw rol bij [H] was toch namens [D]? Of zat dat anders? Aan wie heb je de uren gefactureerd? Ik heb daar niets van gezien”

2.10 Diezelfde dag heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:

Dag [E], Graag nog antwoord op mijn vragen, die had ik nog gemist:

Jouw rol bij [H] was toch namens [D] Of zat dat anders? Aan wie heb je de uren gefactureerd? Ik heb daar niets van gezien”

2.11 Op 22 juli 2022 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

Beste [W], [F] heeft mij gevraagd om de zaak op te pakken toen hij doorkreeg dat er boetes vervielen. Dat heeft hij mij gevraagd ter beperking van zijn persoonlijke risico’s als bestuurder van [D].Zijn persoonlijke belang liep en loopt volledig parallel aan jouw belang als bestuurder van [D] en het belang van [D] zelf. [F] is van mening dat mijn facturen door [D] betaald moeten worden. Die heb ik vooralsnog aan [F] gericht, hij gaat deze doorbelasten.”

2.12 Op 15 augustus 2022 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

Beste [W], [F] heeft mij gevraagd om de zaak tegen [H] op te pakken ter beperking van zijn persoonlijke risico’s als bestuurder. Zijn persoonlijke belang liep en loopt daarbij volledig parallel aan jouw belang als bestuurder en het belang van [D]  Ik ben evenwel opdrachtnemen van [F], reden waarom [D]van mij geen opdrachtbevestiging en geen facturen heeft ontvangen. Overigens is [F] van mening dat mijn facturen aan hem door [D] betaald moeten worden, reden waarom hij deze doorbelast. Je mag uiteraard een klacht tegen mij indienen, maar weet dat ik geen opdracht van [D] heb aanvaard. dat kon ook niet, want [F] was niet alleen bevoegd.

2.13 Diezelfde dag heeft klager heeft volgende aan verweerder geschreven:

Ik vind dit een zeer opmerkelijk antwoord. Jij meldt mij dat je [D] hebt vertegenwoordigd om de persoonlijke aansprakelijkheid van [F] te beperken en die zou volledig parrallel lopen met mijn (beperking van) aansprakelijkheid. Dat deel had je me al verteld. De vorige keer emailde je mij dat alle facturen aan [F] gestuurd zijn en dat hij ze zou voldoen. Nu worden ze toch weer doorbelast aan [D]? Het wordt elke keer anders. Jij hebt ons samen vertegenwoordigd namens [D] bij [H]en die belangen lopen volledig parrallel volgens jou. [F]geeft aan dat je voorafgaand aan dit proces aan mij een brief hebt gestuurd. Daar wil ik graag een kopie van ontvangen. Spoedig, deze week.  Daarna heeft [F] zich terug getrokken als bestuuder zonder mij ook maar op enige manier in te lichten en dat verhaal wordt door jou richting onze leverancier(s) dan wel onderaannemer(s) dan wel opdrachtgevers ondersteunt (jij ontkent dat, ik heb daar bewijs van). Op dat moment lopen onze belangen niet meer parrallel en op dat moment zou je mij moeten informeren dat [F] er uit is gestapt en dat je hem dus vertegenwoordigd en mij niet (meer?!?). (…).

2.14 Op 31 oktober 2022 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten Gelderland.

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) niet transparant te zijn over de hoedanigheid waarin hij optrad;

b) mee te werken aan het verhullen van de waarheid voor de curator en in strijd met de  waarheid te verklaren.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

Maatstaf

5.1 De tuchtrechter moet bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.  Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets. 

Klachtonderdeel a)

5.2 Gedragsregel 9 bepaalt dat een advocaat tegenover zijn client en in zijn contact met derden ervoor zorg moet dragen dat er geen misverstand kan bestaan over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt.

5.3 De raad kan zich voorstellen dat vanwege de informele manier van communiceren door verweerder in de richting van klager, het bij klager niet altijd geheel duidelijk is geweest voor wie verweerder is opgetreden. Die onduidelijkheid kan zijn vergroot doordat verweerder klager heeft uitgenodigd om bij een gesprek aanwezig te zijn. Verder heeft verweerder alleen in een eerder gesprek - waarbij klager niet aanwezig was - expliciet aangegeven dat hij voor (alleen) [F] optrad. De raad is van oordeel dat verweerder hierover in de richting van klager duidelijker had kunnen en moeten communiceren. De raad overweegt echter ook dat niet is gebleken dat verweerder bewust onduidelijk over zijn hoedanigheid is geweest. Verweerder heeft bijvoorbeeld alleen aan [F] en niet aan klager of aan [D] een opdrachtbevestiging en declaraties gestuurd. Van belang is verder dat de bij klager ontstane onduidelijkheid over de rol van verweerder slechts van kort duur is geweest en het de raad bovendien niet is gebleken dat klager hierdoor in een belang is geschaad.

5.4 Gelet op de genoemde omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder in deze zaak wel in strijd met de letter van gedragsregel 9 heeft gehandeld, maar dat hij niet onbetamelijk heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en dat zijn handelen daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad zal dit klachtonderdeel daarom ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel b)

5.5 Klager verwijt verweerder ook dat hij in zijn communicatie met de curator in strijd met de waarheid heeft verklaard, onder meer over een akte van geldlening. Nu klager deze stelling niet met bescheiden heeft onderbouwd en verweerder dit verwijt gemotiveerd heeft betwist, is niet komen vast te staan dat de informatie die verweerder aan de curator heeft verstrekt onjuist is, laat staan dat verweerder wist dan wel had moeten weten dat die informatie onjuist zou zijn. Dat betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing, Y.M. Nijhuis, A.W. Siebenga, M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.

Griffier                                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden: 29 juli 2024